Direct naar artikelinhoud
Opinie

Opinie prominente leden Akademie van Kunsten: ‘Boeren krijgen excuses en compensatie, maar een werkloze kunstenaar? Daar ligt de PVV niet wakker van’

Kunstenaars houden een economie gaande van waarden die niet op overheidsbegrotingen staat, aldus prominente leden van de Akademie van Kunsten.Beeld Getty Images

Er verdwijnt geen boer zonder excuses en compensatie, maar van een werkloze regisseur of danser slaapt de rechtse politiek geen nacht minder. Prominente leden van de Akademie van Kunsten vragen zich af: waarom is bestaanszekerheid voor kunstenaars zo onbelangrijk?

Van links tot rechts was bestaanszekerheid het grote thema bij de parlementsverkiezingen op 22 november. De worst die een verbitterd electoraat werd voorgehouden was niets minder dan de existentiële garantie op te mogen zijn. De politieman, de onderwijzer, de boer en de wijkverpleger gaan het allen beter krijgen. De PVV staat straks aan het roer van een kabinet dat dat gaat regelen.

Tegelijk heeft deze PVV niets op met kunst en cultuur. Het verkiezingsprogramma meldt zelfs dat subsidies op kunst en cultuur moeten worden afgeschaft. Dat is opmerkelijk. Het mag zo zijn dat de doorsnee PVV’er ouderenzorg of xenofobie belangrijker vindt dan kunst, en geen boodschap heeft aan beeldende kunst, literatuur, theater, muziek of ballet. Ieder zijn eigen smaak. Maar het is vreemd dat politieke retoriek hierover zich altijd richt op het product, de kunst, niet op de mensen die de producten maken.

Dit is een ingezonden bijdrage

Dit artikel is een ingezonden bijdrage, geschreven door Adriaan van Dis, Barbara Visser, Gijs Scholten van Aschat, Adelheid Roosen, Aernout Mik en Hans van Houwelingen, namens de Akademie van Kunsten.

Opiniestukken worden door lezers ingezonden en vertegenwoordigen niet het standpunt van de Paroolredactie. Iedereen kan opiniestukken inzenden. Lees hier hoe dat werkt.

Alsof de cultuursector niet uit werkende mensen bestaat, laat staan dat die ook recht hebben op bestaanszekerheid. Er verdwijnt geen boer zonder onderhandeling, oprechte excuses en nette compensatie. Bij cultuur is dat geen punt – blijkbaar mag deze beroepsgroep zo het uitkomt zonder pardon uit de weg worden geruimd.

Je kunt je niet voorstellen dat de Partij voor de Dieren naar believen de keurslager sluit of dat de SGP ongelovigen naar de voedselbank verdoemt. Hoe komt het dan dat de kunstsector zo’n unieke positie heeft?

Subsidieslurpers

De crux is natuurlijk dat de cultuursector wordt gesubsidieerd, wat als stigma aan branche zit vastgeplakt. Omdat het economisch geen goed verdienmodel kent, besloot de Ruttepolitiek dat kunst en cultuur geen bijdrage leveren aan de rijkdom van Nederland. Het kwam electoraal goed uit om kunstenaars te framen als subsidieslurpers – een beeld dat tegenwoordig door de PVV wordt uitgedragen.

Welke hardwerkende Nederlander wil nu dat de zuurverdiende belastingcenten worden verspild als gratis geld voor een sector die de eigen broek niet kan ophouden? Erger is dat dit beeld ook is ingesleten bij politieke partijen die de kunst wél een warm hart toedragen. Ook zij zien subsidie op kunst als een genereus extraatje van de overheid – staatsfilantropie.

Politici marchanderen daarom graag met deze sector, vinden het leuk er binnen hun korte ambtstermijn een beetje mee te rommelen. De Amsterdamse GroenLinks-cultuurwethouder zet zich in voor diversiteit, meer werkruimte voor jonge makers en atelierpanden en broedplaatsen die ingebed zijn in de buurt – een zeer aansprekende belofte die op ieders sympathie kan rekenen. Maar het is te mooi om te veronderstellen dat Amsterdam daar ook flink de portemonnee voor zal trekken.

Doorstroming

En dan dringt zich de vergelijking op met de verkiezingsbeloften van november: wie krijgt de rekening? Amsterdam gaat na een huurperiode van maximaal tien jaar kunstenaars hun atelier uitzetten. Dat wordt eufemistisch ‘doorstroming’ genoemd, maar ballingschap zou een minder laffe beleidsterm zijn.

In 2026 zullen, aldus de nota hierover, de eerste huurders de gevolgen van dit beleid gaan merken en gedwongen zijn hun werkplek op te geven. Jonge kunstenaars kunnen zich onmogelijk vestigen in de stad, gevestigde kunstenaars mogen in hun stad wel blijven wonen, maar er niet langer werken. Over de weerslag op de beroepsgroep – die in het weefsel van de stad is genesteld of dat ambieert – laat de gemeente zich niet uit. Een enkele tendentieuze tekst over een expatmodel ten behoeve van de stedelijke vrolijkheid – ‘die Amsterdam maakt tot de culturele en creatieve stad die het is’ – heeft echter grote en langdurige gevolgen.

Ook linkse politici tonen beroepsmatig dedain als kunst en cultuur voor enkele ambtsjaren hun speeltje is. Alles mag. Geen andere bedrijfssector wordt zo laconiek bekeken. Oké, kunstsubsidie, gratis geld, is er primair om mooie dingen mee te maken, niet om makers te onderhouden. Maar dat politici die bestaanszekerheid scherp in het vizier hebben helemaal niet zien dat deze sector bestaat uit echte mensen met een vak en een toekomst, in bedrijven met investeringen en omzet en een carrière binnen een netwerk, is zorgwekkend.

Flesje wijn

Economisch stelt het niet veel voor: het gros van de kunstenaars heeft nauwelijks inkomen, geen werkloosheidsverzekering, krijgt geen hypotheek en kan geen pensioen opbouwen. Er bestaan geen marktconforme verdienmodellen. Een fles wijn of 100 euro is gangbaar voor een workshop, een lezing of een voordracht.

Wel wordt er vanuit alle hoeken en gaten van de samenleving continu een beroep op allerlei soorten kunstenaars gedaan. Zonder budget. Die economie draait op basis van onderbetaling en liefde voor het vak.

Caroline van der Plas (BBB) stelde enige tijd geleden nog voor om een kunstwerk bij de tweede kamer te plaatsen, waarvoor volgens haar genoeg kunstenaars te vinden waren die het gratis zouden willen maken. De Sociaal Economische Raad schrijft: ‘De waarde die de sector creëert, komt lang niet altijd bij de makers terecht. Voor iedere euro subsidie komen er acht terug.’

Kunstenaars houden een economie gaande van waarden die niet op overheidsbegrotingen staat. Was dat wel het geval, dan zou blijken dat Nederland door zijn kunstenaars wordt gesubsidieerd, niet andersom. Kunstsubsidies zijn aanbestedingen, zegt Adelheid Roosen – in een verdienmodel dat iedere stad zou moeten koesteren en Amsterdam niet zou moeten willen verbannen. Geen bestaansrecht? Kom op zeg!