Direct naar artikelinhoud
Formule 1Grand Prix van Monaco

Overal schuilt gevaar op het bochtige Formule 1-circuit van Monaco

De fameuze haarspeldbocht in Monaco; nergens rijden de Formule 1-auto’s zo langzaam.Beeld EPA

Het circuit van Monaco staat te boek als meesterproef voor een coureur. Max Verstappen weet er alles van. Hij racete er vier keer en knalde driemaal tegen een muur. Voormalig Formule 1-coureur en Monaco-veteraan Michael Bleekemolen (69) vertelt over de valkuilen.

Vol gas naar het duurste stukje ter wereld

De uitdaging in Monaco begint al op het rechte stuk na de start. ‘Want dat is een vals ding. Hij is niet recht’, zegt Bleekemolen. Een stuurfoutje en de race eindigt tegen de waterbakken bij de eerste bocht, Saint Dévote, vernoemd naar de eeuwenoude kapel die is gebouwd tegen de rotswand bij de bocht.

Verstappen weet hoe het voelt. Bij zijn debuut in Monaco in 2015 brak zijn ­voorband af bij een inhaalpoging. Onbestuurbaar boorde hij zijn auto vol in de bandenstapel naast de kapel. Het is volgens Bleekemolen typisch Monaco. ­Nergens is er ruimte te anticiperen op iets onverwachts. ‘Je rijdt tussen stalen muren. Op elk ander circuit kun je een foutje permitteren. In Monaco niet.’

Bleekemolen reed er dertig jaar lang races. Hij schat minimaal 1.800 ronden over het ruim 3,3 kilometer lange circuit te hebben gereden in tal van raceklassen. Nooit in de Formule 1, overigens.

Zijn loopbaan in de koningsklasse bleef beperkt tot een race in 1978 in de VS. ‘Maar als ik nu zou instappen, ben ik meteen snel. Hoe meer je hier hebt gereden, hoe beter. Je bouwt een soort relatie op met de baan. Toen mijn jongste zoon (profcoureur Jeroen Bleekemolen, red.) voor het eerst in Monaco reed, dacht ik ook: schiet nou toch eens op.’

Nergens is de lijn tussen succes en ­falen zo dun als in de negentien bochten van Monaco. De reden voor die onverbiddelijkheid is simpel: de smalle straten zijn niet gemaakt voor raceauto’s. Het kronkelende asfaltlabyrint tussen de beige flatgebouwen is de rest van het jaar territorium van scooters, lijnbussen en luxe bolides.

De Formule 1 is te gast in het prinsdom. Het is goed te zien tijdens de snelle klim van ruim dertig meter naar het ­fameuze casino van Monaco, na Saint ­Dévote. Op volle snelheid rijden de auto’s op een meter van de deur van­ ­Hôtel de Paris, een van de duurste hotels ter wereld, waar de gasten flaneren op het terras.

Tijd om naar al die protserigheid te kijken is er niet, zegt Bleekemolen. ‘Je bent zó geconcentreerd met elke meter bezig. Na een kwalificatieronde was ik hier net zo moe als na een hele race. Je rijdt niet met het mes tussen je tanden, maar met leer. Elke bocht bijt je op je tanden.’

Bleekemolen kan zich elke vierkante meter van het circuit voor de geest halen. Dat moet ook wel, want de baan zit vol verraderlijke plaatsen. Hij noemt bijvoorbeeld de enorme hobbel op het rechte stuk na het casino.

‘Als je daar met een hard geveerde ­Formule 1-auto overheen gaat, breek je alles af. Om haar te ontwijken, moet je ­tegen je natuur in wel naar rechts sturen.’

Tweede sector

Van extreem langzaam naar extreem snel

Na het casinogedeelte volgt een slingerweg terug naar zeeniveau. Een lastig stuk, zegt Bleekemolen, omdat de bochten naar beneden nauwelijks te overzien zijn. ‘Maar je wil ook niet te veel tijd ­verliezen. Dus elke keer gok je of je vol gas kan op die korte, rechte stukjes.’

In het midden van het gedeelte zit een van de bekendste haarspeldbochten van de Formule 1. In de afgelopen decennia veranderde die meermaals van naam, afhankelijk van de eigenaar van het hotel bij de bocht. Van Loews en ­Fairmont tot de huidige Grand Hotel Hairpin.

Coureurs gooien hun stuur volledig om in de bocht van bijna 180 graden. ­Volgens Bleekemolen is de haarspeldbocht niet extreem uitdagend. Zij is vooral heel traag. Met 45 kilometer per uur gaan de Formule 1-auto’s er in een soort file doorheen. Geen moment in het seizoen rijden ze zo langzaam. ­Bleekemolen: ‘Het is een beetje parkeerterreinracen.’

Kort na de bocht wacht de beroemde tunnel, waar met bijna 300 kilometer per uur de hoogste snelheid tijdens de ronde wordt gehaald. Die overgang is lastig. Zelfs voor de allergrootsten.

