Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Hoe is pesten op school te stoppen? ‘Pesters als groep aanspreken helpt niet’

‘Met behulp van status kun je gedrag beïnvloeden,’ stelt Maud Hensums. Bezorg de pestkoppen binnen klas of school een rol die aanzien heeft en daardoor populariteit oplevert, en waardoor anderen niet worden geschaad.Beeld Anne Cappendijk

Op school wordt je fiets omgegooid, je boterhammen worden afgepakt, je gymkleren onder de kraan gehouden. Als dat herhaaldelijk gebeurt, ben je het slachtoffer van een pestkop. Orthopedagoog Maud Hensums onderzocht hoe het tij kan worden gekeerd.

Al op de basisschool laten ze zich gelden, en in de eerste klassen van het voortgezet onderwijs vallen ze steeds meer op: pestkoppen. Zowel jongens als meisjes. Kinderen en jongeren die gedrag vertonen dat voor anderen schadelijk is.

Orthopedagoog Maud Hensums onderzocht pestgedrag, wat de daders ermee opschieten en wat ertegen te doen valt. Volgens haar stoppen pestkoppen niet als ze per incident worden gestraft – daarmee vallen ze extra op, en dat levert een zekere status op. Maar wat is voor scholen dan wel een effectieve strategie? Hensums promoveerde op pestgedrag en de beste aanpak ervan aan de UvA.

Ze legt uit wat we verstaan onder pesten: agressief gedrag, met als doel een ander kwaad te doen, herhaaldelijk bij één en hetzelfde slachtoffer. Dit tussen mensen die niet even ‘machtig’ zijn, waardoor het slachtoffer zich moeilijk kan verdedigen. De dader heeft een hogere status dan het slachtoffer. Vaak is er een verschil in leeftijd. En doorgaans zitten ze niet in dezelfde groep.

Bij pesten denken we in de eerste plaats aan geklier op school, maar Hensums attendeert op toenemend pestgedrag via internet: foto’s en filmpjes maken en die dan online zetten.

Gevoelige snaar

In Nederland mogen scholen zelf bepalen hoe ze omgaan met pesters. Ze zijn niet wettelijk verplicht een antipestprotocol te hebben; er is dus geen sprake van een systematische aanpak die overal en voor iedereen geldt.

Hensums: “Pesten wordt traditioneel gezien als onvermogen, als een gebrek aan vaardigheden. Er worden daarom socialevaardigheidstrainingen gegeven, waarbij de hele groep wordt aangesproken. Er wordt met de pesters niet individueel gesproken.”

Deze aanpak werkt niet, stelt ze. Empathie vragen voor de slachtoffers evenmin, want daarmee wordt de pesters duidelijk dat hun gedrag het bedoelde effect heeft. Wat ook niet werkt: een bijeenkomst met alle scholieren in de centrale hal, waarin een leidinggevende, een autoriteit van de school, alle jongeren toespreekt: “Dat betekent dat ze worden opgemerkt: dan gaan de pesters het juist expres doen. Dus dat werkt averechts.”

Waar zit hem dan wél de gevoelige snaar van pesters? Status en populariteit zijn een belangrijke drijfveer, stelt Hensums. Dominant zijn. Boven aan de pikorde staan: “Mensen die naar deze drie streven, zijn eerder geneigd tot pesten en agressief zijn.” Pesters blijken minder aardig gevonden te worden, maar dat is minder belangrijk dan populair zijn.

Aantal likes is bepalend

Op zoek naar bewijs voor het belang van status en populariteit, deed Hensums onder andere een gedragsexperiment waarbij ze jongeren vroeg loten te verdelen voor een zogenaamde ‘echte’ loterij. Daarbij mochten ze loten voor zichzelf houden, en ze mochten loten weggeven aan anderen. Met elke keuze verdienden ze zogenaamd echte ‘likes’.

De ene keer liet Hensums de jongeren vooral veel likes verdienen met veel loten voor zichzelf houden – de egoïstische keuze; in een andere test kregen proefpersonen juist likes als ze zo veel mogelijk loten weggaven aan anderen. Hensums’ vraag hierbij is: wat doet populariteit – in de vorm van likes – met gedrag?

Het aantal likes dat ze kregen, bleek bepalend voor de keuzes die de proefpersonen maakten. Als de loten voor zichzelf houden veel populariteit opleverde, hielden ze het gros ervan zelf. Leverde de loten eerlijk met iedereen delen de meeste populariteit op, dan deelden ze netjes.

“Met behulp van status kun je gedrag beïnvloeden,” concludeert Hensums. Met dat gegeven kun je werken: bezorg de pestkoppen binnen klas of school een rol die aanzien heeft en daardoor populariteit oplevert; en waardoor anderen niet worden geschaad. Betrek ze bij klussen die op school moeten gebeuren: maak ze medewerker bij de schoolkrant of klassenvertegenwoordiger, laat ze meehelpen bij sportwedstrijden of in de feestcommissie – dat soort dingen.

Antipestprotocollen

Is pestgedrag ook te voorkómen? Bijvoorbeeld door het van overheidswege invoeren van antipestprotocollen? “One size does nót fit all, dus een landelijk pestprotocol past niet bij elke school. En we weten niet of antipestprotocollen wel werken. Of bijvoorbeeld toezicht op het schoolplein eigenlijk wel werkt.”

“Scholen doen er hoe dan ook goed aan de jongeren te betrekken bij het opstellen van gedragscodes en antipestprotocollen. Geef ze autonomie om daarin zelf te beslissen, geef ze verantwoordelijkheid, heb respect voor hun keuzes. Bijvoorbeeld met behulp van de mentor van de groep. Dan kun je zeggen: dit is wat we met elkaar hebben afgesproken en dit gedrag gaat te ver. Of het pestgedrag dan daadwerkelijk afneemt, moet nog worden onderzocht. Want helemaal weg, gaat het nooit.”

Maud Hensums

18 juni 1993, Zeewolde

2015 bachelor ecologische pedagogiek, Hogeschool Utrecht 

2018 researchmaster Child development and education, Universiteit van Amsterdam

2023-heden postdoctoraal onderzoeker preventieve jeugdhulp en opvoeding, Faculteit Maatschappij & Gedrag van de UvA
2024 promotie op Schadelijk sociaal gedrag in de adolescentie, Faculteit Maatschappij & Gedrag van de UvA

Maud Hensums.