Direct naar artikelinhoud
Column

FC Emmen is het kleine broertje, een nakomertje, voor wie je je een beetje moet schamen

FC Emmen is het kleine broertje, een nakomertje, voor wie je je een beetje moet schamen

In de aanloop van FC Groningen - FC Emmen van zondag, de eerste keer dat de clubs een eredivisiewedstrijd tegen elkaar speelden, probeerde het Dagblad van het Noorden een mooie naam voor de gelegenheid te bedenken, ‘het historische treffen’. Iets met het Noorden erin of de hunebedden misschien? De N34-derby, de Hondsrugclash?

Men kwam er niet uit, al werd medewerking van lezers gezocht. In en rond Groningen was een sterke onwil te bespeuren om bijzondere betekenis aan de wedstrijd toe te kennen. Dit was geen derby, werd er geroepen, het woordenboek erbij. Een derby ging tussen clubs uit dezelfde stad of streek. Emmen lag niet eens in dezelfde provincie.

Telde de regio dan niet? Voor mij zijn Emmen en Groningen deel van hetzelfde Nedersaksische cultuurgebied, door de Hondsrug verbonden, die in de voorlaatste ijstijd als een navelstreng is afgezet tussen mijn geboorte- en mijn woonplaats. Als het regent in Groningen en in Emmen niet, zegt mijn moeder altijd dat het door de Hondsrug komt.

FC Emmen is het kleine broertje, een nakomertje, voor wie je je een beetje moet schamen. Wij bulkten van de speciale gevoelens. Acht Emmen-spelers zijn ooit door Groningen ‘afgeselecteerd’. Onze trainer heeft er zes jaar gewerkt. Toch was Emmen geen Groningen 2, zei hij, maar een club met een eigen identiteit.

Vier seizoenen stond Nicklas Pedersen bij Groningen in de voorhoede. Achteraf moest hij toegeven dat hij er buiten het café weinig had laten zien. Hij vertrok met ruzie, speelde een tijd elders en werd later opgepikt door Emmen. Ook bij ons is hij vaak geblesseerd en scoort hij niet. Toen hij zondag laat werd ingebracht, nam het publiek nauwelijks de moeite om hem uit te fluiten.

Emmen speelt vanaf het begin al verzorgd voetbal. Maar FC Groningen had van oudsher een balsturiger karakter, wat meer Sturm und Drang. Ik dacht altijd dat de lol er bij hen was afgegaan toen ze ineens verzorgd voetbal gingen spelen, maar in de Volkskrant las ik dat het de wetenschap was, de cijfers, het geloof in meetbaarheid.

De wedstrijd viel tegen. Ik kon de spelers van Groningen bij balbezit wel zien lopen, in hun witte shirts tussen onze zwarte uittenues door, in allerlei wetenschappelijk verantwoorde looplijnen. Het zag er gevaarlijk uit, angstwekkend alsof er heel precies werd gesneden. Als ze waren aangespeeld, hadden ze zo kunnen scoren, maar ze werden niet aangespeeld. En het gekke was, en daaraan zag je al een eerste verschil in identiteit: bij ons was het precies andersom. Wij kregen vaak alleen de bal op de goeie plek.

Lange tijd leek de wedstrijd op een mistige 0-0 uit te draaien, toen Groningen in de 87ste minuut opeens alsnog een doelpunt maakte, mooi maar onverdiend. Ik liep door het stadion naar beneden om de teleurstelling van de gezichten af te gaan lezen, maar eenmaal beneden had Pedersen al 1-1 gemaakt en kon ik nog net zien hoe hij er meteen achteraan ook nog de winnende 1-2 inkopte.

Voor Groningen was het Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt. Ook dat was bij ons andersom. Wellicht dat Groningen onze warme derbygevoelens de volgende keer wel zal willen beantwoorden. Ik hoop het. Samen is veel leuker dan alleen.