als ik een poes was dan lag ik nu te spinnen dan liep ik nu niet in een plas maar lag ik lekker binnen
nu sjouw ik af en aan met was met bed- en ander linnen als ik een poes was dan lag ik nu te spinnen
ik maai het gras verjaag de spinnen maar wil de zon beminnen languit op een terras als ik een poes was dan lag ik nu te spinnen
.
Mijn lieve Katjes Zijn heerlijke schatjes Ik mag hun vachtje borstelen Ik mag hun kopje kroelen Als dank krijg ik 'Kopjes' Het zijn mijn kinderen Wat had je dan verwacht Ik geniet van hen met een lach En dat de hele dag En met hun lieve snuit Blazen ze dit verhaaltje uit.
Mis poes!
Een aardig klein wit poesje, Was op de wandeling, Een bandje met een belletje Al om haar halsje hing. Dat belletje deed ring ting ting, Zolang het poesje ging.
Het aardig klein wit poesje, Had toch zo graag een muis, Daarom sloop het heel zachtjes, Tot boven in het huis. En altijd klonk 't maar ring ting ting, Wáár ook het poesje ging.
In 't hoekje van de zolder, Daar moesten muisjes zijn, Die dag gaf Jonkheer Knabbelaar, Zijn vrienden een festijn. Maar stil. plots hoorden zij de bel, "Vlucht vrienden! staakt uw spel".
Poes vond een lege zolder, En snuffelde: "miauw", Wáár waren nou de muisjes, Wáár bleven zij zo gauw? 't Kwam alles door de ring ting ting,