Column: De waarheid
Met de regelmaat van de klok krijg ik een boze lezer over me heen. Het is altijd dezelfde en ze vindt dat de paarhonderd woorden die ik wekelijks in de krant schrijf niet horen te gaan over futiliteiten als omgeschoffelde moestuintjes of frivoliteiten als de kersenpluk. ‘De wereld gaat kapot en jij zit je tijd te verdoen aan blijigheden! Bovendien – vind je jezelf niet een beetje een negentiende-eeuwse aansteller met die romantische natuurliefde van je? Heb je enig idee hoe hardvochtig die door jou bewierookte natuur kan zijn? Trouwens: het is 2018, en we leven na de zondeval van twee wereldoorlogen, we hebben gegeten van een vervloekte boom, we kennen goed en kwaad. En vooral dat laatste.’
Die boze lezer schrijft geen brieven of mails, maar zit tussen mijn oren op mij te mopperen. Dat ik meer in de krant moet lezen. En dat ik eerlijker moet zijn. Geen etalageleven, geen Facebook-effect! De waarheid! Hoe hard die ook is! Maar de waarheid is dat ik de waarheid niet kan verdragen.
Ik lees geen krant. Ik vind de krant iets verschrikkelijks. En alwetend zijn is een kwelling. En kwellingen mag je best een beetje ontlopen. (Dat vindt mijn boze lezer trouwens niet, die vindt dat je overal maar tegen moet kunnen.)
Tot nog toe heb ik geweigerd om naar haar te luisteren. De mens heeft een tere ziel – de mens is niet voor krant lezen geschapen. Daar krijgt-ie een hart van gewapend beton van. En de moderne mens, die wordt al helemaal overvoerd met drama en verdriet. Dus als ik iets voor de krant schrijf, dan wil ik dat de mensen erom glimlachen. En dan is het slimmer om op te schrijven dat de zon schijnt, dan dat ik in die zon door mijn eigen traanlicht struikel. ‘Wat koopt een ander voor mijn verdriet?’ vraag ik weleens aan mijn boze lezer.
Meestal zegt ze niks terug. Ze weet het ook niet natuurlijk.