Direct naar artikelinhoud
Wetenschap

Vrouwen hebben het écht sneller koud dan mannen (maar toch gaan ze pas later rillen)

Vrouwen hebben het écht sneller koud dan mannen (maar toch gaan ze pas later rillen)
Beeld Roos Koole/Getty Images

Waar mannen en vrouwen een ruimte delen, is vaak gedoe over de temperatuur. Het is geen gevolg van persoonlijke beleving, blijkt uit nieuw Amerikaans onderzoek. Gemiddeld produceert een man nu eenmaal meer warmte dan een vrouw. Gek genoeg bibberen mannen eerder van de kou dan vrouwen.

Het is een bekend kantoorbeeld: mannen in T-shirts die kibbelen met rillende vrouwen over de stand van de thermostaat. Natuurlijk zijn er ook ‘vorstvaste’ vrouwen en mannen voor wie de verwarming vaak wel wat hoger mag, maar gemiddeld hebben vrouwen het eerder koud, zegt ook de wetenschap.

Een team onder leiding van endocrinoloog Robert Brychta van de National Institutes of Health (NIH) in de Verenigde Staten heeft uitgezocht hoe dat zit. De resultaten van dat onderzoek zijn deze week gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS (Proceedings of the National Academies of Science).

Volume bepaalt

De eenvoudigste verklaring voor het verschil in temperatuurbeleving tussen man en vrouw is deze: mannen produceren relatief meer warmte dan vrouwen. Elke cel van het menselijk lichaam produceert warmte. De warmteproductie van een mens is daardoor ongeveer evenredig met het volume van zijn lichaam. Mannen zijn gemiddeld groter dan vrouwen en produceren dus meer warmte.

Maar niet alleen de productie van warmte speelt een rol. Om zich lekker te voelen, moeten warmteproductie en afkoeling in balans zijn. De mens verliest warmte vooral via de huid. De omvang van het huidoppervlak – hoe groter de mens, hoe meer huid hij heeft – speelt dus ook een rol.

Doordat grote mensen in verhouding tot hun huidoppervlak meer volume hebben dan kleinere mensen, zijn ze ook makkelijker warm te stoken. En aangezien mannen gemiddeld groter zijn dan vrouwen, hebben zij het dus ook sneller warm. Om dezelfde reden blijft een koe gemakkelijker warm dan een muis. “Daarnaast hebben mannen gemiddeld minder vet,” zegt Wouter van Marken Lichtenbelt, hoogleraar thermofysiologie en metabolisme aan de Universiteit van Maastricht. “Vergeleken met spieren en organen produceren vetcellen gemiddeld weinig warmte. Vrouwen zijn daardoor dus effectief dus nog wat kleiner dan mannen.”

Onderhuidse bloedvaten

Naast die standaardwarmteproductie heeft het lichaam manieren om de temperatuur te regelen. “Als het warm wordt, koelen we door onderhuidse bloedvaten te verwijden waardoor meer bloed naar de huid kan stromen. Dat is waarom je een rode kop krijgt als je het warm hebt.”

Doordat bij kou de onderhuidse bloedvaten juist vernauwen, wordt de huid dan bleker en kouder. En je kunt kippenvel krijgen doordat de haartjes op je huid overeind gaan staan. Kippenvel is een evolutionair overblijfsel en eigenlijk bedoeld om lucht in de vacht vast te houden en afkoeling te voorkomen.

Wordt het nog kouder, dan gaat het lichaam extra warmte produceren. Een beetje door zogeheten bruin vet te verbranden, maar vooral door te rillen. Van Marken Lichtenbelt: “Bij rillen laat je de spieren snel samentrekken, maar je beweegt niet. Dus wordt al die energie omgezet in warmte. Zo kun je wel drie tot vijf keer meer warmte produceren dan normaal.”

IJsbeerachtig

De temperatuur waarbij het lichaam extra gaat stoken, wordt de kritische temperatuur genoemd. Tot verrassing van de onderzoekers ligt die temperatuur bij vrouwen een graad lager dan bij mannen. Vrouwen zijn dus iets meer ‘arctisch’, ijsbeerachtiger, dan mannen, wat dan weer in strijd lijkt met hun kouwelijke reputatie. De onderzoekers vermoeden dat het komt door hun extra vet. Onderhuids vet werkt immers ook isolerend.

Ook onverwacht is dat de vrouwen zich niet minder comfortabel blijken te voelen dan mannen. “Dat kan toeval zijn of te maken hebben met de fase in de menstruatiecyclus waarin de vrouwen zitten,” zegt Van Marken Lichtenbelt.

Het geeft ook aan hoe lastig dit soort onderzoek kan zijn. Toch is het volgens Van Marken Lichtenbelt belangrijk voor het beschermen van mensen tegen kou of warmte in extreme omstandigheden, maar ook – iets alledaagser – voor verwarmingsnormen voor kantoorgebouwen. “Die zijn meestal gebaseerd op het metabolisme van de man,” zegt Van Marken Lichtenbelt, “en dus vaak wat te koud voor vrouwen.”

Aan de andere kant zijn er grote individuele verschillen: er zijn genoeg kouwelijke mannen en warmbloedige vrouwen. “Daarom zeggen wij vaak: laat nu dat idee van een vaste temperatuur los, en zorg dat mensen zelf een raampje kunnen openen of een thermostaat kunnen bedienen en geef ze zo controle.”

Mensen kunnen bovendien wennen aan kou of warmte en ook culturele factoren spelen een rol, zegt Van Marken Lichtenbelt. “We hebben vergelijkbaar onderzoek wel eens gedaan bij herders in Toeva, een gebied in Siberië waar het heel erg koud kan worden. Maar daar waren onze vragenlijsten waardeloos. Als ze naar comfort werd gevraagd, lachten mensen maar een beetje. Ze snapten niet zo goed wat we bedoelden. Als het extreem koud werd, gingen ze eerder naar binnen, dat wel. Maar met comfort waren ze helemaal niet zo bezig.”

Vragenlijsten en metingen

Zestien vrouwen en twaalf mannen zaten voor het onderzoek van de Amerikaanse endocrinoloog Robert Brychta en zijn team zeven tot dertien dagen elke dag vijf uur in een kamer met een temperatuur van tussen 17 en 31 graden Celsius terwijl ze met behulp van allerlei apparaten werden doorgelicht, van thermometers tot PET-scans. Daarnaast moesten ze aan de hand van vragenlijsten aangeven hoe comfortabel ze zich voelden.

“Ze hebben het heel gedegen aangepakt,” zegt Wouter van Marken Lichtenbelt, hoogleraar thermofysiologie en metabolisme aan de Universiteit van Maastricht. Van Marken Lichtenbelt doet ook onderzoek naar de menselijke warmtehuishouding en schreef daar het populair wetenschappelijke boek Van rillen tot zweten over.