Direct naar artikelinhoud
InterviewShai Schellekes

Die man daar op de foto uit Auschwitz, dat is mijn vader

Auschwitz, zomer 1944. De tweede man van links in het gestreepte pak van een gevangene is door zijn zoon Shai herkend als Maurice Schellekes.Beeld United States Holocaust Memorial Museum/Yad Vashem

In januari zag Shai Schellekes in de Volkskrant voor het eerst de foto van zijn vader in Auschwitz: Maurice Schellekes, overlevende van het ‘Arschloch van de wereld’. Een herinnering die generaties lang pijn doet. 

Het was ‘een grote schok’, vertelt Shai Schellekes (62), psychoanalyticus in een plaatsje niet ver van Tel Aviv, om afgelopen januari pas voor het eerst de foto te zien uit Auschwitz waarop zijn vader figureert. De foto toont het danteske tafereel van de selectie op het rangeerterrein voor het vernietigingskamp in Polen. Honderden Joodse vrouwen, kinderen en oude mannen, zojuist gearriveerd uit Hongarije, drommen in de zomerhitte van 1944 aan één kant, ze gaan rechtstreeks naar de gaskamers. Een kleinere afgezonderde groep mannen is sterk genoeg bevonden dwangarbeid te verrichten. Zij worden, meestal voor even, gespaard.

Wilt u dit artikel liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.

Shais vader, Maurice Schellekes, staat links op de foto, een rijzige man in zijn gestreepte kampuniform, geflankeerd door drie medegevangenen – twee van hen zijn net als Maurice geïdentificeerd als Nederlander. Maurice is de tweede van links. ‘Hij ziet er moe, kwaad en gedeprimeerd uit’, zegt Shai.’ Ongelooflijk’ en ‘ontroerend’ zijn de spaarzame woorden waarmee hij zijn gevoel beschrijft toen hij zijn vader op die onbekende foto herkende. En: ‘Het is zo belangrijk dát hij wordt genoemd.’

35 kilo

De Joodse Maurice Schellekes leefde als gevangene van 1942 tot januari 1945 in Auschwitz. Hij overleefde niet alleen ruim twee jaar het ‘Arschloch van de wereld’, zoals hij het concentratiekamp noemde, maar ook de dodenmarsen waarbij de spaarzame overlevenden van de kampen, toen de Russen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog oprukten, door de nazi’s naar elders werden gedwongen. 

Wie viel of trachtte te vluchten werd ter plekke doodgeschoten. Toen Maurice in mei 1945 in een Oostenrijks kamp door de Amerikanen werd bevrijd, woog hij 35 kilo. ‘Pa zei altijd: die laatste maanden waren het zwaarst. Er was werkelijk niets meer te eten of te drinken. Ik kon niet meer staan en niet meer praten. Oude kennissen herkenden me niet en ik kon niet zeggen wie ik was. Het had niet één dag langer meer moeten duren.’

Zeldzaamheid

Zoon Shai kreeg eind januari het artikel gemaild dat ik in de Volkskrant had geschreven over het boek De Jodenvervolging in foto’s, Nederland 1940-1945, samengesteld door de historici René Kok en Erik Somers. Het tweetal, verbonden aan het instituut voor oorlogsdocumentatie en Holocauststudies Niod, vertelde dat de foto met Schellekes een zeldzaamheid is, omdat het de enige bekende foto is die geïdentificeerde Nederlandse Joden in Auschwitz toont. Waarmee de foto voor de geschiedschrijving over de Holocaust van iconische waarde is.

Shai SchellekesBeeld Arno Haijtema

Shai ging ermee akkoord dat ik hem zou interviewen. Hij vertelde over het lot van zijn vader Maurice, zijn moeder Florence en hemzelf, die de littekens van de Jodenvervolging dagelijks met zich meedraagt. En zo zit ik eind maart in de woonkamer van de familie Schellekes in Petah Tikwa, met voor me het dikke fotoboek in zwart-wit. Enigszins beschroomd, want die honderden foto’s over de Jodenvervolging vormen een beladen getuigenis.

