Direct naar artikelinhoud
InterviewOud-wielrenner Stef Clement

Hoe oud-wielrenner Stef Clement zijn weg vindt in ‘de normale wereld’: ‘Het leven heeft meer te bieden dan de fiets’

Stef Clement passeert Buckingham Palace tijdens het vertrek van de Tour de France in Londen in 2007.Beeld Klaas Jan van der Weij / de Volkskrant

Na 15 jaar wielrennen kwam er in de winter een einde aan de loopbaan van Stef Clement. Te  geblesseerd voor topsport. Sindsdien probeert hij zich opnieuw uit te vinden. Hoe te leven buiten de bubbel van het wielrennen.

Daar stond Stef ­Clement (36) in ­januari in een winkelstraat in Utrecht. Hulpeloos keek hij om zich heen. Hij was net begonnen als zzp’er en daar hoorde een nieuwe garderobe bij. Maar waar kocht je die eigenlijk? Als renner hoefde hij zich daar nooit druk om te maken.

Voor de winkels uit zijn tienerjaren was hij te oud geworden. Andere zaken bestonden niet eens meer. Schoorvoetend belde hij naar zijn vriendin, die werkt als data-analist bij een zuivelfabrikant. ‘Zeg eh, die collega’s van jou hè, waar kopen die hun pakken eigenlijk?’

Stef Clement draait er niet omheen: na vijftien jaar profwielrennen moet hij zijn weg zien te vinden in wat hij ‘de normale maatschappij’ noemt. Jarenlang behoorde hij tot een reizend gezelschap, waarin zijn prestatie centraal stond en alles voor hem werd geregeld.

‘De spannendste dag van het jaar was als de kleding voor het nieuwe seizoen werd geleverd. Je wist: daar loop ik het hele jaar in, dus hopelijk is het een beetje oké.’

In plaats van zich voor te bereiden op de Amstel Gold Race nipt Clement deze dinsdag aan een cappuccino in een lunchroom in Utrecht. De trui fladderend rond zijn pezige lichaam, het ­gezicht is ingevallen. Wie niet beter zou weten, denkt dat hij nog steeds wielrenner is, maar dat is niet zo. Clement schreef zich deze winter in bij de Kamer van Koophandel en is nu zzp’er.

Als hij vroeger zijn toenmalige vrouw afzette bij haar werk op de rechtbank, keek hij haar meewarig na. ‘Ik dacht: dat gebouw is net een gevangenis. Mensen laten zich daar vrijwillig in opsluiten van negen tot vijf. Waarom doen ze dat?’ Met zelfspot: ‘En nu ben ik zelf dus zo’n kantoorboy.’

Bij Stef Clement, geboren in Tilburg, draaide alles om de fiets en de ploeg sinds hij als student Duitse taal- en letterkunde koos voor een profcontract bij Rabobank. Ook het gezinsleven. ‘Als de kinderen ziek waren, dacht ik alleen maar: ik hoop niet dat ze in mijn buurt niezen. Trampolinespringen? Mooi niet! Straks raakte ik geblesseerd. En ’s avonds ging ik niet naar de slaapkamer, maar naar de garage, want daar stond mijn hoogtetent.’

En de buurtborrel? ‘De afgelopen vijftien edities heb ik gemist. Ga jij dan maar eens connectie maken met de wereld om je heen. Succes!’

Clement voelde zijn uitzonderingspositie nog het meest als hij op het schoolplein op zijn kinderen stond te wachten. ‘Ik was 34, maar droeg nog altijd een petje achterstevoren op mijn kale kop. Wat maakte het die andere ouders uit. Het ging toch altijd over wielrennen. Ze wisten wat ik deed, maar niet wie ik was. En andersom had ik geen idee hoe hun levens eruitzagen.’

Huwelijk mislukt

Zijn erelijst als renner vermeldt onder meer overwinningen in het Critérium du Dauphiné Libéré en de Ronde van Baskenland, maar het liefst deed hij zijn werk in dienst van één van de kopmannen, op de achtergrond.

