Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Alain de Levita produceerde en regisseerde serie De Joodse Raad: ‘Ik heb er geen moment aan gedacht dat Pierre Bokma niet Joods is’

Schrijver Robert Vuijsje interviewt Amsterdammers over hun snel veranderende stad. Dit keer: Alain de Levita, maker van de serie De Joodse Raad. ‘Amsterdam is een andere stad geworden. Ik erger me nu als ik de Cornelis Schuytstraat moet oversteken: de grote auto’s, het patserige gedrag.’

Alain de Levita (Amsterdam, 1959) is producent en regisseur. Zijn laatste serie heet De Joodse Raad.Beeld Erik Smits

Pas na de opnames van de tv-serie De Joodse Raad, Alain de Levita was producent en coregisseur, besefte hij: dit gaat over mijn eigen familie.

“Het kantoor van de Joodse Raad zat op de Nieuwe Keizersgracht, daar hebben we ook echt opnames gemaakt. Voor de deur draaiden we een scène met figuranten die speelden dat ze allemaal een sperre wilden, een vrijstelling van deportatie. Op dat moment voel je hoe wanhopig Joden moeten zijn geweest tijdens de oorlog.”

“Maar ik was aan het werk, ik legde niet de connectie met mijn eigen familiegeschiedenis. Toen de serie klaar was, bezocht ik een keer het Namenmonument aan de Weesperstraat. Het kantoor van de Joodse Raad kijkt uit op die plek. Ik zag de namen van al die De Levita’s onder elkaar staan.”

Later meer over die familie en de serie. Eerst een jeugd in Amsterdam. “We woonden op de Prinsengracht, tegenover het Amstelveld. Mijn tweelingbroer en ik waren schoffies, veel op straat. De grachtengordel was niet zo sjiekig als het nu is, er woonden vooral gewone mensen. Op het Amstelveld en in de Utrechtsestraat liepen hoeren, het was ’s avonds een soort rosse buurt.”

Alain de Levita produceerde en regisseerde serie De Joodse Raad: ‘Ik heb er geen moment aan gedacht dat Pierre Bokma niet Joods is’

“Het is een andere stad geworden. Zelf woon ik nu in de Concertgebouwbuurt, daar heb ik vijftien jaar geleden een huis gekocht. Pas toen ik er ging wonen zag ik hoe die buurt aan het veranderen was. Ik erger me als ik de Cornelis Schuytstraat moet oversteken.”

Waaraan dan?

“De veel te grote auto’s, het patserige gedrag, dat alles in die straat overpriced is. Ieder huis dat wordt verkocht moet volledig verbouwd worden, terwijl het er al gloednieuw uitziet. Alle kelders moeten worden uitgediept.”

“Ik begrijp niet waarom al die mensen per se op deze plek willen wonen, zo geweldig zijn die huizen niet. Als je een mooi nieuw huis wil hebben, kan dat ook in andere delen van de stad. Nou, ben ik een Amsterdammer of niet, met al dat gezeik over de stad?”

Alain de Levita produceerde en regisseerde serie De Joodse Raad: ‘Ik heb er geen moment aan gedacht dat Pierre Bokma niet Joods is’

“Op de Willemsparkweg zie je een goede scheidslijn. Ik zit daar vaak bij de Gruter. Een café dat normaal is gebleven, zoals ze vroeger allemaal waren in Amsterdam. Aan de overkant van de straat zit George, tussen die twee zaken loopt alleen een trambaan. Daar zit een totaal ander publiek, de nouveau riche. Die twee groepen, die verschillende werelden, zitten naar elkaar te kijken met een blik van: ach ach.”

Wat wilde je worden?

“Op school probeerden ze me het toneel op te duwen. In die tijd was mijn oma, Mary Dresselhuys, een beroemde actrice. De moeder van mijn moeder. Ik zag al vroeg dat het bepaald niet prettig is om bekend te zijn. Als ik met haar ergens ging eten kwamen er altijd mensen op haar af. En op de begrafenis van haar tweede man, die ik beschouwde als mijn opa, stonden er allemaal fotografen. Alles wat met bekendheid te maken heeft, was in mijn ervaring niet prettig. Filmen en filmpjes maken is leuk, maar vooral achter de camera.”

Alain de Levita produceerde en regisseerde serie De Joodse Raad: ‘Ik heb er geen moment aan gedacht dat Pierre Bokma niet Joods is’

“Mijn moeder was presentator, maar niet zo beroemd als mijn oma. En mijn vader was producent, hij maakte de Fabeltjeskrant en Paulus de boskabouter en Bolke de beer. Als kind ging ik met mijn moeder mee naar tv-studio’s. Daar stond een opnameleider die riep dat iedereen stil moest zijn. Zoiets wilde ik ook.”

Kwam je er makkelijk tussen?