Indrukwekkende beschrijving

Voordat we elkaar ontmoetten in Israël, had Shai – ernstig, precies formulerend, weinig emoties verradend – me de getuigenis toegestuurd die zijn vader in 1981 had opgesteld voor het Israëlische Holocaust-herdenkingsmuseum Yad Vashem. Het is een indrukwekkende beschrijving van leven en sterven in Auschwitz.

Maurice Schellekes, voor de oorlog nog Schellevis geheten, werd in augustus 1942 opgepakt. Hij was het werkkamp Kremboong in Drenthe ontvlucht, toen het gerucht ging dat de Joodse tewerkgestelden naar het doorvoerkamp Westerbork zouden worden overgebracht. Hij dook onder in Amsterdam, maar werd gesnapt toen hij – ‘hij was ijdel en verzorgde zichzelf goed’, zegt Shai – scheermesjes ging kopen. Hij kwam alsnog in Westerbork terecht en werd per trein gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau.

Maurice Schellekes na de bevrijding als interim-burgemeester in het Zuid-Duitse Riederau am Ammersee.Beeld Privéarchief

Aanvankelijk moest Schellekes als lid van een zogenoemd Sonderkommando doden afvoeren naar massagraven, voordat de nazi’s crematoria in gebruik namen om hun slachtoffers te verbranden. Met een medegevangene droeg hij één dode tegelijk naar de kuil. Tot een kampcommandant bepaalde dat het efficiënter kon: een gevangene moest een lijk per keer torsen, op zijn schouders.

Later zou Maurice deel uitmaken van het zogenoemde Kanada-Kommando, op het selectieterrein belast met het afnemen van bagage van de gedeporteerden. Voedsel, kleding, sieraden en andere kostbaarheden werden ingenomen om door het commando te worden gesorteerd. Bont, meegenomen ter bescherming tegen de snijdende winterkou, kon door de nazi’s worden doorverkocht, net als de kostbaarheden van de gedeporteerden – verhoopt laatste redmiddel.

Kwaad

De foto waarop Maurice staat, is van die periode in het Kanada-Kommando. Shai: ‘Mijn vader maakte zich kwaad bij de vaak gehoorde opmerking dat de leden van die groep het beter hadden dan anderen, omdat ze inderdaad van het voedsel mochten pakken dat de gedeporteerden bij zich hadden. Maar vergeet niet dat het Kanada-Kommando, net als de Sonderkommando’s, na verloop van tijd vrijwel altijd werd vermoord en vervangen, omdat de leden te veel wisten van de massavernietigingen.’

Dat zijn vader talloze malen in Auschwitz, in omstandigheden waar een mensenleven voor de nazi’s geen enkele waarde had, aan de vernietigingsdood wist te ontkomen, had volgens Shai meerdere redenen. ‘Hij heeft het gered door heel veel kracht en intelligentie. Hij zei altijd dat hij Auschwitz heeft overleefd omdat hij zo kwaad was. Kwaad, dat ze ons hebben verneukt, dat we zo naïef zijn geweest om in de val te lopen.’ In het kamp wist hij wie gevaarlijk was en bij wie je uit de buurt moest blijven. Hij had een sterke intuïtie. Maar bovenal heeft hij natuurlijk geluk gehad.’

Ontspanning in het Drentse kamp Kremboong, waar Maurice Schellekes dwangarbeid verrichtte voor hij werd gedeporteerd naar Auschwitz.Beeld Privéarchief

Gentleman

‘Een keer had iemand aan de nazi’s verraden dat er sieraden uit het kamp werden gesmokkeld. Dat gebeurde om ze te ruilen voor medicijnen. Mijn vader werd opgetrommeld, hij had een diamant uit de bagage verstopt in een schoen. ‘Uittrekken’, kreeg hij te horen. Wat deed hij? Hij trok eerst de schoen uit waarin de diamant verborgen was, juist tegenovergesteld aan wat ieder ander zou doen. Zei de nazi (Shai spreekt op snauwtoon): ‘Nee, die andere!’ Waarin natuurlijk niets werd gevonden.’

