Inhoud blog
  • Hechtingsstoornis
  • Diagnose Hechtingsproblemen
  • Brochures en Lezingen van de Knoop
  • Reactieven hechtingsstoornis
  • Persoonlijkheidsstoornissen
    Zoeken met Google


    Zoeken in blog

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Persoonlijkheidsstoornis
    Startpagina persoonlijkheidsstoornis
    Persoonlijkheidsstoornis, Borderline, Bindingsangst, Verlatingsangst, Hechtingsproblemen, Paranoïde, Schizoïde, Schizotypische, Antisociale, Borderline, Theatrale, Narcistische, Ontwijkende, Afhankelijke, Obsessief, compulsieve,
    03-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hechtingsstoornis

    Hechtingstoornissen

    Ken je iemand in je omgeving die het heeft? Ooit een relatie of vriendschap op de klippen gelopen hierdoor?

    Hier een lijstje (van internet afgeplukt), mensen met een hechtingsstoornis zouden zich in bijna ieder regeltje moeten herkennen.

    • je durft je niet te binden of je kunt het helemaal niet.
    • je durft een ander niet te vertrouwen (ook als je het wel zou willen!)
    • je hebt grote angst een ander te verliezen
    • je niet kunnen inleven in een ander
    • je probeert veel te veel onder controle te houden
    • je bent weinig selectief of juist teveel selectief
    • je zorgt altijd voor anderen en verliest daarbij jezelf
    • je bent vaak boos of prikkelbaar om kleinigheden
    • Intens gevoel van leegte en eenzaamheid en het gevoel hebben dat niemand van je houdt.
    • Constant een strijdt voeren met aantrekken en afstoten van mensen die dichtbij komen.
    • Diep gewortelde angst om relaties aan te gaan. (hierbij horen ook vriendschappelijke en werkrelaties)
    • Angst en pijn als mensen weg gaan en het gevoel hebben dat ze niet terug zullen komen en daarbij een extreme verlatingsangst.
    • Moeilijk of helemaal geen vaste relatie kunnen aangaan.
    • Overlevingsmechanismen, dat zich uit in doorzettingsvermogen om koste wat het kost voor elkaar te krijgen wat je wilt.
    • Controledwang, je leven hoe dan ook onder controle willen houden.
    • Stemmingswisselingen, zeker meerdere keren per dag (van depressief, verdrietig, naar super vrolijk en andersom).
    • Piekergedachten en nervositeit, vooral voor het slapen gaan en uren achter elkaar.
    • Perfect willen zijn en hierbij steeds het gevoel hebben erin te zullen falen
    • Afwijzend tegenover meest nabije figuren (moeder/verzorger/ouders).
    • Extreem onnatuurlijk claimend gedrag.
    • Niet aangeraakt willen worden, en worden bij knuffel pogingen benauwd, angstig en/of agressief.
    • Voortdurend ruzie zoeken.
    • Bijna nooit spijt of berouw tonen.
    • Nooit een fout bekennen
    • Geniaal zijn in het ontdekken van kwetsbare plekken in hun onderlinge relaties.
    • Survivers  (overlevings)- gedrag en schijnaanpassing daar besteedt het kind onevenredig veel energie aan, die ten koste gaan van andere dingen.
    • Door negatieve faalangst niet beginnen aan dingen, al bijvoorbaat niet aan allerlei werkzaamheden, en wendt dan een soort onverschilligheid of schijn domheid voor.
    • Goed aanvoelen van wat mensen van hen verwachten dat het daar geniaal op inspelen.
    • Iets negatiefs over zichzelf wordt niet toegegeven; altijd onschuldig.
    • Er charmant en goed verzorgd uitzien; charmeren in de buitenwereld.
    • Egoïsme
    • Liegen en manipuleren in 't algemeen.
    • Vermijdingsgedrag thuis; bv. naar boven gaan als de ouders beneden zijn en omgekeerd.
    • Niet geborgen voelen en verbonden voelen.
    • Het gevoel hebben dat mensen iets van je verwachten en daarom vaak opgejaagd voelen
    • Fysiek en emotioneel veel ruimte in een relatie nodig hebben
    • Negatief denkbeeld
    • Twijfelen aan intenties van mensen als ze iets voor je doen
    • Houden zich nooit aan afspraken
    • Erkennen geen gezag hun wil is wet.
    • Vijandig
    • Veel kritiek op anderen
    • Gevoelig voor commentaar
    • Weinig medeleven
    • Steunt veel op de partner
    • Jaloers
    • Gevoelig voor afwijzing
    • De gewetensontwikkeling is niet opgang gekomen

