Direct naar artikelinhoud
Nico Dijkshoorn.
Nico Dijkshoorn

Het heeft zoiets treurigs, in een lullig concertzaaltje anderhalf uur lang kijken naar iemand die Bob Marley nadoet

Ergens in Nederland staat nu een man met een opgeplakte snor onder zijn neus in een leren kokerrokje te stofzuigen op hoge hakken. Hij want to break free. Honderd kilometer verderop probeert Leendert Kolenmaker, overdag medewerker in een apotheek, voor een passpiegel hoe je geil kan bewegen in een bruine leren broek. Morgen staat ‘masturberen als Jim Morrison’ op het progamma. In Friesland probeert de band Flink Point uit of een opblaasbaar varken van 40 meter veel last heeft van een stevige oostenwind.

Allemaal zwaar teleurgestelde mensen, want ze zijn niet uitgenodigd voor het festival Rock Valley Outdoor, waar op 7 juli ‘internationale tribute-acts je de meest legendarische Pinkpopconcerten laten herbeleven’.

Ik probeer mij voor te stellen dat je de plaatsvervangende zanger van Pearl Jam bent in de op 7 juli optredende band Rearviewmirror. Maanden en maanden oefenen op dat karakteristieke Eddie Veddergeluid. Zingen alsof er een kilootje kleibinten achter in je keel zit en daarna natuurlijk de wereldberoemde klimpartij in de lichtinstallatie.

En dan de zanger van de Bruce Brothers. Ga er maar aan staan, niet Bruce zelf zijn en dan met een rode band om je kop in een mouwloos spijkerjasje net doen alsof je een arbeider bent. Alleen de echte Bruce kan dat. Vraag dat maar aan Frans Timmermans, die ik ooit op een kleine verhoging voor genodigden met een camera op zijn giechel net zag doen alsof er arbeidersbloed door zijn aderen stroomde.

Intussen ga ik nog liever dood door steniging dan dat ik naar een tributeband moet kijken en luisteren. We zitten midden in een verontrustende golf van tributebands. Drie dagen geleden keek ik op de Nederlandse televisie minutenlang naar een man die eruitzag als een autoverkoper. Hij bleek de nieuwe Nederlandse Elvis te zijn. Wanneer hij zijn heupen bewoog, brak zijn gezicht in tweeën.

Het heeft zoiets ongelofelijk treurigs, in een van die lullige Nederlandse prefab concertzaaltjes anderhalf uur lang moeten kijken naar iemand die Bob Marley nadoet. Dat wezenloze verlangen naar wat ooit verbijsterend echt en levensveranderend was. Die stupide zoektocht naar wat je ooit hebt gemist en dan genoegen nemen met een lelijke zwart-wit kopie van iets wat ooit schitterend levend en in kleur was.

Ik zag als 16-jarig jongetje Bob Marley zeven meter voor mij in de Jaap Edenhal. Zijn haren leken in slowmotion om zijn gezicht te deinen. Hij had zijn ogen dicht. Ik had mijn ogen wijdopen. Ik koester dat moment. Nooit zal ik naar Raggaman Dikkie Voorschoten gaan kijken die No Woman No Cry half in het Drents zingt.

Nico Dijkshoorn schrijft wekelijks een column voor Het Parool.

Reageren? n.dijkshoorn@parool.nl.