Een stageverslag in koeienletters
Hoe krijgen we ooit onze zolder opgeruimd?, vroeg adjunct-hoofdredacteur Daniël Gillissen van het Nederlands Dagblad zich begin september vertwijfeld af, in de rubriek ‘van de redactie’.
De krant staat aan de vooravond van een verhuizing en een dagblad verzamelt in de loop van enkele decennia een hoop rommel op de redactie. Gillissen moet bij het opruimen verbaasd zijn geweest bij de aanblik van een strook fotozetsel van tientallen meters lengte. Met daarop in niet al te fraai proza een stageverslag in 64 punts corpsgrootte. Met als ondertekening mijn naam, eveneens in 64 punten.
Het is een curieuze herinnering aan het begin van mijn journalistieke loopbaan en de overgang van het analoge naar het digitale tijdperk. Of zou die niet bewaard zijn?
Het eerste kwartaal van 1986 liep ik stage op de redactie bij het ND, dat toen amper een jaar kantoor hield in Barneveld. Het gros van de redacteuren werkte op zijn kamer in stilte, met een mechanische of elektrische schrijfmachine binnen handbereik. In het hart van de redactie waren drie stiltecabines met daarin een heuse pc, waar vooruitstrevende redacteuren én stagiairs een voorschotje namen op de digitalisering van het krantenbedrijf.
Vanuit een van die cabines verstuurde ik in het voorjaar van 1986 een instructie naar de zetmachine. Het leek me een prachtig idee om mijn driemaandenstage bij het ND af te sluiten met een stageverslag in de vorm van een minikrant. En dat kon ik niet zomaar vanuit een handig opmaakprogramma printen in het lettertype van mijn voorkeur. Dat lukte uitsluitend als ik de zetcomputer gebruikte, die consequent fotozetsel in het standaardfont van de krant produceerde. Maar ik vergat een cruciale zetinstructie, zodat niet alleen de kop, maar het hele verslag in de knoertgrote 64 puntsletter werd gezet.
De zetcomputer spuugde het zetsel gestaag maar traag uit, en dat in de aanloop naar de deadline, terwijl ongeduldige opmaakredacteuren zaten te wachten op het zetsel met de échte artikelen.
Ik ben die laatste stagedag met de staart tussen de benen huiswaarts gekeerd. Hoeveel vertraging de productie van de zaterdagkrant had opgelopen, heb ik nooit durven vragen.
De week daarop ben ik als een muis de redactie op geslopen om de zetopdracht nogmaals te geven. Nu mét de afsluitende zetinstructie achter de 64-punts kop. Opgelucht ging ik het zetsel ophalen in de computerruimte, die uitbundig versierd bleek met slingers fotozetsel met daarop mijn stageverslag. In 64 punten. De redacteuren die daar op dat moment rondliepen, haalden hun schouders op. Ze hadden er vooral flink om gelachen.
Mijn stageverslag telde uiteindelijk twee pagina’s, voorzien van een dikke stapel bijlagen: de pennenvruchten van drie maanden stage.
De artikelen waren oké; voor de stage kreeg ik een dikke voldoende. Alleen het verslag vond mijn begeleider te mager.