    03-07-2011 om 22:29 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (19 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diagnose Hechtingsproblemen

    Diagnose

    ICD-10 Reactieve en ontremde hechtingsstoornis op kinderleefijd.
    De artikelen F94.1 (reactieve hechtingsstoornis) en F94.2 (ontremde hechtingsstoornis) zijn met schriftelijke toestemming overgenomen.
    ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen, Klinische beschrijvingen en diagnostische richtlijnen.
    Eindredactie Nederlandse vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie prof. Dr. M.W. Hengeveld - ISBN 9026513305 - Uitg. SWETS & ZEITLINGER B.V.

    F94.1 Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
    Deze stoornis, die optreedt bij jonge kinderen, wordt gekenmerkt door blijvende afwijkingen in het patroon van sociale betrekkingen van het kind die samengaan met emotionele stoornissen en die ontstaan als reactie op veranderingen in zijn omstandigheden. Angst en overmatige waakzaamheid die niet reageren op troosten zijn kenmerkend, gebrekkige sociale relaties met leeftijdgenoten zijn typerend, agressie jegens zichzelf en anderen komt zeer vaak voor, verdriet is gebruikelijk, en in sommige gevallen treedt groeiachterstand op. Het syndroom ontstaat waarschijnlijk als gevolg van ernstige ouderlijke verwaarlozing of mishandeling. Het ontstaan van dit gedragspatroon wordt algemeen erkend en geaccepteerd, maar er blijft onzekerheid bestaan met betrekking tot de diagnostische criteria, de grenzen van het syndroom, en de vraag of het syndroom een valide nosologische entiteit vormt. De categorie is hier echter toch opgenomen, omdat het syndroom belangrijk is voor de gezondheidszorg, omdat er geen twijfel bestaat over haar bestaan, en omdat de gedragspatronen duidelijk niet passen bij de criteria van andere diagnostische categorieën.

    Diagnostische richtlijnen
    Het essentiële kenmerk is een afwijkend patroon van betrekkingen met verzorgers, dat is ontstaan voor de leeftijd van 5 jaar, waarbij sprake is van aanpassingsproblemen die gewoonlijk niet gezien worden bij normale kinderen, en dat aanhoudend is, maar toch reageert op voldoende duidelijke veranderingen in de opvoeding.

    Jonge kinderen met dit syndroom vertonen sterk tegen strijdige of ambivalente sociale reacties, die het meest duidelijk kunnen zijn bij het nemen van afscheid of bij herenigingen. Het jonge kind kan toenadering zoeken met een afgewende blik, duidelijk wegstaren terwijl het wordt vastgehouden, of op verzorgers reageren met een mengsel van toenadering en vermijding, en verzet tegen laten troosten. De emotionele stoornis kan duidelijk zijn door een klaarblijkelijk verdriet, een gebrek aan emotionele reactiviteit, teruggetrokken reacties op hun eigen of andermans verdriet. In sommige gevallen komen vreesachtigheid en hypervigilantie (soms beschreven als ‘bevroren waakzaamheid’) voor die niet verdwijnen na troosten. In de meeste gevallen tonen de kinderen belangstelling voor de sociale interactie met leeftijdgenoten, maar het sociale spel wordt belemmerd door negatieve emotionele reacties. De hechtingsstoornis kan ook samengaan met groeistoornis of groeiachterstand (wat gecodeerd dient te worden met behulp van de geëigende somatische categorie (R62)).

