Theanne Boer: Mag een 'oudtestamentische' boer zijn land wel beregenen?
Rondom het land van echtgenoot, boer Honingh, die op oudtestamentische wijze zaait en verbouwt, wordt op dit moment bedrijvig geoogst. Combines en trekkercombinaties rijden af en aan in de Zak van Zuid-Beveland. Het is even gedaan met de rust hier. Vroeger dan normaal wordt hier nu het graan gedorst, want dankzij de droogte was dat eerder rijp. Op het land staan wat aardappels die het nog best goed doen, de pruimen en de appels hebben het nog prima en verder wordt er druk honing gemaakt dankzij de bloemenzee. De sloten en de poel staan droog.
‘Mag die man van jou eigenlijk z’n land wel beregenen? Is dat wel oudtestamentisch?’, vroeg een waakzame journalist mij onlangs. Nou nee, eigenlijk niet … En echtgenoot legt dat desgevraagd zelf ‘even’ uit, met de Bijbel in de hand. Pak Deuteronomium 11 er maar even bij, vers 10-17. En luister dan naar de botanische preek van eco-dominee Honingh.
afhankelijk van regen
‘In plaats van een gesloten landbouwsysteem, dat de Egyptenaren relatief zelf onder controle hadden, werden de Israëlieten afhankelijk van de zegen van boven. De landbouw in Egypte was afhankelijk van de Nijl, die zeer regelmatig water en vruchtbaar slib bracht. Akkerbouw in het land Kanaän was afhankelijk van twee seizoenen: de vroege en de late regen. Kwamen deze regens te vroeg of te laat, of erger: helemaal niet, dan mislukte de oogst.
In de periode tussen half april (Pesach/Pasen) en half juni (Shavuot/Pinksteren) gaan de bloemen van de olijf, de druif, granaatappel en dadel bloeien en de kleine vijgen (ook een bloem) groeien. Tegelijkertijd rijpen de graankorrels van tarwe en gerst. Deze zeven gewassen zijn behalve als voedsel, vooral van belang voor de offerdienst in de tempel.
In het land Kanaän regeren twee hoofdwinden het klimaat, zoals in Nederland de zuidwestenwind dat doet. De zuidenwind brengt hitte en droogte. Goed voor bloeiende bloemen, zodat ze bestoven kunnen worden. Slecht voor graan dat nog geen volle aren heeft; het verschroeit zonder vrucht te dragen. De noordenwind brengt koelte en regen. Goed voor het graan, dat zo de graankorrels kan laten groeien. Slecht voor de bloemen, die kapot waaien of verregenen, wat het voor insecten onmogelijk maakt de bevruchting tot stand te brengen.
De Kanaännieten zagen in dit ingewikkelde klimaat met soms desastreuze gevolgen een strijd tussen de verschillende goden, die elkaar betwistten en die gunstig gestemd moesten worden. Veelgodendom lag dus voor de Israëlieten voortdurend op de loer. Vandaar dat God erop hamert dat alleen Hij heerser is over de winden en de regens. Volgt het volk zijn geboden op, dan zal Hij op precies het juiste moment de goede winden laten waaien, zodat de bloemen vrucht kunnen zetten en het graan kan groeien en rijpen. Gaat het volk de afgoden achterna, dan kan God het volk uiteindelijk straffen met hongersnood.
Dat was natuurlijk niet in een jaar beslist. Er waren andere gewassen en producten die de Israëlieten konden eten of verhandelen voor graan, zoals pistachenoten, amandelen, carobe, wilde honing en gom. Jacob geeft een aantal van deze producten mee met zijn zonen als ze naar Egypte gaan om graan te kopen. Deze producten waren minder afhankelijk van het kwetsbare klimaat, maar mochten dan ook niet als offer in de tempel worden aangeboden.’
brood bij de bakker
En dus irrigeert boer Honingh niet. Maar afhankelijkheid voel ik eerlijk gezegd ook niet. Want wij hoeven niet te leven van dat oudtestamentische land; wij kopen brood bij de bakker en thuis begiet ik de boontjes in ons piepkleine moestuintje wel. En toch, toen we afgelopen meivakantie in Israël waren, viel het ons op dat het land vergeven is van de slangen. Irrigatieslangen. De slang kruipt daar op zijn buik, stof etend, vocht afscheidend. Letterlijk alles wordt beregend, bedruppeld en bevloeid. Niets wordt aan het ‘toeval’ overgelaten. ‘Ah ja’, zei de journalist toen ik dat vertelde, ‘aan de slang en van God los ...’