Alleen als het om tijdrijden ging, stapte hij uit de schaduw. Zo hard mogelijk trappen op een parcours, van A naar B, zonder directe tegenstanders; dan was hij op zijn best. Vier keer werd hij Nederlands kampioen, in 2007 veroverde hij in de door Fabian Cancellara gewonnen WK-tijdrit het brons.

In goede jaren verdiende Clement als renner meer dan de minister-president. Na zijn scheiding kocht hij ongezien een huis, vanuit de Vuelta. ‘Nou ja, mijn vader is even gaan kijken. Hij zei: ziet er goed uit, doe maar. Nu denk ik weleens: in wat voor bubbel zat ik eigenlijk? Ik ­besefte nauwelijks in wat voor bijzondere financiële situatie ik me had gefietst.’

Twee jaar geleden strandde zijn huwelijk; achteraf het eerste teken dat hij zijn beschermde wielerbestaan niet eeuwig kon voortzetten. Clement is niet de enige renner bij wie zijn huwelijk spaak liep. Hij ziet een patroon: ‘Er is nauwelijks tijd en ruimte om te scharrelen en er is een sterke behoefte aan een solide basis.’ Eerst een hond, daarna kinderen; hij zag het bij al zijn collega’s van de toenmalige Rabobankploeg zo gaan. ‘Terwijl je dan juist in een leeftijdsfase zit waarin je nog moet uitgroeien tot de ­volwassen versie van jezelf.’

Ergens, zegt Clement, voelde hij ook wel dat er iets niet klopte in zijn huwelijk. ‘We hebben elkaar jong leren kennen. In de loop der jaren zijn we veranderd. Ik schoof dat weg. Ik dacht: dat komt later wel, na het fietsen. Maar toen het moment van stoppen dichterbij kwam, dacht mijn vrouw: straks komt die gek naar huis. Daar zat ze helemaal niet op te wachten. Dat zei ze ook.’

Confronterend? Ja. ‘Maar ik snapte haar wel.’

Het is niet dat de scheiding door het wielrennen kwam, benadrukt Clement. Aan de andere kant: het hielp ook niet mee. ‘Drie weken op hoogtestage voor een grote ronde van drie weken is ­normaal geworden. Ben je zomaar ­anderhalve maand van huis. Je moet mee, want in het huidige wielrennen zijn dat soort details steeds belangrijker geworden.’

Een renner lijkt misschien heel volwassen door het leven dat hij leidt, met alle druk, het moeten presteren, maar dat is een misvatting. ‘Je wordt niet ­sneller volwassen, je wordt sneller verantwoordelijk’, zegt Clement. ‘Dat is iets anders.’

Stef ClementBeeld Klaas Jan van der Weij / de Volkskrant

Vader op de fiets

Na een slokje cappuccino: ‘In feite run je op je 22ste al je eigen bedrijf: de bv IK. Op basis daarvan baseer je al je beslissingen. Waar ga ik wonen, wat doe ik met mijn geld? Veel jongens kopen appartementen en gaan die dan verhuren. Krijg je nóg meer verantwoordelijkheid. Maar dat is wat anders dan volwassen zijn. Je kunt niet volwassen zijn als je een ­uitzonderingspositie bekleedt.’

Uit zijn huwelijk heeft hij twee kinderen, nu 6 en 8 jaar. Een goede vader vond hij zichzelf tijdens zijn carrière niet. Spijt? ‘Het is een gevolg van de keuzes die je maakt.’

Hij legt uit: ‘In de ideale wereld maak je eerst carrière en krijg je daarna kinderen. Maar mijn vrouw was vijf jaar ouder. Op het hoogtepunt van mijn wielercarrière, 28 was ik toen, kreeg ik mijn eerste kind. Twee jaar later kwam het tweede. Dan stel je jezelf de onmogelijke ­opdracht om dat te combineren.’