Er wordt wel beweerd dat de gevangene die de hel van Auschwitz kon overleven zelf zijn ziel aan de duivel moest hebben verkocht. Niet waar, zegt Shai. ‘Mensen die mijn vader daar hebben meegemaakt, zeiden dat hij ‘ook in het kamp een gentleman is gebleven’. Hij versneed bontjassen, zodat ze niet door de nazi’s verkocht konden worden. Smokkelde medicijnen, hielp mensen die hij niet kende om aan de selectie voor de gaskamers te ontkomen.’

Zwager

In 1942 ontmoette Maurice in het kamp zijn zwager, de man van zijn zus, van wie hij wist dat ze, net als twee van hun kinderen, al was vermoord – een lot dat ook Maurice’ broer en diens vrouw ondergingen. Een derde kind van zijn zus, een baby die voor transport uit de couveuse was gehaald, was al in de trein gestorven. 

‘Mijn vader wist dat zijn zwager de volgende dag zou worden vermoord. Dat heeft hij niet verteld. De hele nacht hebben ze samen gepraat, en de zwager vroeg of m’n vader wist waar zijn vrouw en kinderen waren. ‘Ja, die zie je morgen terug’, zei hij. Wat had hij anders moeten antwoorden? Je vrouw en kinderen zijn dood en morgen jij ook? Wat moet je als 20-jarige? Mijn vader heeft gezwegen over hun lot en zich daar nooit schuldig over gevoeld. Integendeel, hij was blij dat hij het zo heeft gedaan.’

Maurice Schellekes, kort na de bevrijding in dienst van het Amerikaanse leger als tolk, werkzaam als vertaler bij ondervragingen van Duitse krijgsgevangenen.Beeld Privéarchief

Gestolen familiebezittingen

Nadat Schellekes het dagelijkse levensgevaar in Auschwitz, de dodenmarsen en het kamp in het Oostenrijkse Ebensee had doorstaan, werd hij bevrijd door de Amerikanen en keerde zijn lot. Maurice, die zijn talen sprak, werd in dienst genomen door de Amerikanen om als tolk te dienen bij het verhoor van krijgsgevangenen. Shai: ‘Hij had een vrij goed leven en sterkte aan. Werd een keer beschuldigd dat hij voedsel stal voor de zwarte markt, omdat hij altijd kilo’s eten mee naar zijn kamer nam en onder zijn bed verstopte. ‘Hoe kom je erbij’, riep hij. ‘Dat is voor mijzelf, zodat ik ‘s nachts kan eten.’

De maanden verstreken en Maurice vatte moed om terug te keren naar Amsterdam, waar hij was opgegroeid. Shai: ‘Daar was hij zo ongelukkig, hij werd ermee geconfronteerd dat er niemand van zijn familie en geen bekenden meer in leven waren. Hij ging naar zijn oude huis, stond buiten in de sneeuw en zag dat er anderen woonden. Van de overheid kreeg hij te horen dat hij bij de politie een doos met familiebezittingen kon ophalen. Het was een zware doos, hij maakte hem open: bakstenen en kranten, alles was gestolen.’

Maurice Schellekes in zijn kleermakerij in de Haagse Wagenstraat.Beeld Privéarchief
Maurice Schellekes in zijn kleermakerij in de Haagse Wagenstraat.Beeld Privéarchief

Burgemeester over nazi-dorpen

Ontgoocheld en in rouw keerde hij terug naar het Amerikaanse leger en bood in Zuid-Duitsland zijn diensten aan. ‘De Amerikanen hebben hem toen aangesteld als burgemeester over een stel Duitse nazi-dorpen, Riederau am Ammersee. De bewoners wisten niemand anders te kiezen dan een nazi, waarmee de Amerikanen niet akkoord konden gaan. Die zeiden, oké, dan wijzen wij iemand aan. Niet toevallig werd dat een Jood, mijn vader.

‘Ik heb nog officiële brieven van hem uit die tijd, bouwvergunningen, gelukwensen voor het nieuwe jaar. Bedreigd werd hij ook door de nazi-terreurorganisatie Werwolf, die na de oorlog actief bleef. Kreeg hij telefoontjes: we vermoorden je, vuile jood. ’s Nachts liep hij met een pistool de tuin te inspecteren.’ Wie nu in de archieven duikt van Riederau komt Schellekes’ naam niet tegen, alle sporen van de interim-burgemeesterschap zijn uitgewist, zegt Shai. Neemt niet weg dat Maurice er een mooie tijd had: ‘Hij was jong, 25, vond het wel stoer.’