Met zes zeges is Ayrton Senna recordwinnaar in Monaco. Het hadden er zeven moeten zijn, want in 1988 lag de ­Braziliaan een straatlengte voor. Tot hij in de langzame Portier-bocht voor de ­ingang van de tunnel even wegdroomde en tegen de muur botste: einde race.

De tunnel zelf, met daarin een flauwe bocht, is niet bijzonder lastig, stelt Bleeke­molen. De overgang van zonlicht naar kunstlicht is niet hinderlijk, omdat de lampen in de tunnel erg fel zijn. ‘En in de huidige Formule 1-auto’s is het gewoon vol gas. Ze hebben ontzettend veel grip. In andere raceklassen is het moeilijker en kun je er hard crashen.’

Na de tunnel rijden de auto’s in volle vaart naar de Nouvelle Chicane, de enige inhaalplek op de baan. Wie laat durft te remmen, wordt beloond. Wie misgokt, crasht hard. ‘In het verleden was hij nog veel sneller, dat was bloedlink’, zegt Bleekemolen.

De Italiaan Alberto Ascari vloog in 1955 na het missen van de chicane vol de ­Middellandse Zee in. Tien jaar later ­overkwam Australiër Paul Hawkins ­hetzelfde. Beiden overleefden hun crashes. Wonderwel verongelukte er vooralsnog slechts één coureur in ­Monaco: Lorenzo Bandini in 1967.

In de nieuwe chicane rijden auto’s op minder dan een meter langs het circuitpersoneel en de fotografen. Bleekemolen kende de gezichten zelfs op een gegeven moment: ‘Als je op een bocht afrijdt, mik je altijd op een punt en in die ­chicane stond achter dat mikpunt jarenlang dezelfde marshall. Ik kwam hem toevallig eens tegen in de supermarkt. We herkenden elkaar meteen.’

Max Verstappen in actie op het circuit van Monaco.Beeld Getty Images

Derde sector

Spectaculair en listig

Als Bleekemolen niet racet, ligt hij met zijn boot Half Moon in de bekende jachthaven van het dwergstaatje. Sinds 1983 heeft hij een ligplek tijdens het GP-weekeinde, aan het begin van het spectaculairste deel van het circuit: Piscine, oftewel de zwembadsectie. Het gedeelte is vernoemd naar het zwembad dat in 1972 werd gebouwd. Het circuit is om de ­hoeken van het zwembad heen getekend. Timing, het juiste ritme en inschatting zijn er essentieel.

Coureurs sturen hun auto’s met bijna 200 kilometer per uur op centimeters langs de vangrail door de vier bochten die elkaar in razend tempo opvolgen. Het is voor de rijders het leukste deel van het circuit, zegt Bleekemolen. Het is ook het listigste deel. Max Verstappen crashte er in 2016 en 2018 op exact ­hetzelfde punt. Donderdag tikte hij er ­tijdens een training alweer het staal aan met zijn achterband.

Volgens Bleekemolen heeft dat te ­maken met de specifieke rijstijl van de Nederlander. ‘Max is nog steeds aan het karten, ook al zit hij nu toevallig in een Formule 1-auto. Hij is erop gebrand elke ronde voluit te gaan.’ Hij is daardoor snel, maar een foutje ligt in Monaco altijd op de loer. Zeker met de huidige auto’s, die sneller zijn dan ooit.

In 1985 kwalificeerde Senna zich met 1 minuut 20 seconden en 450 duizendsten als eerste voor de race. Vorig jaar reed Red Bull-coureur Daniel Ricciardo als snelste ooit over het circuit. Hij was tien seconden sneller dan Senna 33 jaar eerder: 1 minuut 10 seconden en 810 duizendsten. Bleekemolen benadrukt dat die tijdperken niet met elkaar te vergelijken zijn. Zo moest er in de tijd van Senna nog handgeschakeld worden en ­beschikten de coureurs niet over stuurbekrachtiging.

‘Ik heb hier Senna na de race weleens op het rechte stuk zien liggen, zo uitgeput was hij’, zegt Bleekemolen. Voor elke generatie coureurs is Monaco op de een of andere manier uitdagend. Mercedes-coureur Valtteri Bottas vindt een rondje Monaco door de hogere snelheden nog elk jaar intenser worden.

Max Verstappen vindt het juist makkelijker worden, omdat de auto’s steeds meer grip krijgen. Op het dek van zijn boot langs het circuit maakt Bleekemolen zich vooral druk om andere zaken. Hij wijst naar de stukken gaas voor de tribune die moeten voorkomen dat een auto het publiek invliegt.

‘Die stangen zitten met een paar lasjes vast. Ik zou daar nooit op de tribune durven zitten. Als er ook maar iets gebeurt, vliegen die auto’s van tegenwoordig de lucht in. Het gaat een keer mis, vrees ik. Of neem Rascasse (de scherpe voorlaatste bocht, red.). Die is bloedsnel. Als daar een rem uitvalt, lig je in de etalage van de botenwinkel erachter.’

Het hoort alleen ook weer bij Monaco, erkent Bleekemolen. In elke bocht schuilt gevaar.