Direct naar artikelinhoud
InterviewK. Schippers

Goed om je heen kijken en alles wat je aantreft, aaneenrijgen: K. Schippers (81) doet het zo al meer dan 60 jaar

Als verslaggever John Schoorl bij K. Schippers (81) op bezoek gaat, krijg je geen gewoon interview. De persoon achter de schrijver? Hou toch op. 'Wat zeg je? Ernst? Nee, dat heb ik niet zo.'

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

Als je bij K. Schippers moet zijn, moet je in zijn geest handelen. Er dient goed gekeken te worden, alles uit de werkelijkheid kan van pas komen - dus voorafgaand aan de ontmoeting op naar Bruno Klassiek, muziekwinkel in Haarlem.

Bruno van Bruno Klassiek gaat voor naar een ruimte boven zijn winkel, de trap op, een kamer door, een keuken, steekt het buitenterras over en loopt een vrijstaand achterhuis in. Kasten vol platen, boeken en cd's, ogenschijnlijk ongeordend, maar niet voor Bruno. Hier is het, zegt hij, in deze kast: dé jazzplatencollectie van J. Bernlef, de in 2012 overleden grote vriend van K. Schippers.

Ik trek er een plaat uit, en nog één, veelal originele jazzklassiekers uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, er zijn er honderden. En dan is daar de plaat die ik zoek, zonder dat ik 'm zocht. Een plaat met een afgeragde, af-geleefde hoes, waarbij een hoek is afgescheurd: van pianist Lennie Tristano uit 1956, het jaar dat K. Schippers en J. Bernlef samen naar jazzconcerten gingen en het dadaïsme ontdekten.

Die is voor K. Schippers, daar kan hij wat mee, dit moet wel een langspeelplaat zijn met een verhaal, voor een gedicht, het begin van een roman of essay of wat dan ook. Want het zit zo: zo'n vondst kan zomaar kunst worden. In zijn nieuwste boek Straks komt het - zijn 36ste - komt het uitgebreid aan bod: de grens opheffen tussen officiële kunsten en het leven van alledag. Hij dichtte ooit:

Als je goed/ om je heen kijkt

zie je dat alles/ gekleurd is

CV Gerard Stigter

1948 Naar de hbs
1956  Bezoekt tentoonstelling Kurt Schwitters in het Stedelijk Museum
1958 Richt tijdschrift Barbarber op, met Brands en Bernlef
1963 Poëziedebuut De waarheid als De Koe
1962 Werkt voor boekenimportmaatschappij, reclamebureaus, de Haagse Post en maakt documentaires
1973 Redacteur Hollands Diep
1978 Prozadebuut Bewijsmateriaal
1983 Multatuliprijs voor roman Beweegredenen
1995 Zilveren Griffel voor 's Nachts op het dak
1996 P.C. Hooft-prijs voor gehele oevre
2006 Libris Literaruur Prijs voor Waar was je nou
2012 Overlijden boezemvrienden Brands en Bernlef
2016-2018 Stadsdichter van Amsterdam
2018 Zijn 36ste boek, Straks komt het

Gerard Stigter is getrouwd met Erica Hoornik, ze hebben twee dochters en drie kleinkinderen.

Zo doet hij het al meer dan zestig jaar, K. Schippers, pseudoniem van de 81-jarige Gerard Stigter, zoon van een Amsterdamse effectenhandelaar. Goed om je heen kijken en alles wat je aantreft, aaneenrijgen. Hij won er onder meer de P.C. Hooft-prijs mee, en de Libris Literatuur Prijs. In zijn nieuwste boek gooit hij reizen naar de sporen van componist George Gershwin en kunstenaar Kurt Schwitters in de mix met persoonlijke herinneringen aan de bevrijding, of aan zijn ome Ko. Hij mag dan wel 81 zijn, op plechtig ouwemannengezeur kun je hem niet betrappen. In Absurdistan is hij geworteld en als hij opeens begint te zingen, hoort dat bij het K. Schippers-pakket:

You sigh, a song begins

you speak and I hear violins

it's magic.

De platencollectie van zijn vriend Bernlef speelt een bizarre rol in een eerder boek van K. Schippers, Voor jou (2014). Daarin schrijft hij over een opmerkelijke mail die hij kreeg op Bernlefs sterfdag, namelijk van Bernlef zelf, acht uur na zijn dood. 'Heb jij voor mij naam, adres en eventueel het e-mailadres van die jazzwinkel waar je Pee Wee Russel hebt gekocht? Ik wil mijn platen- en cd-collectie jazz aan hen aanbieden.'

