Het is de Opgestane die mij opwacht aan het eind. Sterker nog: die voor me uit gaat
Aanvallen van drones op Isfahan. Isfahan: met die naam werd ik de poëzie in geschoten, ik neem aan dat ik niet de enige was en ben. Isfahan opende het deurtje naar De tuinman en de dood van P.N. van Eijk.
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!’
Van middag - lang reeds was hij heengespoed
Heb ik in ‘t cederpark de Dood ontmoet.
‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ‘s morgens hier nog stil aan ‘t werk zag staan,
Die ‘k ‘s avonds halen moest in Ispahaan.’