Hoe Abraham Verghese in zijn nieuwe boek de lezer grip laat houden op de uitwaaierende verhaallijnen
Het is 1900. In Travancore, Zuid-India, gaat een twaalfjarig meisje op weg naar haar bruiloft. Ze heeft gisteren gehoord dat ze morgen gaat trouwen. Haar aanstaande is een veertigjarige weduwnaar. Ze schikt zich. Van haar overleden vader, een priester van de Thomas-christenen heeft ze geleerd om op God te vertrouwen. Als ze bang is moet ze blijven herhalen: De Heer is mijn rots, mijn vesting, mijn verlosser.
Big Ammachi (grote moeder) zoals ze al snel genoemd wordt, ontwikkelt een grote liefde voor haar zwijgende, analfabete man en diens zoontje. Dan ontdekt ze op pijnlijke wijze dat er in de familie een vloek, een Aandoening bestaat, verdrinkingen die niemand kan verklaren. ‘Heer, misschien wilt U dit niet genezen, om redenen die ik niet..