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

K. Schippers staat in zijn woonkamer in zijn bovenhuis in Amsterdam Oud-Zuid met de net uitgepakte plaat in zijn handen, ooit toebehorend aan Bernlef die eigenlijk Hendrik Marsman heette. Hoe het ooit was afgelopen met de platencollectie, daar had hij geen idee van. Hij had het zich wel een keer afgevraagd: wie zal nu toch de platen van Henk draaien?

Hij gaat erbij zitten.

Ach nee toch, zegt hij en bevoelt de hoes, dit doet 'm echt wat. Toevallig had hij gisteren nog Tristano gedraaid. Deed Henk altijd aan het einde van de middag, een plaat opzetten, hij had er honderden. Als hij aan Henk denkt, denkt hij vooral aan muziek, aan hoe goed hij piano speelde.

Man, man, zegt hij nog luider. Kijk toch, de hoes is gescheurd. Hoe kan dat? Heb jij 'm zo gelijmd? Zat dit echt zo? Zou Henk 'm gescheurd hebben? Nee, Henk was niet iemand die zo met zijn platen omging. Heeft die Bruno alles?

Ik zeg: Bruno heeft de collectie opgekocht van Bernlefs zoon en diens vrouw Eva, twee jaar geleden, en zet de albums nu stuk voor stuk in zijn zaak, Bruno Klassiek in Haarlem. De raadselachtige mail van Bernlef kreeg K. Schippers toen hij tijdelijk in Brussel zat. Daar kocht hij eveneens een jazzplaat voor zijn andere oude vriend, G. Brands, die eigenlijk Gerard Bron heet. Met zijn drieën vormden ze van 1958 tot 1971 Barbarber, 'een tijdschrift voor teksten', met alle drie een pseudoniem.

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

Verwarring in een melige setting, daar hadden ze geen hekel aan.

Eerst verdween Gerard, zegt K. Schippers over het heengaan van zijn vrienden, en drie weken later werd Henk verbrand. Crematie weigert hij te zeggen, net als dood. Verdwijnen geeft nog de hoop dat iemand terugkomt. Hij probeerde het meteen te verwerken in Voor jou, het boek dat hij in Brussel aan het schrijven was. Misschien kon hij ze nog laten opgaan in het verhaal.

Nee, hij wordt nooit sentimenteel en zeker niet in zijn boeken. Sentimentaliteit ligt hem niet, daar is hij voor op zijn hoede. Wat hij wil, is mooie beelden doorgeven en die in taal tegen elkaar plakken, als in een collage. Dus Henk die nog mailt over zijn platencollectie terwijl hij eigenlijk dood is, daar had hij gelijk wat aan, dat was perfect.

Of Gerard Brands in het ziekenhuis, die niet kan slapen van de dierengeluiden. Gemiauw. Blaffen. Getrompetter van een olifant. Hij dacht: nu is het me echt in de bol geslagen. Hoort u dat ook, vroeg hij de verpleegster, is dat normaal? Maakt u zich maar geen zorgen meneer Brands, dat is de patiënt hiernaast, die houdt ervan dieren te imiteren. Dan maar ook het verhaal van Gerard dat hij in Thailand een olifant zag met een achterlichtje aan zijn staart.

Dat soort beelden gaf je aan elkaar door, zegt hij, daar kon je verder mee dan met zoiets als je gevoel - hij zegt het alsof het gaat om een nare aandoening. Aan hem, K. Schippers, nu de taak om alles in die geest voort te zetten. Die kijk op het bestaan: neem het allemaal niet zo serieus. Probeer de mensen aan het lachen te maken. Het over helemaal niks hebben, zoals kinderen doen. Weet je wat hij heel erg mist? Gewoon Henk opbellen en dan iets vertellen wat merkwaardig is en je dan een breuk lachen. Of samen naar Laurel & Hardy kijken - en nog harder lachen.

Hou dit beeld maar vast, zegt hij, een foto gemaakt door Ed van der Elsken van een concert van Chet Baker in het Amsterdamse Concertgebouw in 1955. Als je goed kijkt, zie je ze zitten op de eerste rij, de drie vrienden. Dat zegt alles, vindt K. Schippers: er is de liefde voor... je weet eigenlijk niet waarvoor... dat je daar mag zijn, met elkaar... dat niks vaststaat... alsof het leven elke dag weer moet worden geïmproviseerd.

Met zijn drieën liepen ze een jaar later een tentoonstelling van Kurt Schwitters binnen in het Stedelijk Museum. Dat was wat zeg, die combineerde tramkaartjes, gevonden briefjes en andere rotzooi tot iets nieuws. Opeens doet K. Schippers, waarschijnlijk, een vogel na: okakaka kakooo.