“Nee. Het was net zoals nu wanneer kinderen in dat wereldje hetzelfde willen doen als hun ouders: ach gut, moet die ook zo nodig? Het was een gesloten industrie en er werden niet veel films gemaakt. Ik ben onderaan begonnen en heb er heel lang over gedaan om hoger te komen.”

Je vader was Joods en je moeder niet.

“Een groot deel van zijn familie had de oorlog niet overleefd. Als kind merkte ik al snel dat hij daar niet over wilde praten en dat hebben we altijd gerespecteerd. Het Joodse gedeelte heb ik nooit zo gevoeld. Het hoorde niet bij mijn opvoeding en ik ben het maar voor de helft.”

“Ik zie ook bijna nooit aan iemand of die Joods is. Als ze Cohen heten, dan weet ik het wel. Maar het is niet hoe ik naar mensen kijk. We hebben nu De Joodse Raad gemaakt en in de jaren hiervoor twee films over de oorlog: Bankier van het verzet en De slag om de Schelde. Je zou kunnen zeggen dat De Joodse Raad over Joden gaat, maar die andere twee films gingen over oorlog, de personages waren niet Joods.”

“Voor mij betekent het niet dat de oorlog een grote rol speelt in mijn werk. Je zou ook kunnen zeggen dat ik gespecialiseerd ben in misdaadseries, omdat ik Penoza en Baantjer heb gemaakt. Net zoals ik aan drie soaps heb gewerkt en aan veel kinderprogramma’s.”

Waarom werden alle grote rollen in De Joodse Raad gespeeld door niet-Joodse acteurs?

“Bij het casten keken we alleen naar: wie is het beste voor de rol? De hoofdrol, David Cohen, werd gespeeld door Pierre Bokma. Ik heb er geen moment aan gedacht dat hij niet Joods is. Hetzelfde geldt voor Claire Bender, de andere grote rol.”

“Je begeeft je op glad ijs als je personages op een Joodse manier laat praten, dat kan stereotiep of karikaturaal worden. Eigenlijk hebben we het hier weinig over gehad. We hebben wel veel research gedaan, alle historische details moesten zo veel mogelijk kloppen.”

Denk je dat de serie nu een andere impact heeft dan in andere jaren, na 7 oktober en de Nederlandse verkiezingsuitslag?

“Het is een heftige tijd, maar de serie gaat over iets wat tachtig jaar geleden is gebeurd. Over hoe mensen in een oorlog verzeild raken, verkeerde keuzes maken en daar niet meer uit komen. Jongeren leren niet veel meer over die oorlog, ik vind het belangrijk dat het niet wordt vergeten. Wij denken allemaal dat het vanzelfsprekend is om in vrijheid te leven, maar dat is het niet.”

“In de serie proberen we te tonen hoe mensen in deze situatie terechtkomen en daarna de lul zijn. In het begin dachten ze allemaal dat het niet lang zou duren. Als je er nu op terugkijkt denk je: waarom hebben ze die hele Joodse Raad opgetuigd, waren ze niet goed bij hun hoofd? Op dat moment dachten ze: het is zo voorbij, op deze manier kunnen we tijd rekken en uitstellen en zoveel mogelijk Joden redden.”

“Familieleden gingen weg, naar het Oosten – en er werd nooit meer iets van ze vernomen. Na drie maanden geen kaartje, na zes maanden niet, na een jaar nog steeds niet. Het besef kwam langzaam. Dit was zo erg, zo verschrikkelijk dat mensen het eerst niet konden geloven.”

Was je verbaasd over hoeveel kijkers ineens meevoelden met wat er tijdens de oorlog gebeurde met Joodse Nederlanders?

“Nee. Bij iedere serie of film probeer je het publiek zich te laten identificeren met de personages. Als het verhaal goed is geldt dat voor alle kijkers. En dit werd heel breed bekeken, anderhalf miljoen kijkers per aflevering.”

Gebeurt dat meevoelen eerder bij een nagespeelde serie dan bij een documentaire?

“Een documentaire heeft meer afstand tot het onderwerp. En je moet precies vertellen wat er is gebeurd. Bij een dramaserie over een waargebeurd verhaal is de stelregel: het zou eventueel zo gebeurd kunnen zijn. Het verschil tussen dramaseries en documentaires wordt kleiner. Bij Netflix maken ze documentaires waarin delen van het verhaal worden nagespeeld.”

Klopt het dat jouw moeder opgroeide op het Merwedeplein en Anne Frank kende?

“Ja, ze woonden daar tegenover de familie Frank, ze heeft wel met haar gespeeld. Dit was geen groot verhaal in onze familie. De opa over wie ik je net vertelde, hij heette Adriaan Viruly, was een bekende vliegenier. Na de oorlog zaten veel oud-nazi’s op vluchten naar Zuid-Amerika. Mijn opa weigerde om die vluchten uit te voeren, als piloot. Maar dat heb ik pas onlangs gehoord.”