Column: Jehovah's Getuigen aan de deur
Het Europees Hof van Justitie oordeelt dat de Jehova’s Getuigen niet ongevraagd informatie mogen vergaren over hun huis-aan-huisevangelisatie.
Om maar met de deur in huis te vallen: wat ik het meest tegen de Jehova’s Getuigen heb, naast hun dubieuze omgang met de Bijbel en geïsoleerd-sektarische bestaan in de wereld, is dat de mensen die bij je aan de deur komen, niet luisteren. Althans, niet echt.
Nu zijn de duo’s die af en toe voor onze voordeur opduiken, beslist vriendelijk. En ze weten, als was het een commerciële partij, heel goed wat ze aan de man willen brengen. Maar tot echte interactie, tot een goed gesprek, leidt dat nooit, is mijn ervaring.
Die ervaring beslaat inmiddels een periode van veertig jaar: ik zie en hoor nog de discussies die m’n eigen vader met hen had, vaak op de zaterdag. Een kind heeft dat snel door: hier is geen doorkomen aan. Welk gezichtspunt je ook inbrengt, op welk spoor je het gesprek ook wilt brengen, ze leiden het soepel en bijna onopgemerkt terug naar het spoor waarop ze zelf vertoeven: het uitreiken van enige lectuur en nagaan of je interesse hebt voor meer.
Zelfs het aanzwengelen van een discussie over de persoon van Christus, zoals mijn vader steevast deed en waar ook voor mij de kern ligt, haalt tegenwoordig weinig meer uit. ‘Fijn dat u gelooft mijnheer ...’ Het is tweemaal eenrichtingsverkeer, in tegengestelde richtingen.
Dit voorjaar ontwaarde ik nota bene in D66 geduchte concurrenten: kort voor de gemeenteraadsverkiezingen verscheen er op zondagmiddag een delegatie aan de deur. Het leek me een te verdedigen strategie ze zolang als mogelijk aan de praat te houden, om te voorkomen dat ze die middag de halve wijk zouden bereiken. Dus stak ik de loftrompet over de onverwachte samenwerking op landelijk niveau inzake D66 én twee christelijke partijen. En, o ja, ik vond D66 naïef op dossiers als het referendum en ‘voltooid leven’, alsof iedere Nederlander in staat is rationeel tot overwogen keuzes te komen ... Ook zij vertrokken spoorslags.
Natuurlijk, een goed gesprek brengt verder, maar dat aan de voordeur voeren is bijna onmogelijk. Misschien moet ik richting de Jehova’s Getuigen een emotioneler register opentrekken: in huilen uitbarsten, de dood van het konijn ter sprake brengen of hardop Johannes 3 voorlezen en op schreeuwerige toon vragen of ze daar van terug hebben. Wellicht noteren ze dan voor zichzelf: ‘Onmogelijke man. Valt niet mee te praten.’