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

Alsof er niks vreemds is gebeurd, vertelt hij verder. Want dat was nog eens wat, wat een bevrijding, die Schwitters. Je hoefde niks te kunnen, je hoefde niks uit te leggen. Niets was iets. Alles kon iets worden. Een jongen die zijn step kwijt was. Een papiertje van de douane waarop stond wat je niet mocht meenemen. Sonnetten? Ready mades! Net als Marchel Duchamp met zijn uitgestalde wc. Je moet de mogelijkheid bij de strot grijpen. Die gedachte heeft 'm nooit verlaten - en zo ontstond Barbarber.

Je licht beentje, op een luchtige toon.

Mensen zeggen weleens: die jaren vijftig waren saaaaaaai. Nou, dan heeft hij nieuws, ze waren helemaal niet saai. De dijken braken door. Na de bevrijding was daar zíjn bevrijding, met jazz in het Concertgebouw, een boerende blazer, abstracte films, Samuel Beckett. Ja, er was angst, dat er weer een oorlog zou komen, dat er weer een atoombom ging vallen. Dat is trouwens wel blijven hangen, bij hem, hij heeft het gevoel dat-ie zo weer kan vallen. Daarom moet je iets voor jezelf verzinnen, vond hij, niet je kop laten hangen naar een ander. Geef je bestaan zelf vorm met iets ánders. La la la la la la - en dan een hele pagina. Een Barbarber-nummer vol behangpapier.

Alles kan, met dat idee staat hij elke dag op. Scheert zich, gaat naar de bakker, ontbijt aan tafel en dan begint het, boven in zijn werkkamer. Van half tien tot half drie. En dan is het op, gaat hij naar de film of een beetje rondhangen, een stuk lopen. Soms heeft hij wat geschreven dat later pas van pas komt. Zo had hij een scène geschreven over een antiquair en zijn dochters die in een huis woonden waar vaders handel stond. Was er een mooie stoel, werd-ie verkocht en moesten zijn dochters weer op een andere stoel zitten. Deze scène had K. Schippers bewaard, op een papiertje, op zijn werkkamer.

Wil je het zien?, vraagt hij. Je bent er nu toch.

De trap op, een doorgesleten blauwe trap. Overal kleine velletjes op zijn werkkamer die door weer andere kleine velletjes bij elkaar worden gehouden, gerubriceerd in houten dozen of schoenendozen. Losse zinnen als 'Waar ik ook over bel'. Of: 'Een drummer zegt bijna nooit iets.' Voorts in de werkkamer: een foto van de drie oude vrienden samen. Gekregen van Henk: een plaatje van een neus drijvend in de soep. Gekregen van Gerard: een vogelplakboek met de tekst: 'Voor K. Schippers, met zorg gespaard.'

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

Hij loopt de gang in, de rondleiding wordt nu stevig in-gezet, beneden had hij reeds het K. Schippers-universum geduid en namen van talloze kunstbroeders schieten voorbij, met altijd die ene vraag als bonus: ken je die?

Eigenlijk hoeft hij niet naar buiten, want veel is al hier. Hij wijst op een tekening van Japie Krekel in de gang, met een originele handtekening van Walt Disney. Kocht-ie op nine eleven, de dag van de aanslag op de Twin Towers; hoe is het mogelijk, hoe Amerikaans wil je het hebben? En deze, ietsje verder, met alleen de tekst 'Harvest Something'. Dat hoort bij zijn levenshouding: ga oogsten, doe wat.

Wat zeg je? Ernst? Nee, dat heeft hij niet zo. Waarom niet? Waarom wel. Ja, dat moet je aan zijn moeder vragen, zegt hij als de trappen afloopt. Zijn moeder was net zo, die was heel erg geestig. Ze stierf in 2001, ze sliep hier in de woonkamer de laatste maanden van haar leven. Weet je waar ze heel lang woonde? Op een verdieping onder het pied-à-terre van Johan Cruijff. Wie maakt dat nou mee? Daarover heeft K. Schippers het gedicht Onder de Grasmat gemaakt. Want hij hoorde Cruijff lopen als hij bij zijn moeder was. Zo verbeeldde de dichter alsof Cruijff niet zomaar rondliep, maar aan het voetballen was op een grasmat, en hij daaronder zat.

Daar kon zijn moeder om lachen, om dat beeld. Een andere anekdote van zijn moeder ging over de hond die ze in de tram zag, doodstil zittend op een stoel. Dus zijn moeder ging naar de bestuurder en vroeg: die hond, is iemand die toevallig vergeten? Nee, zei die bestuurder, die hond rijdt altijd mee, vanaf het begin tot aan het eind, heen en weer, daar houdt-ie van.