    Veel normale kinderen vertonen onzekerheid in het patroon van hun selectieve hechting aan de ene of ander ouder, maar dit dient niet verward te worden met de reactieve hechtingsstoornis die hier in verschillende, cruciale opzichten van verschilt. De stoornis wordt gekenmerkt door een afwijkende vorm van onzekerheid die aan het licht treedt door opvallende tegenstrijdige sociale reacties die gewoonlijk niet aangetroffen worden bij normale kinderen. De afwijkende reacties strekken zich uit over verschillende sociale situaties en zijn niet beperkt tot een tweezijdige relatie met een bepaalde verzorger; de reactie op troosten is gebrekkig; en er is sprake van een samengaande emotionele stoornis in de vorm van apathie, verdriet, of vreesachtigheid.

    Deze toestand kan aan de hand van vijf belangrijke kenmerken onderscheiden worden van pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In de eerste plaats hebben kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een normaal vermogen tot sociale wederkerigheid en reactiviteit, terwijl kinderen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis dat niet hebben. In de tweede plaats is het afwijkende patroon van sociaal reageren bij een reactieve hechtingsstoornis aanvankelijk een algemeen kenmerk van het gedrag van het kind in een verscheidenheid van situaties, maar dit vermindert in een belangrijke mate indien het kind in een normale opvoedingssituatie wordt geplaatst, met een blijvende en goed op het kind reagerende verzorging. Dit treedt niet op bij pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Ten derde kunnen kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een achtergebleven taalontwikkeling vertonen (van het type dat beschreven is onder F80.1), maar zij vertonen niet de afwijkende kwaliteit van de communicatie die karakteristiek is voor autisme. In de vierde plaats gaat een reactieve hechtingsstoornis in tegenstelling tot autisme niet samen met aanhoudende en ernstige cognitieve gebreken, die niet goed merkbaar reageren op verandering in de omgeving. Ten vijfde zijn voortdurend beperkte, zich herhalende en stereotiepe gedragspatronen, interesses en bezigheden geen kenmerk van een reactieve hechtingsstoornis.

    Reactieve hechtingsstoornissen ontstaan bijna altijd in samenhang met een ernstige tekortschietende verzorging van het kind. Dit kan in de vorm zijn van psychische mishandeling of verwaarlozing (zoals blijkt uit hardvochtig straffen, een aanhoudend falen om in te gaan op de toenaderingspogingen van het kind, of duidelijke onbekwame ouderlijke zorg), of van lichamelijke mishandeling en verwaarlozing (zoals blijkt uit de aanhoudende veronachtzaming van de basale lichamelijke behoeften van het kind, herhaaldelijke opzettelijke verwonding, of tekortschietende voedselvoorziening). Omdat er niet genoeg bekend is in hoeverre tekortschietende verzorging van het kind en de stoornis samenhangen, is de aanwezigheid van een verstoorde omgeving en ellende en gebrek geen vereiste voor de diagnose. Het stellen van de diagnose in de afwezigheid van bewijs voor mishandeling of verwaarlozing dient echter voorzichtig te gebeuren. Andersom dient de diagnose niet automatisch gesteld te worden bij aanwezigheid van mishandeling en verwaarlozing: niet alle mishandelde of verwaarloosde kinderen vertonen deze stoornis.

    F94.2 Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
    Een bepaald patroon van abnormaal sociaal functioneren dat ontstaat tijdens de eerste vijf levensjaren en dat, nadat het eenmaal is ontstaan, blijvend neigt te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden. Rond de leeftijd van twee jaar komt dit doorgaans tot uitdrukking in het zich vastklampen en diffuus, niet selectief gericht hechtingsgedrag. Op de leeftijd van vier jaar is het diffuse hechtingsgedrag nog steeds aanwezig, maar het vastklampen zal in het algemeen vervangen zijn door aandacht vragen ongenuanceerde vriendelijkheid. In de middelste en latere kindertijd kunnen betrokkenen al dan niet selectieve hechtingen hebben ontwikkeld, maar het vragen om aandacht houdt vaak aan, slechte aanpassing in de omgang met leeftijdgenoten is gebruikelijk; en afhankelijk van de omstandigheden kan er ook sprake zijn van emotionele stoornissen of gedragsstoornissen. Dit syndroom is het duidelijkst aangetoond bij kinderen die van jongs af aan in instellingen zijn opgevoed, maar treedt ook op in andere situaties; aangenomen wordt dat het gedeeltelijk teweeggebracht wordt door het voortdurend ontbreken van gelegenheid tot selectieve hechting als een gevolg van de zeer regelmatige veranderingen van verzorgers. De conceptuele eenheid van het syndroom bestaat uit een vroeg begin van diffuus hechtingsgedrag, blijvende slechte sociale interacties en een ontbreken van specificiteit in situaties waarin het optreedt.