Afgelopen winter maakte Clement zich nog op voor de laatste fase van zijn carrière bij Jumbo-Visma. Zich twee jaar helemaal leegrijden voor een van de kopmannen. Daarna, na pakweg de ­Vuelta, zijn fiets inleveren, de mekanieker een hand geven en officieel met wielerpensioen. Dat was het plan.

Maar het liep allemaal anders. Hij kampte met ontstekingen aan gewrichten in zijn onderrug. Medisch specialisten hadden hem verzekerd dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat hij de belasting van topsport niet meer aankon. De kleding voor het nieuwe seizoen had hij al gepast.

Maar in een mail die hij deze winter kreeg, werd hem door het medisch ­management van zijn ploeg ‘in heel ­ingewikkelde termen’ duidelijk gemaakt dat hij door aanhoudend blessureleed niet meer kon voldoen aan de voorwaarden in zijn nog twee jaar doorlopende contract. En bleek hij, zonder het te ­beseffen, in Genève, tijdens de Ronde van Romandië, zijn laatste koers te hebben gereden.

‘Die had ik niet zien aankomen’, geeft Clement toe. ‘Ik was nog niet toe aan stoppen.’ Maar in een lang en slepend juridisch conflict met zijn werkgever had hij evenmin trek. Er werd een gentlemen’s agreement gesloten: de komende twee jaar neemt Jumbo-Visma minimaal 150 dagen per jaar van hem af als zzp’er. Hij loopt mee op de afdelingen commercie en communicatie van de ploeg.

In zijn nieuwe leven heeft hij zich een paar dingen voorgenomen. Er ook écht zijn als hij zijn jongens bij zich heeft ­bijvoorbeeld, en niet meer zo vaak van huis zijn. ‘Gewoon de dingen doen die andere mensen ook doen.’

Rennertje spelen

Voor het eerst in zijn leven moet hij ­nadenken over wat hij ’s avonds gaat eten. ‘Normaal zat ik in een hotel, aan het buffet, of de kok had iets bereid. Ik kende dat leven ook helemaal niet, dat je ’s avonds tegelijk met je vriendin thuiskomt en dan tegen elkaar zegt: wat zullen we eens gaan eten vanavond?’

Door zijn vriendin beseft hij hoe bevoorrecht hij al die jaren als renner is geweest. ‘De meeste van haar vrienden hebben gestudeerd, kregen een baantje en kochten daarna hun eerste huis. Ze hebben gestaag iets opgebouwd. Renners maken in één keer een grote stap en dat dondert dan na vijftien jaar in elkaar. Daar zou meer oog voor moeten zijn.’

Hij probeert zijn kennis van het wielrennen nu te benutten voor een andere loopbaan. Later op de dag wacht een volgende afspraak, met de NOS. Wellicht dat hij daar als analist gaat werken of co-commentator wordt. In juni verschijnt zijn biografie en met Jumbo-Visma is al een keer coaching van jonge renners ter sprake gekomen.

Eén keer stapte hij de afgelopen maanden op de fiets. Na een uurtje draaide hij om. Geen zin meer. ‘Ik heb dat veertien jaar lang moeten doen. Nu is de noodzaak weg. Bovendien: ik heb nog geen eigen kleding. Ik ga niet in een tenue van Jumbo rijden. Dan ga ik rennertje spelen. En rennertje, dat ben ik niet meer.’

Liever gaat hij volleyballen bij de club van zijn vriendin. ‘Toen ik een keer bij haar ging kijken, zag ik op een ander veld een team van mannen van mijn leeftijd. Die waren op vrijdagavond lekker de frustraties van een werkweek van zich af aan het slaan. Daarna gingen ze bier drinken. Dat wil ik ook.’

Ja, stoppen met wielrennen deed pijn, erkent hij. Maar het schiep ook ruimte. ‘Ik dacht altijd dat ik het leukste deed wat er was. Maar dat klopt dus niet. Nu pas kom ik erachter dat het leven veel meer heeft te bieden dan alleen de fiets.’