Jonge vrouwen minder vaak economisch zelfstandig
Den Haag
Dat blijkt uit het rapport ‘Jonge vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat vandaag verschijnt.
Een derde van de vrouwen tussen de 30 en 35 jaar oud verdient minder dan 920 euro per maand, tegenover minder dan een vijfde van de mannen. Dat bedrag wordt gezien als de ondergrens van economische zelfstandigheid. Dat meer vrouwen daaronder zitten, komt omdat ze vaker parttime werken. In geen enkel ander Europees land werken jonge vrouwen zo weinig uren en nergens anders is het verschil met mannen zo groot.
‘Dat in Nederland zo veel vrouwen in deeltijd werken, komt door het grote aantal deeltijdbanen en de goede arbeidsvoorwaarden voor parttimers’, zegt SCP-onderzoeker Ans Merens. ‘Dat is zo goed geregeld, omdat deeltijdwerk al sinds de jaren vijftig in Nederland voorkomt, als oplossing voor werknemerstekorten in de industrie. In andere landen bestaat deeltijdwerk veel korter.’ De helft van zowel de vrouwelijke als mannelijke jonge parttimers wil meer uren maken, ‘maar daar is vaak geen ruimte voor bij de werkgever’, zegt Merens. Van de vrouwen tussen de 18 en 25 jaar met een baan werkt bijna twee derde parttime, tegenover iets minder dan een derde van de mannen in deze leeftijdsgroep. Dat verschil neemt toe met de leeftijd: onder werknemers van 31 tot 35 jaar werkt 68 procent van de vrouwen in deeltijd, terwijl dat bij mannen maar 18 procent is.
‘Dat grote verschil tussen mannen en vrouwen komt vaak door keuzes die al in de studietijd gemaakt zijn’, zegt Merens. ‘Vrouwen kiezen vaak voor opleidingen die voorsorteren op sectoren waar meer deeltijdbanen zijn, zoals de zorg en onderwijs.’
arbeid en zorg
Zodra werknemers langer werkzaam zijn binnen een organisatie, is er vaak wel de optie om meer te gaan werken. ‘In de praktijk maken mannen daar vaker gebruik van dan vrouwen, waarschijnlijk omdat zij een hoog inkomen belangrijk vinden. Vrouwen zoeken over het algemeen meer de balans tussen arbeid en zorg.’
Dat vrouwen vaker in deeltijd werken, hangt dus samen met hun persoonlijke voorkeuren. ‘Dat betekent niet dat maatschappelijke verwachtingen geen rol spelen’, zegt Merens. ‘Zo mogen veel vrouwen in de zorg van hun baas niet te lang werken omdat dat fysiek te belastend zou zijn, terwijl dat in de bouwsector, waar veel mannen werken, veel minder als een groot probleem wordt gezien.’
Deeltijdwerk verkleint de kans om door te stromen naar hogere functies. Merens: ‘Daardoor, en omdat in de top van veel bedrijven vooral mannen werkzaam zijn, schatten vrouwen hun carrièrekansen terecht lager in dan mannen. Die lagere doorgroeikansen zijn terug te zien in het gemiddelde uurloon van vrouwen.’ <