Direct naar artikelinhoud
Interview

Schrijver Christophe Vekeman verruilde fictie voor God: ‘Ik zie taalverloedering als blasfemie’

Schrijver Christophe Vekeman verruilde fictie voor God: ‘Ik zie taalverloedering als blasfemie’
Beeld Getty Images

De Vlaamse schrijver Christophe Vekeman (51) kondigde twee jaar geleden in zijn column in De Standaard Weekblad aan dat hij voorlopig zou stoppen met het schrijven van fictie. Hij ging op zoek naar de waarheid en vond God. ‘Het was geen donderslag bij heldere hemel.’

Samen met zijn vrouw Mieke bezocht Christophe Vekeman Oxford in Engeland om te zien waar de door hem bewonderde Britse christelijke apologeet C.S. Lewis (1898-1963, ook bekend van de kinderboekenserie Narnia) had gewoond. In de Holy Trinity Church in Headington, naast de begraafplaats van Lewis, hoorde Vekeman plotseling een stem, die geen echte stem was, maar toch hoorde hij heel duidelijk wat er tegen hem werd gezegd, namelijk dat hij een lied moest zingen. Hij schrijft: ‘Ik moest het zelf componeren en zingen, dat lied. Het was een gloednieuw lied.’

Toen hij terugkwam in zijn hotelkamer, sloeg hij de Bijbel open bij psalm 33 en las: ‘Zing een nieuw lied voor de heer/speel met overgave, laat het klinken.’ Die woorden raakten hem tot diep in zijn ziel. Het was de eerste van een reeks openbaringen. In Tot God laat Vekeman aan de hand van gedichten, brieven, essays en herinneringen zien hoe hij bij het christelijke geloof uit zijn jeugd is teruggekeerd.

Waarom heeft u de fictie afgezworen?

“Ik zag mezelf verwikkeld in een strijd met wat de ik ‘de boze tijdsgeesten’ noem. Ik had fictie altijd gedefinieerd als het domein waar absolute vrijheid heerst. Maar op een gegeven moment voelde ik een keurende blik over mijn schouder die verder reikte dan die van mijn idolen, er was een opgeheven vinger mee gemoeid. Ik vroeg me af: mag ik dit woord nog wel gebruiken? Kan ik nog grenzeloos verbeelden? Ik merkte dat ik niet langer op het hoogste niveau kon opereren in mijn schrijfkamer. Dat was een fnuikend gevoel, dus toen dacht ik: ik kies mijn eigen beperking en dat is de beperking van mijn waarheid.”

Hoe verhoudt waarheid zich tot geloof?

“Mede door mijn column in De Standaard Weekblad begon ik mijn blik meer naar buiten te richten. Wat me opviel was dat we leven in een sterk moralistisch gekleurde maatschappij waarin de focus ligt op details. Bijvoorbeeld: hoe vaak per week mag ik nu eigenlijk rood vlees eten om mezelf nog een goed mens te kunnen noemen? Dat zijn belangrijke zaken, maar tegelijkertijd is het niet zo dat je ermee voorkomt dat de wereld vergaat.”

Ik had fictie altijd gedefinieerd als het domein waar absolute vrijheid heerst. Maar op een gegeven moment voelde ik een keurende blik over mijn schouder

“Als we tegelijkertijd geloven dat met de dood het leven ophoudt, zijn dat soort waarden ook heel vergankelijk. Dat bracht me ertoe me te gaan verdiepen in de geschiedenis van de moraal. De christelijke apologeet C.S. Lewis heeft belangwekkende dingen geschreven, zoals: ‘Ik kan niet geloven in een God, die zich niet via de weg van de rede laat benaderen’. Maar toen ik in die kerk was, die hij iedere zondag bezocht, viel ik toch ten prooi aan het mystieke: een godservaring of -gewaarwording die eigenlijk haaks op dat rationalisme staat.”

Door uw zoekende instelling was u ook erg ontvankelijk.

“Klopt. Het was geen donderslag bij heldere hemel. Het begon eigenlijk al op mijn 23ste toen ik langs de kerk op het Van Beverenplein in Gent fietste en daar een affiche tegen de gevel van de kerk zag prijken met de tekst: ‘Elke dag zijn eigen leed.’
Wat me aansprak was het dubbelzinnige van de tekst. Aan de ene kant is het een cynische opmerking: er gaat geen dag voorbij zonder lijden. Aan de andere kant schuilt er optimisme in: je moet nu niet denken aan morgen.”

“Het christendom speelt zich niet alleen af binnen de muren van de kerk. Het was aanwezig bij de schrijvers die ik bewonder, zoals Flannery O’Connor, Graham Greene, Joris-Karl Huysmans en in de muziek waarop ik dol was: van Leonard Cohen, David Bowie, Bob Dylan. De interesse in het geloof is de afgelopen 25 jaar nooit hoog opgelaaid, maar heeft wel altijd gesmeuld.”

