Een bezoek aan Taizé laat zien dat geloof lang niet altijd hoeft aan te sluiten bij je belevingswereld
Een jeugdwerker vertelde mij eens met pretlichtjes in zijn ogen: ‘Als ik jongeren wil raken met de boodschap van het evangelie, dan moet ik het ‘vreemd’ durven te laten zijn.’ En zo is het maar net. Ik heb dit jaar met dertig leerlingen uit de klassen havo- en vwo-4 Pasen gevierd in de oecumenische broedergemeenschap van Taizé. Duizenden jongeren, vanuit heel Europa, gaan hier elk jaar naartoe. Meiden en jongens, gelovigen en zoekers.
Tuurlijk, dat doen ze omdat het een toffe plek is voor jongeren. Taizé is boeiend vanwege de internationale ontmoetingen, lol maken in de rij voor het eten, een potje volleybal spelen of muziek maken bij de Oyak (de hangplek net buiten het terrein). Het hoort er allemaal bij. Maar het centrum van het gebeuren in Taizé is ‘vreemd’.
Wie voor het eerst een viering meemaakt, waant zich als gemiddelde protestant toch een beetje op een andere planeet. In Taizé ga je drie keer per dag met elkaar naar de kerk. Er zijn hier geen projectieschermen met filmpjes, er is geen aanbiddingsband, geen stoelen (je zit in kleermakerszit op de grond) en er is geen preek.