Weet je wat zijn moeder ook deed? Zag ze een man bij de tram staan, die nog een kleerhanger in zijn jas had. Meneer, zei ze dan, mag ik die kleerhanger hebben, als souvenir? Ja, die nam ze dan mee naar huis. Snap je het nu? Daar heeft hij het vandaan. Hij zag zijn moeder en vader nooit als ouders. Daar deden ze niet aan, aan ouderlijk gezag, net zo min als als aan moraliseren. Ze lieten 'm zijn gang gaan. Nee, hup mee naar de bioscoop, zei zijn moeder, hij mocht altijd mee. Zo deed hij het later zelf ook met zijn twee dochters. Zijn dochter Bianca is zelfs beroepskijker geworden, kunstcriticus bij NRC Handelsblad, ze is getrouwd met regisseur en Oscar-winnaar Steve McQueen. Zijn andere dochter, Diana, heeft een galerie. Allebei in de kunsten, hij gelooft wel dat hij daar een rolletje in heeft gespeeld.

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

Zie hem niet als een soort pater familias, met dochters en kleinkinderen, hangend aan elkaar. Hij is dol op zijn familie, maar wie is dat niet? Zijn vrouw Erica ontmoette hij voor het eerst in 1959. Henk Bernlef had verkering met haar zus Eva en op een feestje bij de vader van de dames, dichter Ed Hoornik, was het opeens heel erg gezellig.

Wil je een gebakken ei of zo? Glaasje melk, een pilsje?

Waar waren we gebleven? O ja. De persoon achter de schrijver. Ha! Staren naar de navel, even een kilo angsten en twijfels over de heg gooien bij de lezer. Kunstenaars moeten tegenwoordig heel per-soon-lijk zijn. Ach, hou eens op! Hij hoeft niks over zichzelf te weten, zijn reis gaat nooit naar binnen, maar naar buiten. Iets zoeken wat hij niet eerder zag, er is nog zo veel te zien. Je weet dat iemand een rug heeft, daar ga je vanuit, maar je weet het pas als je 'm hebt gezien.

Dank u, zijn gezondheid is goed, hij stort niet neer. Zijn moeder werd 99, die kant denkt hij ook op te gaan. En met zijn geheugen is niks mis, want desgevraagd somt hij zo de basisopstelling van het eerste van Blauw-Wit op, uit 1949.

Nooit heeft hij het gevoel dat hij nog maar weinig tijd heeft. Eerlijk gezegd is hij daar te oppervlakkig voor. Waarom moet kunst over liefde en dood gaan? Het gewichtige van de literatuur steekt altijd maar de kop op, het is niet anders. Weet je wat veel mooier is, en wel het hoogtepunt in zijn leven?

Nou daar komt-ie.

Dat hij in bioscoop Desmet net na de oorlog Rhapsody in Blue zag over het leven van George Gershwin en dat hij meer dan zeventig jaar later - aan het einde van zijn eigen leven - zomaar in het huis van Gershwin stond, aan de Upper West Side in Manhattan. De vrouw die daar woonde, kwam hij toevallig tegen - en samen keken ze vanuit het appartement naar de overkant van de rivier, naar New Jersey. Dat je in je leven zo dichtbij kunt komen, dat geloof je toch niet.

K SchippersBeeld Jaap Scheeren

En daar gaat hij, zingend: Someday you come along... the man I love.

De langspeelplaat van Henk Bernlef wordt opgetild, het is zover. Om te beginnen - dat weet hij zeker - heeft hij 'm gekocht bij Discotone in de Korte Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Hij weet nog dat hij midden jaren vijftig in die zaak kwam, samen met Henk, en dat de eigenaresse zei: Bird is gestorven, Charlie Parker. Dat was erg hoor.

Aan de randen van de hoes zit vergeeld plakband, en hij pakt uit een kast een plaat uit zijn eigen zorgvuldig bewaarde collectie, een exemplaar van Charlie Parker uit de jaren vijftig met hetzelfde vergeelde plakband. Dat deed je toen zo, zegt hij, met dat plakband, dan gingen de randen niet kapot. Luister! Hij weet waarom de hoes beschadigd is. Bernlefs zoon Michiel deed zijn vader na, trok net als hij platen uit de kast. Henk wilde dat niet verbieden, maar het hoefde niet kapot, dus hij heeft op een zeker moment de plaat uit zijn handen getrokken. Zo moet het gegaan zijn, zo gingen die dingen toen, hij is eruit.

Weet je wat hij goeie muziek vindt? Muziek die uit een huis komt als je voorbij loopt.

De plaat gaat op, en pianist Lennie Tristano is te horen, met Jeff Morton op drums en Peter Ink op bass.

K. Schippers denkt dat hij niet dichter bij Henk kan komen dan hij nu is.