    Diagnostische richtlijnen
    De diagnose dient gebaseerd te zijn op bewijs dat het kind een ongewone mate van diffuusheid vertoont bij de selectieve hechting in de eerste vijf jaar en dat deze samengaat met aanklampend gedrag in de eerste levensjaren en/of ongenuanceerd vriendelijk en aandachtzoekend gedrag in de vroeg of middelste kindertijd. Doorgaans bestaan er moeilijkheden bij het aangaan van hechte, vertrouwde relaties met leeftijdgenoten. Er kan al dan niet sprake zijn van samengaande emotionele stoornissen en gedragsstoornissen (dit is gedeeltelijk afhankelijk van de huidige omstandigheden waarin het kind verkeert). In de meeste gevallen zal er een duidelijke voorgeschiedenis zijn waarbij de opvoeding van het kind in de eerste jaren gekenmerkt werd door een opvallend gebrek aan continuïteit in de verzorgers of door talrijke veranderingen in gezinsplaatsing (zoals bij plaatsing in steeds andere pleeggezinnen).

    ICD-10
    De tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10) is de internationale standaard voor het classificeren van ziekten, gebreken en andere gezondheidsproblemen, ontwilleld door de World Health Organization. Dit boek is de Nederlandse vertaling van een uitgebreide handleiding bij hoofdstuk V van de ICD-10 en bevat een classificatie van meer dan 300 psychische stoornissen en gedragsstoornissen. Het is bedoeld voor de algemene klinische praktijk, het onderwijs en de hulpverlening. Voor iedere stoornis worden de belangrijkste klinische symptomen beschreven, aangevuld met enkele minder specifieke kenmerken. Daarna volgen de diagnostische richtlijnen die een indruk geven van het aantal en de ernst van de symptomen, nodig voor een betrouwbare diagnose. Bij veel stoornissen wordt tevens kort ingegaan op de verschillen met andere, gelijksoortige stoornissen. Het boek bevat een uitgebreide alfabetische index en een bijlage met andere stoornissen uit de ICD-10, die vaak met een psychische en gedragsstoornissen worden geassocieerd.
    Dank zij de grote hoeveelheid internationaal onderzoek die aan deze publicaties vooraf is gegaan, vormt dit boek een goede afspiegeling van de opvattingen van de meeste tradities en scholen in de psychiatrie.
    Deze vertaling is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende instanties: de World Health Organization (WHO), de Vaste Commissie voor Classificatie en Definities (WCC), de Nederlandse Werkgroep Classificatie en Documentatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (eindredactie).

    05-06-2011 om 13:22 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (10)
    31-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brochures en Lezingen van de Knoop
    Genoemde prijzen zijn inclusief verzend kosten.
    U kunt de informatie online aanvragen door de onderstaande lijst in te vullen en via de verzendknop te verzenden.

    Let op: want u ontvangt in uw mailbox een link om deze binnen 24 uur te bevestigen daarna wordt de lijst pas verzonden naar het mailadres van de Knoop.
    U kunt de gevraagde informatie betalen door middel van een eenmalige machtiging of via een eigen overschrijving en dan op rekening 62.47.31.154 t.n.v. De Knoop te Emmeloord, o.v.v. de bestelcode(s), uw volledige naam en adres.

    Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.