Eind jaren veertig keerde Maurice terug naar Nederland. ‘Hij werd kleermaker in Den Haag en bleek een groot talent. Hij nam een zaak over en vestigde na verloop van tijd Schellekes & Co in de Wagenstraat, tegenover de Bijenkorf en alleen in naam met een co. Shai: ‘Hij werd een van de beste kleermakers van Den Haag, herenpakken, dameskleding, bont, leer. Maatkostuums. Hij werkte zeven dagen in de week, honderd uur of meer. Steeds bezig om de oorlog weg te werken.’

Financieel ging het hem voor de wind en met zijn sportauto reed hij door Den Haag. Hij had zijn oude liefde, zingen, opgepakt en ging met zijn bolide naar les. Tegenover het adres van de zangleraar woonde Florence, met wie hij later in het huwelijk zou treden. Van achter de vitrages zagen Florence en haar moeder de knappe vrijgezel in zijn strakke pak  en al gauw werd hij uitgenodigd om eens te komen dineren.

Maurice Schellekes (links) zingt, omstreeks 1973.Beeld Privéarchief

‘Hiërarchie van leed’

Uit het huwelijk van Maurice en Florence werd in 1956 in Scheveningen Shai geboren. Hij zou enig kind blijven - een overschaduwde jeugd. Vader werkte als een bezetene, en praatte altijd over de oorlog. Zijn tien jaar jongere Joodse echtgenote had in de oorlog als 9-jarige moeten onderduiken en op elf schuiladressen gewoond. Haar broer was vermoord door de nazi’s, voor de ouders het verlies van een intelligente, geadoreerde zoon, hun grote belofte. 

Van Florence hadden ze een veel minder hoge dunk; minder slim op school, had een grote mond, rookte vanaf haar 12de. Een stout kind. ‘Ze had’, zegt Shai, ‘een moeilijke, droevige, eenzame jeugd, met een kwade vader, een egoïstische moeder. Een huis in rouw, geen begrip, geen warmte.’

Zoals in veel naoorlogse Joodse gezinnen, gold ook bij het gezin Schellekes wat Shai noemt ‘de hiërarchie van leed’. Bovenaan stonden de overlevenden van de kampen. ‘Onderduik, dat telde niet mee. En vluchtelingen, die hadden al helemaal niets met oorlogsleed te maken gehad.’ 

Ook de angstige blik waarmee het onderduikkind Florence poseert tussen twee Duitse soldaten op het (voor Joden verboden) strand van Scheveningen deed daar niets aan af. De onwetende Duitsers hadden de foto met het schattige Hollandse meisje nota bene nog opgestuurd.

De Joodse Florence in 1942 te midden van Duitse soldaten op het (voor Joden verboden verklaarde) strand van Scheveningen.Beeld Privéarchief

Trauma's

Shais moeder leed aan het syndroom dat bij talrijke ondergedoken Joden terug is te zien: ‘Ze hebben geleerd zich heel mooi te gedragen, lief, aardig, aangepast. Mijn moeder had zogenaamd nooit iets nodig, alles was oké en fantastisch.’ Shai: ‘Wat wil je, wat zucht je, wat héb je het weer moeilijk.’ Al op de eerste dag van de onderduik leerde Florence van haar moeder dat ze nooit, nooit om iets mocht vragen. ‘En zo leefde ze sindsdien ook. Ze had de instelling: wij hebben niets meegemaakt, we zaten alleen maar ondergedoken.

‘Mijn vader had een geschiedenis, mijn moeder zogenaamd niet. Zij luisterde naar hem, hij sprak oneindig – te veel, wat erg vermoeiend was. Een gezellige, intelligente, grappige spreker, maar hij wist niet van ophouden. Dan vertelde je iets over wat jij had meegemaakt en dan kwam hij: ‘Oh, dat is nog niks, ik zal je eens vertellen hoe dat in het kamp ging…’. Niet gemakkelijk voor een kind.

