Bij een vloek zet ik de tv niet uit
Kijken voelt voor mij als een dialoog met de makers: ik wil kijken hoe ze het gemaakt hebben, wat ze bedoelen, vanuit welke pijn of vanuit welke passie ze het zó gemaakt hebben. Ik wil me laten raken, ik wil lachen, huilen, boos worden en me daarna afvragen wat er nu precies zo meeklinkt dat het me zoveel doet.
Als ik naar fictie kijk, dan ga ik een deal aan met de makers: we spreken met elkaar af dat wat we zien, gespééld is. Geen echt overspel dus. Geen echte moord. Geen echte juf – gelukkig.
kerkdienst
Voor de duur van de film of aflevering ga ik erin mee als een gedachten- en gevoelsexperiment: ik bezoek plekken, beleef avonturen en ontmoet mensen, terwijl ik naast Hanske op de bank zit. Ik vind dat grandioos.
Doordat ik opgroeide met de Bijbel en literatuur, wist ik al dat verhalen dat met je kunnen doen. Toen ik op mijn zestiende voor het eerst naar de bioscoop ging, was het dus niet zó nieuw. Het was wel nog spectaculairder: dat je zo’n ervaring met een hele groep mensen tegelijkertijd kunt hebben. Een beetje zoals een kerkdienst. En dan elkaar vragen wat de ander gezien heeft. En ontdekken dat die een heel ander verhaal gezien heeft dan jij, omdat altijd je hele referentiekader meetrilt als je kijkt. Geen echte moord dus, geen echt overspel; in fictie is het gespeeld. Kun je ook zeggen: geen echte vloek? Geen echt racisme? ‘Misbruik ondersteunen’, doe ik dat niet óók als ik een vloek mijn huiskamer binnen laat knallen? Of als ik zonder protest kijk naar stereotyperingen die geen recht doen aan hoe mensen echt zijn? Volgens mij zit de crux in ‘zonder protest’. Als ik niet boos word om dingen waar ik boos om zou moeten worden, dan is er inderdaad wat mis.
Kijken is voor mij een thermometer. Het is met een stok roeren in mijn ziel, zodat-ie niet dichtvriest; het laat me voelen waar mijn hart voor brandt; het stookt bij vlagen vuurtjes op. Daarom wil ik zelf films en filmpjes maken waar je goed boos over kunt worden: ‘Voel maar hoe scheef het zit, voel maar hoe het botst!’. Zelf hoop ik dat mensen op zo’n moment niet de tv uitzetten of wegklikken, maar zichzelf de vraag stellen waarom het hen zo boos of ongemakkelijk maakt – en het liefst wil ik dat het gesprek bij de koffieautomaat ook dáárover gaat. Als een film of aflevering leidt tot een ontmoeting, waarin je iets ziet van wat de ander ten diepste raakt of drijft, heb je als maker iets goed gedaan.
verrot
Blijft de vraag staan of het oké is Gods naam daarvoor te gebruiken. Ik ben daar eerlijk gezegd niet uit.
Een vloek kun je niet spelen; die is er als je ’m uitspreekt. Stripboeken hebben daar een elegante oplossing voor: @#$%^&!. Als schrijver kun je zeggen: ‘Hij vloekte’, maar in film gebruik je meestal directe rede.
Tot nu toe heb ik vloeken buiten mijn films gehouden, omdat er best creatieve oplossingen zijn waarmee je de achterliggende woede (of nonchalance) toch kunt laten voelen.
Maar als kijker zet ik de tv niet uit. Ik stoot mijn vrienden ook niet af omdat ze er zo af en toe een ‘Jezus!’ uitfloepen. Ik vind het wel verrot. Omdat het gaat om de persoon die me zo verschrikkelijk dierbaar is, die ik ken als mijn redder en als iemand die me heeft geholpen op echt moeilijke momenten in mijn leven.
mijn bubbel
Ik snap christenen die de tv uitzetten dus wel. Alleen ik maak een andere keus. Omdat de dialoog stopt als ik in mijn bubbel verdwijn.
Op haar weblog schreef een moeder dat ze aan haar zoon had gevraagd, hoe hij het zou vinden als iedereen in zijn voetbalteam zijn naam zou gebruiken als er wat misgaat.
Haar zoon zei: ‘Dat lijkt me vet irritant. Het zou net lijken of het mijn schuld is dat ze die misser maken.’
Ik besloot vanochtend de vraag aan mijn eigen zoon te stellen. Hij is vier.
‘Izak, ik wil je een heel gekke vraag stellen ... Stel hè, dat iemand een fout maakt, en dan roept-ie heel hard: Izak! En dan doet-ie nog een keer iets stoms, en dan roept-ie weer heel hard: Izak! Wat zou je dan denken?’
Izak was even stil. Zijn ogen begonnen te twinkelen. ‘Ik denk ...’ zei hij, ‘ik denk dat het dan Isabel is!’ Hij keek er bijzonder blij bij. ‘Ik denk dat ze mij dan roept om haar te helpen.’ <