    LET OP!
    Bestelling vanuit het buitenland binnen Europa kunt u wel online aanvragen maar dan zonder een machtiging u dient dit dan ook zelf over te maken en houd u er rekening mee dat extra portokosten bij komen:
    Verzending standard tot 250 gram € 1,50 Verzending standard tot 500 gram € 2,00 Verzending priority tot 250 gram € 2,00 Verzending priority tot 500 gram € 2,95 de verzending gaat op deze manier nog wel eens mis vandaar dat wij dit even met u willen overleggen.
    De informatie kan ook: aangetekend extra zeker worden verzonden alleen is dit kosten plaatje hoger.
    Wilt u voordat u de betaling gaat doen via uw bank eerst even met ons overleggen (dit kan per mail) op welke manier u de informatie per post vanuit het buitenland wilt ontvangen zodat wij met u kunnen afspreken wat dan de porto kosten worden voor uw bestelling.
    Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.

    Klik op de bijgevoegde Link http://www.redege...php?lng=nl

    31-03-2011 om 22:41 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (13)
    10-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reactieven hechtingsstoornis
    Reactieve hechtingsstoornis

    Een reactieve hechtingsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM-IV is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening ontwikkelt zich in de eerste vijf levensjaren. Het DSM-IV onderscheidt het geremde (waakzaam, terughoudend) en het ongeremde type (gebrek aan onderscheid). In het ICD-10 is het ontremde type afzonderlijk beschreven (F94.2).

    Kinderen die aan deze stoornis lijden, slagen er niet in om zich op een gepaste wijze emotioneel te hechten aan hun ouders of anderen die voor hun zorgen. De oorzaak kan liggen in verwaarlozing of mishandeling (geestelijk of lichamelijk), maar kan ook ontstaan als het kind niet voldoende gelegenheid krijgt om emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het regelmatig andere verzorgers krijgt.

    Emotioneel zijn de relaties van het kind korter en oppervlakkiger dan normaal. Het reageert op jongere leeftijd teruggetrokken of overdreven waakzaam. Ook zijn de reacties vaak onvoorspelbaar: het kind wijst soms toenadering van verzorgers af, is vaak overdreven waakzaam of verzet zich tegen troosten, gedraagt zich teruggetrokken en kan sociaal geïsoleerd raken (geremde type). Op wat oudere leeftijd maakt het kind vaak te weinig onderscheid tussen vertrouwde en onbekende personen (ontremde type). Soms slaat het gedrag om in een korte, maar zeer sterke aanhankelijkheid, ook bij relatief onbekenden. Het kind is verminderd gevoelig voor straf of pogingen het gedrag te corrigeren.

    De reactieve hechtingsstoornis is gevoelig voor comorbiditeit, dat wil zeggen dat deze gepaard kan gaan met of oorzaak kan zijn van andere stoornissen. Zo kunnen groei-, leer- en eetstoornissen (bv. pica) optreden.

    Een verleden van RHS speelt op later leeftijd soms een rol bij het ontstaan van angst- of gedragsstoornissen..

    Voor diagnose moet worden vastgesteld dat er geen sprake is van mentale retardatie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.

    10-11-2010 om 19:47 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (4)
    19-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijkheidsstoornissen

    Persoonlijkheidsstoornissen

    Een persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door emoties en gedragingen die duidelijk afwijken. Het betreft een combinatie van karaktereigenschappen die een bron van lijden vormen voor de betrokkene of voor zijn of haar omgeving. Zonder dat er sprake is van een belemmering in het persoonlijke, beroepsmatige of sociale functioneren mag je niet van een stoornis spreken. Het patroon van afwijkend reageren en handelen is niet gemakkelijk te veranderen. De mensen met een persoonlijkheidsstoornis zijn zich daar niet of maar ten dele van bewust. Zij ervaren zich als zichzelf en zeggen: "zo ben ik nu eenmaal". Sommigen van hen leggen de verantwoordelijkheid makkelijk buiten zichzelf en zullen niet gauw geneigd zijn om psychiatrische hulp te zoeken.

    De persoonlijkheid (het karakter) van iemand ontstaat vanuit een biologische aanleg en ontwikkelt zich binnen de sociale omgeving. Uit tweelingonderzoek is gebleken dat een aantal persoonlijkheidsstoornissen een erfelijke basis heeft. De stoornis ontstaat waarschijnlijk doordat de erfelijke aanleg en de opvoeding (nature and nurture) elkaar in ongunstige zin beïnvloeden. Het lijkt dat er een chemische basis in de hersenen bestaat die mensen tot een bepaalde persoonlijkheidscategorie doet behoren. Stoffen die de chemische werking van de hersenen beïnvloeden hebben soms een opmerkelijk effect op de persoonlijkheidstrekken. Zo kan een middel als Prozac bijvoorbeeld mensen die hun hele leven angstig en verlegen waren geleidelijk zelfverzekerder maken en kan manlijk geslachtshormoon (testosteron) mensen impulsiever maken.

