Nieuw kabinet bewaart de nivellering tot het laatst
Den Haag
Na de presentatie van het regeerakkoord groeide het uit tot hét thema van de linkse oppositie: het aanstaande kabinet-Rutte III heeft meer oog voor de rijken dan voor de armen. Premier Rutte houdt intussen staande dat er sprake is van een evenwichtig koopkrachtbeeld. Wie heeft gelijk?
Uit de koopkrachtplaatjes die het Centraal Planbureau publiceerde bij de publicatie van het regeerakkoord (zie grafiek), werd het al duidelijk: iedereen gaat er iets op vooruit, maar uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden en werkenden met een salaris onder modaal minder dan de midden- en hogere inkomens.
Dat is een gevolg van een paar politieke keuzes. De verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9 procent valt daar niet onder, hoewel die wel vaak als een van de boosdoeners wordt genoemd. Hoge en lage inkomens zullen immers evenveel euro’s aan eerste levensbehoeften uitgeven, zo lijkt het.
Maar volgens het CPB klopt die veronderstelling niet. Arm en rijk geven blijkens onderzoek een vijfde deel van hun inkomen uit aan goederen en diensten in het lage tarief. Een btw-verhoging vergroot de inkomensverschillen daardoor niet.
Het eerste wat wel een rol speelt is de invoering van de ‘tweetaks’, twee belastingschijven. Een van 36,89 procent en, voor inkomens boven de 68.600 euro, een van 49,5 procent. Daardoor betalen lage inkomens 700 miljoen euro meer belasting. Midden- en hoge inkomens betalen 6,2 miljard euro minder belasting. Dat maakt de inkomensverschillen groter.
Het huidige demissionaire kabinet-Rutte II had deze lastenverlichting van per saldo ruim 5 miljard euro al vastgelegd, inclusief twee belastingschijven met vrijwel dezelfde percentages als waar het nieuwe kabinet nu toe heeft besloten. Het zou allemaal worden uitgesmeerd over de komende 20 jaar. Bovendien stond er over diezelfde periode een geleidelijke versobering van de hypotheekrenteaftrek tegenover.
Waar de komst van de twee belastingschijven de inkomensverschillen vergroot, verkleint versobering van de aftrek ze weer enigszins. Afschaffing van die ‘subsidie op de eigen woning’ zoals economen de aftrek vaak aanduiden, zou vooral de hogere inkomens treffen en is daarmee een van de meest nivellerende maatregelen denkbaar.
belastingkorting
Rutte III kiest ervoor die hele operatie in versnelde vorm naar voren te halen. Maar het gaat niet meer gelijk op. Het nieuwe kabinet wil al in 2019 beginnen met de belastingverlaging, maar het voltooit de versobering van de hypotheekrenteaftrek pas in 2023. Dat betekent een forse denivellering voor komende jaren.
Om te voorkomen dat die inkomensongelijkheid niet te hoog oploopt, is er wel weer iets op gevonden: iedereen krijgt in 2021 een belastingkorting van 350 euro. Die algemene heffingskorting verkleint de inkomensongelijkheid, want voor een minimumloner tikt 350 euro zwaarder aan dan voor een miljonair. Ook krijgen werkenden minder belastingkorting bij een hoger inkomen. Dit ‘sneller afbouwen van de arbeidskorting’ pakt nadelig uit voor de hoogste inkomens en is daarmee ook een nivellerende maatregel.
Dat is echter niet genoeg om het belastingvoordeel voor de hoge inkomens te compenseren. Voor de echte correctie blijft het wachten op het moment dat de hypotheekrenteaftrek daadwerkelijk wordt afgebouwd.
Alles bij elkaar opgeteld wordt Rutte III een denivellerend kabinet dat er wel op heeft gelet dat de verschillen niet te hoog oplopen. Met één addertje onder het gras: als het kabinet in de eerste drie jaar valt, is wel de denivellerende tweetaks in gang gezet, maar niet de nivellerende versobering van de hypotheekrenteaftrek. Die kan dan zomaar opnieuw onderwerp worden van de verkiezingscampagne. <
Zonder regeerakkoord zou Rutte III in 2021 een overschot op de begroting hebben van bijna 13 miljard euro. Het nieuwe kabinet geeft 14,5 miljard extra uit. Een tekort? Nee, zegt Rutte III, want al dat extra geld uitgeven stimuleert de economie met bijna 5 miljard. Dus rekent het kabinet in 2021 op een overschot van circa 0,5 procent van het bbp. Echter. De opbrengst komt uit voorspellende modellen, waar de uitgave een uitkomst is van optellen en aftrekken van echte bedragen. De 14,5 miljard die Rutte III uitgeeft is daarmee veel zekerder dan de bijna 5 miljard die dat oplevert door een gestimuleerde economie.