Direct naar artikelinhoud
CommentaarDigitale porno

Op het internet kunnen ‘pikante’ foto’s snel hun veronderstelde onschuld verliezen

Op het internet kunnen ‘pikante’ foto’s snel hun veronderstelde onschuld verliezen
Beeld ANP

De inzending van seksueel getinte foto’s of bewegende beelden van vrouwen of meisjes zonder medeweten van de betrokkenen: daarmee kan toegang worden verkregen tot digitale netwerken waarop meer van dit soort beelden te zien zijn. Het schokkendst van deze praktijk, die uitvoerig is beschreven in de Volkskrant van zaterdag jongstleden, is dat veel bezoekers - overwegend mannen -  zich niet bewust (willen) zijn van het criminele karakter van hun handelingen. Ze denken, of doen alsof, dat in twee fotootjes op een digitaal netwerk geen kwaad kan schuilen. Of ze menen, tegen beter weten in, dat vrouwen die zichzelf ooit hebben laten vereeuwigen in een pose die als opwindend kan worden ervaren, vrágen om verspreiding van die beelden.

Tegen deze (oude) vorm van victim blaming moeten vrouwen worden beschermd. Door zowel potentiële daders als potentiële slachtoffers voor te lichten. De laatsten moeten zich ervan bewust zijn dat een pikante foto, gemaakt door een vriendje op een zonnige dag, zijn onschuld kan verliezen als het vriendje een ex-vriendje is, zeker als dat vriendje de bewuste foto al op het internet met derden had gedeeld. Ook is het goed om te beseffen dat zo’n foto ook via een hack verspreid kan worden.

Potentiële daders op hun beurt moeten ervan worden doordrongen dat ze bijdragen aan de instandhouding van criminele organisaties en dat ze met de ongevraagde verspreiding van seksuele privé-opnamen geestelijke schade kunnen aanrichten bij de slachtoffers.

In Groot-Brittannië, en andere landen, wordt deze handeling dan ook als een misdrijf aangemerkt. Ook Nederland maakt aanstalten om ‘misbruik van seksueel beeldmateriaal’ strafbaar te maken. In het wetsvoorstel voor een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht, wordt de lat voor een veroordeling echter hoog gelegd. Hoger dan de Raad voor de Rechtspraak, die om advies was gevraagd, kan billijken.

In de eerste plaats zou het alleen tot een veroordeling kunnen komen als kan worden aangetoond dat de dader ‘weet dat dit beeldmateriaal door of als gevolg van een strafbare handeling is verkregen’. Verder moet worden aangetoond dat benadeling van het slachtoffer het motief van de dader was. De Raad dringt er in beide gevallen op aan de bewijslast te verlichten. Het is te hopen dat minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) ontvankelijk is voor deze wenken.