Direct naar artikelinhoud
AchtergrondHorst Wessellied

Nazi-lied met koninklijke goedkeuring gespeeld bij huwelijk Juliana en Bernhard: vooral geen Duitse wrevel, redeneerde Wilhelmina in 1937

Gasten brengen de Hitlergroet op een gala kort voor het huwelijk van Juliana en Bernhard in 1937.Beeld Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend

Het kabinet wilde nazisymbolen weren bij het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard, maar koningin Wilhelmina zou anders hebben beschikt. Omwille van ’s lands neutraliteit.

Ruim tachtig jaar na dato roept de foto nog altijd ongemakkelijke gevoelens op: koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernhard die worden omringd door feestelijk geklede dames en heren die de Hitlergroet brengen. De foto is gemaakt op 5 januari 1937 in de grote zaal van het (in 1964 door brand verwoeste) gebouw van Kunsten en Wetenschappen in Den Haag tijdens een gala ter gelegenheid van het huwelijk van Juliana en Bernhard, twee dagen later. ‘Een gênante vertoning’, schreef Jolande Withuis in haar biografie van Juliana over deze bijeenkomst. En de vertoning was niet alleen gênant vanwege de Hitlergroet – die inmiddels tot ‘Duitse groet’ was opgewaardeerd – maar ook vanwege de hymne die op dat moment door het Residentie Orkest werd gespeeld: het Duitse volkslied (‘Deutschland, Deutschland über alles’), waaraan de eerste strofe van het Horst-Wessel-Lied – het partijlied van de nazi’s – was toegevoegd.

Verschillende historici hebben dit onderdeel van de huwelijksfestiviteiten spaarzaam, en soms met tegenzin, opgetekend. En ze lieten niet onvermeld dat de ode aan de in 1930 gedode SA-man Horst Wessel uiterst omstreden was. Peter van Anrooy, dirigent van het Residentieorkest, en ruim twintig orkestleden weigerden het lied (‘Die Fahne hoch! Die Reihen fest geschlossen!’) te vertolken. Het lied behoorde, aldus Van Anrooy, ‘niet aan het volk, maar aan een partij die onder de toonen van dat lied andersdenkenden en Joden vervolgt en mishandelt, en de vrijheid van het Nederlandsche volk bedreigt.’ De koninklijke familie en de Nederlandse aanwezigen zouden er ook zo over hebben gedacht: ze hoorden het lied afgemeten aan. Met het God save the King, dat nadien werd vertolkt als eerbetoon aan de Engelse gasten, werd daarentegen uit volle borst meegezongen.

Prins Bernhard

Maar de vraag blijft: wie heeft er de hand in gehad dat bij deze bijzondere gelegenheid een lied werd gespeeld waaraan zoveel mensen aanstoot namen? In het vandaag verschijnende nummer van het Historisch Nieuwsblad probeert cultuurfilosoof Albert van der Schoot deze vraag te beantwoorden. Zijn hypothese, het resultaat van uitgebreid archiefonderzoek: koningin Wilhelmina en – met name – prins Bernhard waren veel minder afkerig van de nazi-noot in het avondprogramma van 5 januari 1937 dan tot dusverre werd aangenomen (al heeft Herman Langeveld, biograaf van Colijn, ook een grote rol van Wilhelmina verondersteld). Sterker: zij gingen in tegen de uitdrukkelijke wens van het kabinet om noch het Duitse volkslied, noch het Horst-Wessel-Lied te laten spelen. Eerder had minister van Justitie Josef van Schaik zich achter het besluit van de burgemeester van Heerlen geschaard om het partijlied te verbieden. En een kleine week voor de huwelijksfestiviteiten had De Telegraaf – toen nog anti-Duits – zich met klem tegen Duitse ‘partij-uitingen’ uitgesproken.

Commentaar van Jan Bank, emeritus hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden:

Van der Schoot brengt iets andere accenten aan dan bijvoorbeeld Cees Fasseur in zijn biografie van Wilhelmina. In zijn later verschenen boek over Juliana en Bernhard maakt Fasseur evenwel melding van de twee brieven aan Hitler, waarmee Bernhard persoonlijk aan de vooravond van de bruiloft de ‘Führer’ tracht een en ander toe te lichten. Van der Schoot schrijft een grote rol toe aan de poging van Bernhard om zijn (vroegere) vaderland tevreden te stellen. Het relaas van Van der Schoot is in hoofdzaak dus niet in strijd met dat van Fasseur.

Op 3 januari verklaarde de Nederlandse regering dat prins Bernhard Nederlander was geworden, en dat bij de huwelijksfestiviteiten derhalve uitsluitend het Wilhelmus zou worden gespeeld. De toekomstige echtgenoot van prinses Juliana werd niet als Duitser, maar als prins van het vorstendom Lippe geplugd. De straten van Den Haag en de hotels waarin de Duitse gasten verbleven, zouden niet met de hakenkruisvlaggen worden getooid, maar met de vlaggen van Lippe.

De Duitse regering nam echter zoveel aanstoot aan deze ‘onvriendelijke daden’ dat ze dreigde de komst van Duitse gasten naar Den Haag te verhinderen. In de Duitse pers werd prins Bernhard ervan beschuldigd dat hij zijn vlag – bedoeld werd de hakenkruisvlag – niet had verdedigd. In twee aan Adolf Hitler geadresseerde brieven en in een interview bekrachtigde de prins zijn liefde voor het geboorteland. Tezelfdertijd werd in ‘opdracht van hogerhand’ gezocht naar mogelijkheden om de Duitse wrevel weg te nemen.

Compromis

De oplossing van de problemen bestond uit een als compromis verkochte capitulatie (waarmee de koningin volgens Van der Schoot haar ministers ‘voor schut’ zette): op de gala-avond zou ‘ter ere van de buitenlandse vorstelijke gasten’ hun volksliederen worden gespeeld. Dus: het God save the King voor de Britse delegatie, en het Deutschlandlied voor de Duitsers – ‘en daar behoort vanzelfsprekend óók de officieel geadopteerde strofe van het Horst-Wessel-Lied toe’. De Duitse persattaché in Den Haag schreef de Nederlandse inschikkelijkheid toe aan de inspanningen van zijn baas, de Duitse gezant Julius von Zech-Burkersroda. Maar Adolf Friedrich van Mecklenburg, een oom van prinses Juliana, schreef aan Hitler dat het aan de inspanningen van prins Bernhard was te danken dat het programma werd aangepast.

Met de ‘pijnlijke vertoning’ van 5 januari 1937 waren in elk geval drie prioriteiten van de koningin gediend, concludeert Van der Schoot. ‘Het verzekeren van een ongestoord verloop van het huwelijk van haar innig geliefde dochter, het redden van Bernhards gezicht als Duitser (…) en vooral de stipte neutraliteit die ons land met angstvallige nauwgezetheid in acht diende te nemen.’ Op 10 mei 1940 kon Nederland zich van de vergeefsheid van die inspanningen overtuigen. ‘Wilhelmina had de nazi’s een hand toegestoken, en ze kreeg er een gestrekte rechterarm voor terug.’