‘Hij had zijn trauma’s. Heel slecht slapen, een drama. Woede-uitbarstingen. Anderzijds had hij meer begrip en geduld voor kinderen dan zij. Mijn moeder was ongedurig, snel beledigd. Mijn ouders waren zeer aan elkaar gehecht, zij adoreerde hem, hij was gek op haar, ze verzorgde en beschermde hem. Ik was als kind voor hen eigenlijk te veel. Hij had een fobie voor officiële enveloppen. Als er iets kwam van de belastingen of de politie, gooide hij het voor een paar weken in een lade, voordat zij de post openmaakte. In restaurants zat hij altijd met zijn rug naar de muur, blik op de deur gericht.’

Maurice en Florence Schellekes in Israël, ongedateerd.Beeld Privéarchief

Toekomst in Israël

Begin jaren zestig reisden Maurice en Florence voor het eerst naar Israël. Zij was al jaren zionist, maar hij vond dat Holland zijn thuis was en dat ze niks te zoeken hadden in die ‘zandwoestijn met kamelen’. Dat veranderde toen ze er kwamen. Shai: ‘Hij ontmoette vrienden uit Auschwitz. Ze hebben weken gefeest om zijn komst te vieren, gingen naar nachtclubs in Tel Aviv, het strand, Jeruzalem. Hij genoot van de zon en zei: ik kan hier met het getatoeëerde nummer van Auschwitz op mijn arm rondlopen zonder dat iemand ernaar vraagt. Hier weet men wat ik heb meegemaakt.’

Terug in Den Haag besefte het echtpaar dat in Israël hun toekomst lag. Shai: ‘In Holland had mijn vader het gevoel dat Joden niet welkom waren. Soms waren er antisemitische opmerkingen. Hij stond zijn autoruiten in de winter te krabben, kwam er een man langs die riep: ‘Moet je jodenlijm voor gebruiken’ - spuug. Zie je wel, zei mijn vader, wij horen er niet bij.’

In 1963 verhuisde het gezin naar Haifa, naar een flat met uitzicht over de baai. ‘We hadden het relatief goed. Veel immigranten werden opgevangen in kampen, er was een gebrek aan van alles, maar mijn vader ging het zakelijk nog steeds heel goed.’ Hij wilde geen Israëlisch paspoort. Shai: ‘Hoewel het heel lastig was, wilde hij er alleen met een toeristenvisum blijven, wilde altijd meteen kunnen vertrekken. Ook al betekende het dat hij elk half jaar het land uit moest om een nieuw visum te kunnen krijgen.’

Kleermakerij

Vader hield de kleermakerij in Den Haag nog aan, maar besloot in Israël een nieuwe business op te bouwen. Hij had, hoe symbolisch in de jonge natie, een kraan gekocht ‘om grond bouwrijp te maken, greppels te graven, de Jordaan te verbreden. Hij dacht: ik neem iets waarmee ik werk kan verzetten. ’s Ochtends 5 uur vertrok hij, met de vlag op zijn auto.Maar hij had geen idee waaraan hij was begonnen, geen ervaring, geen connecties met de bouwwereld, sprak nauwelijks de taal. Hij werd belazerd. Toen kwam de Zesdaagse Oorlog en raakte de kraandrijver gewond, waardoor het werk twee maanden stil lag. Het was een flop, al het geld in de put.’

Maurice Schellekes (links), Florence (voor hem), de ouders en een neef van Florence.Beeld Privéarchief

Om in een inkomen te voorzien, ging Maurice, de doorzetter, twee keer per jaar terug naar Nederland om te werken in de kleermakerij in de Wagenstraat. ‘Dat was erg zwaar voor me, als enig kind’, zegt Shai. ‘Iedere keer moesten we hem wegbrengen naar vliegveld Ben Gurion. En dan kwam hij een maand later weer terug, met cadeautjes en Hollandse specialiteiten, beschuit, hagelslag. Later ging ik niet meer mee om hem uit te zwaaien, dat kon ik niet meer aan.’