U schrijft: ‘God hangt niet af van onze woorden, we zijn het zelf die onze woorden nodig hebben om te vermoeden wie God is.’

“‘In het begin was het Woord. En het Woord was bij God. En het Woord was God’ (citaat Johannesevangelie, red.). Ik beschouw onze taal als een afspiegeling van het woord van God. Daarom zie ik taalverloedering of taalslordigheid ook als een vorm van blasfemie. Het christendom is een heel literaire godsdienst, en in elk geval een godsdienst die het woord fêteert in de vorm van Jezus Christus. Aan het begin van de Bijbel schept God de wereld. Hij zegt: ‘Laat er licht zijn.’ Uit het woord ontstaat alles.”

U maakt gebruik van literaire middelen om uw waarheid te vertellen: het boek is zwanger van de symboliek en u legt verbanden waardoor een nieuwe werkelijkheid of eenheid ontstaat.

“Tijdens het schrijven kwam ik er inderdaad achter dat het onmogelijk is je aan de waarheid te houden en het is ook niet zo dat die per definitie betrouwbaarder is. De waarheid heeft altijd toch de fictie en de fantasie en die verbeelding nodig om inderdaad tot uitdrukking te komen. We zijn ertoe veroordeeld. Ik heb altijd een hekel gehad aan dat cliché van: we hebben verhalen nodig. Maar na het schrijven van Tot God begrijp ik wat er eigenlijk mee wordt bedoeld. We hebben het verhaal nodig om bepaalde gaten in onze beleving te vullen of om ons te herinneren.”

Ik vreesde al een beetje dat mensen het op die manier zouden interpreteren: kijk, die man is gek

Als u op een avond beschonken door het Citadelpark naar huis loopt, overkomt u iets, waarvoor u niet helemaal de woorden kunt vinden. Mieke trof u op uw knieën in de regen, terwijl u zichzelf jammerend op de borst sloeg. U prevelde: ‘We zijn gered nu.’ Had u een godswaan?

“Ik vreesde al een beetje dat mensen het op die manier zouden interpreteren: kijk, die man is gek, ik wist het vanaf het begin. Het rare was dat ik eigenlijk helemaal niet zo dronken was, maar het was absoluut een crisis. Ik denk dat ik een zenuwinzinking had, maar wel een die tot nieuwe inzichten leidt, zoals een burn-out ervoor kan zorgen dat je de dingen anders aanpakt. De boodschap was: wees niet bang om achter de schermen van de zogenaamde realiteit te kijken, want er valt heel wat te zien wat de moeite waard is.”

Christophe Vekeman: ‘Ik voelde achterdocht ten aanzien van mezelf. Meen ik dit nu echt?’Beeld Mieke De Ley

Uw collega Kristien Hemmerechts vertelt over haar memoir Van ver gekomen dat zij leed aan Godsschaamte. Herkent u dat?

“Ik durfde de ‘Zes gezangen (gedichten) voor God’ of de brief aan Peter (Terrin) over mijn ervaring in Oxford aanvankelijk niet met de mensen om me heen te delen. Ik dacht: dit is toch maar raar. Is dit nu alleen maar literatuur? Ik voelde achterdocht ten aanzien van mezelf. Meen ik dit nu echt? Pas na verloop van tijd, na verloop van schrijven, kwam ik erachter dat ik geen andere keuze heb dan dit te menen.”

U bent opgevoed als ‘cultuurkatholiek’, als ik dat zo mag noemen: u ging naar de mis, zonder diep doorvoeld geloof, maar omdat het erbij hoorde. Hoe ziet uw geloofsbelijdenis er nu uit?

“Mijn grootvader van vaderskant was de koster van het dorp en mijn grootmoeder van moederskant had een visserscafé, dus ik ben een beetje tussen kroeg en kerk opgegroeid.”

“Vandaar mijn liefde voor de dynamiek tussen de zaterdagavond en de zondagochtend. We hadden geen Bijbel in huis, die ben ik later pas gaan lezen en ik heb ook veel van Anglicaanse en Protestantse auteurs gelezen, maar ik voel toch dat de katholieke moederschoot mijn thuis is, dus ik bezoek de katholieke mis weer met regelmaat.”

U bent opgevoed als ‘cultuurkatholiek’, als ik dat zo mag noemen: u ging naar de mis, zonder diep doorvoeld geloof, maar omdat het erbij hoorde. Hoe ziet uw geloofsbelijdenis er nu uit?

Christophe Vekeman - Tot God, De Arbeiderspers, €26,48, 272 blz.