Direct naar artikelinhoud
Column

De nieuwe Spaanse zedenwet riekt naar symboolpolitiek, maar wellicht nuttige symboolpolitiek

Nadia Ezzeroili

In navolging van Zweden wil Spanje ook een aangescherpte ‘sekswet’ – want om een of andere reden heet zedenwetgeving in de Nederlandse media niet gewoon ‘zedenwetgeving’, maar ‘sekswet’, alsof het om een wet gaat die ons voorschrijft hoe we seks moeten hebben in plaats van een wet die ons duidelijk maakt wanneer je een zedendelict begaat – om verkrachting makkelijker te kunnen bewijzen voor de rechter.

Dat betekent dat verkrachting dan niet alleen maar verkrachting mag heten wanneer geweld is gebruikt, of misbruik is gemaakt van een dronken situatie. Nee, je bent ook strafbaar bezig wanneer je je beoogde sekspartner bespringt als, afgezien van een ‘nee/hou op/rot op’, ook geen duidelijke ‘ja’ is gezegd.

Kortom: zonder expliciete toestemming mag het feestje niet doorgaan.

Je hoort de reagurende labbekakken al roepen: ‘Moeten we dan voortaan een contract tekenen voordat we na een avondje stappen met iemand mogen neuken? ’ Of de romantici: ‘Missen we straks dan geen spontaniteit of een zekere joie de vivre in het verleidingsspel?’ Of een zekere FvD-politicus in de Tweede Kamer: ‘De realiteit is dat vrouwen niet alleen maar met omzichtig ‘respect’ behandeld willen worden door hun sekspartner; dat ze helemaal niet willen dat je hun ‘nee’, hun weerstand respecteert: de realiteit is dat vrouwen overrompeld, overheerst, ja: overmand willen worden.’

Een kwestie zoals de grens tussen een fijne ervaring en een zedendelict verdient betere reacties dan puberaal of sentimenteel gezanik. De nieuwe Zweedse zedenwetgeving die sinds 1 juli geldt, is niet zomaar ontstaan. Uit onderzoek van het Swedish Crime Survey blijkt dat het percentage Zweedse slachtoffers van zedendelicten tussen 2012 en 2016 verdrievoudigd is: van 0,8 procent naar 2,4 procent. Zweden herinnert zich nog steeds het drama uit 2013, toen een ­15-jarig Zweeds meisje door drie jongens, tot bloedens toe, met een wijnfles verkracht werd. Ze deed aangifte, maar de rechter suggereerde dat het sluiten van haar benen misschien ook een uiting van verlegenheid kon zijn, in plaats van een signaal van weerstand. De jongens werden vrijgesproken.

Spanje kent een soortgelijk geval van groepsverkrachting, waarbij de daders begin dit jaar wegkwamen met een lagere straf, omdat de rechters vonden dat het slachtoffer niet genoeg weerstand bood om van verkrachting te kunnen spreken. In ons eigen landje kreeg de aanranding van een Nederlandse journaliste in 2015 landelijke bekendheid, nadat opsporingsdiensten haar actief ontmoedigd hadden om überhaupt aangifte te doen. Ze werd met twee weken verplichte bedenktijd naar huis gestuurd.

Toch zal de nieuwe Zweedse zedenwet, en straks waarschijnlijk ook de Spaanse, juridisch gezien weinig uitmaken. De drempel voor bewijs wordt niet verlaagd en daders kunnen nog steeds beweren dat toestemming wel degelijk is gegeven. Het riekt dus naar symboolpolitiek.

Maar misschien heeft symboolpolitiek in dit geval eens nut: op de Zweedse overheidssite is, naast de nieuwe zedenwetgeving, ook een grote campagne aangekondigd die jongeren – de meest kwetsbare groep – weerbaarder moet maken en de aangiftebereidheid onder slachtoffers moet vergroten. Het doet vermoeden dat die Zweden niet zozeer ‘politiek correct’ zijn, maar vooral goed snappen hoe je een belangrijke campagne aan de man moet brengen zonder de rechtsstaat in gevaar te brengen.