Schellekes & Co werd verkocht, en Maurice kon vroeg met pensioen. Hij had een relatief gelukkige tijd met Florence en spendeerde lange dagen met haar. Hij werd voorzanger in de liberale synagoge van Haifa, die hij mede hielp oprichten. ‘Voor de oorlog deden mijn ouders niets aan het geloof, ze waren seculiere Joden. Dat ze later zijn gaan geloven, is volgens mij het gevolg van een verstandelijke keuze, om toch ergens bij te horen’, zegt Shai.

Maurice Schellekes (rechts) met rabbijn Samuels.Beeld Privéarchief

Tweedegeneratiesyndroom

De zoon zelf bouwde aan zijn toekomst. Ging aan de universiteit psychologie studeren en werd uiteindelijk psychoanalyticus. Shai: ‘Achteraf kun je wel zeggen dat die keuze is ingegeven door de onbewuste motivatie mijn ouders te genezen. Kinderen van ouders die de oorlog mee maakten kiezen twee tot drie keer vaker voor therapie-beroepen.’

Shai specialiseerde zich in posttraumatische syndromen bij partners van getraumatiseerde soldaten, syndromen die vergelijkbaar zijn met die van kinderen van in de oorlog getraumatiseerde ouders. De ouders geven hun klachten vaak door aan de volgende generatie, een fenomeen waarmee ook Shai heeft te kampen. ‘Als puber moet je steeds aan verwachtingen voldoen. Er is geen plaats voor rebellie. Hoe kun je iemand kwetsen die al zo veel heeft meegemaakt?’

Shai somt de klachten op die horen bij het tweedegeneratiesyndroom, dat ook het zijne is. ‘Gevoelens van eenzaamheid en depressie, je niet gewaardeerd voelen, onzeker zijn in groepssituaties, bezorgd zijn: de wereld is een onzekere plaats.

‘Al jaren heb ik nachtmerries over de oorlog. Dan zitten de nazi’s me achterna, of er probeert iemand door een raam naar binnen te klimmen. Ik schop en sla tegen mijn vrouw en dan schreeuwt ze (luid): ‘Shái, Shái!’ Laatst vroeg ik haar: waarom maak je me wakker? Ze zei: ‘Ik voelde dat het verkeerd ging.’ Het is vreselijk, maar zo zit het.’

Uitgezaaide darmkanker

Vader Maurice bleef zijn leven lang klachten houden, hoewel hij naarmate zijn leeftijd vorderde rustiger werd. Hij had met Florence een rijk sociaal leven. Ze waren geliefd. In de synagoge werd Maurice gewaardeerd als voorzanger. Op 65-jarige leeftijd werd uitgezaaide darmkanker geconstateerd. Shai: ‘Vijf maanden later was hij dood. Hij kon moeilijk praten over het einde van zijn leven, maar een keer zei hij tegen me: ‘Dit is erger dan de oorlog.’ Wat niet noodzakelijk zo was, maar zo voelde hij het: er was geen hoop meer.’

Florence, die 55 was toen Maurice stierf, is 83 geworden. ‘Ze wilde geen nieuwe partner meer’, zegt Shai, ‘want niemand was zo fantastisch als mijn vader. Ik vond het heel spijtig voor haar, ze liep te wachten op de dood. Onkruid vergaat niet, zei ze dan.’

Shai herinnert zich dat zijn vader bij een besnijdenisritueel een rabbijn ontmoette, die net als hij een getatoeëerd getal, stigma uit Auschwitz, op de onderarm droeg. De twee wisselden een blik van herkenning uit. Shai: ‘Die dagen zijn voorbij’, zei de rabbijn tegen Maurice, ‘maar de nachten blijven’.

De familie Schellekes

Maurice Schellekes (geboren Schellevis) in 1922, Zandvoort. In 1963 geëmigreerd naar Haifa, Israël. Daar gestorven in 1988.
Florence Schellekes - De Groot. Geboren in 1933, Hilversum. 2015 overleden in Haifa.

Shai Schellekes: 1956, geboren in Scheveningen. Klinisch psycholoog en psychoanalyticus in Petah Tikwa, Israël. Getrouwd met de voormalige Vlaamse Iriet Maman, therapeute werkzaam voor (Nederlandse) bejaarde Holocaust-overlevenden. De twee hebben beiden twee kinderen, afkomstig uit eerdere huwelijken.