    De psychologische kenmerken van iemand ontwikkelen zich doordat de persoon leert zich te handhaven. Dat gebeurt enerzijds door zich aan te passen aan de omgeving en anderzijds door de omgeving aan te passen aan zichzelf. Wanneer interactieve aanpassing (adaptatie) niet goed lukt, bijvoorbeeld wanneer de omstandigheden als te bedreigend of beangstigend worden ervaren, dan kunnen er met behulp van afweermechanismen psychologische compromissen worden gevormd. Met deze tussenoplossingen kan, zonder de werkelijkheid al te zeer geweld aan te doen, het leven draaglijk gehouden worden. Verdringen, "vergeten", kan zo'n tussenoplossing bieden, maar ook verschuiven, d.w.z. je woede voelen jegens iemand anders dan voor wie het eigenlijk bedoeld is. Projectie, je eigen (boze) gevoelens bij een ander leggen, is ook zo'n manier. Alle mensen gebruiken afweermechanismen en hebben daarin een grote variatie en keuzemogelijkheid. Sommige mensen zijn beperkt in het omgaan met problemen en stress en gebruiken een klein aantal, steeds dezelfde afweermechanismen. Zij hebben een kleiner repertoire. Doordat zij steeds op ongeveer dezelfde manier reageren gaan zij de wereld ook op één bepaalde manier ervaren. Wellicht dat er op deze manier een proces in werking treedt dat zichzelf versterkt en dat geleidelijk aanleiding geeft tot het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis.

    De classificatie van psychiatrische stoornissen zoals die internationaal is afgesproken, draagt het gevaar in zich dat mensen een etiket opgeplakt krijgen, in een hokje worden geduwd. Bij elke persoonlijkheidsstoornis moet worden benadrukt dat het om lang bestaande patronen moet gaan waarvan iemand bij voortduring, ook in het dagelijks functioneren te lijden heeft. Zonder dat kan het rauw op het dak vallen om de beschrijvingen van de hiernaast opgesomde persoonlijkheidsstoornissen te lezen. Ook is het belangrijk om te onderkennen dat het bij persoonlijkheidsstoornissen om heel gewone eigenschappen gaat die in een bepaalde combinatie en intensiteit uiteindelijk, vooral op basis van het persoonlijk- en eventueel maatschappelijk- disfunctioneren, als een stoornis geclassificeerd kunnen worden. Overigens is de classificatie helemaal niet onomstreden en dus het nut er van ook niet.

    De beschrijving van de persoonlijkheidsstoornissen volgt steeds dezelfde systematiek. Eerst worden de kenmerken beschreven onder het kopje herkenning, vervolgens worden er gegevens verstrekt over het voorkomen en de mogelijke ontstaanswijze van de stoornis waarna er kort wordt ingegaan op de psychotherapeutische behandelingsmogelijkheden.

    http://www.e-psychiater.nl/html/psychiatrie/persoonlijkheid.php

    19-09-2010 om 14:35 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    30-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op het rechte pad; Preventie en aanpak van risico- en probleemjongeren

    Op het rechte pad; Preventie en aanpak van risico- en probleemjongeren

    De kranten staan vol met berichten over overlast door jongeren en jeugdcriminaliteit. Deze problematiek staat al jaren hoog op de politieke agenda en veel gemeenten hebben ermee te maken. Nog niet zo lang geleden heeft de politie cijfers bekend gemaakt over het aantal problematische jeugdgroepen in Nederland. Die cijfers laten zien dat er 1760 groepen jongeren zijn die in meer of mindere mate overlast veroorzaken en crimineel gedrag vertonen. Het voorkomen en aanpakken van deze problematiek staat tijdens de studiedag op 3 juni centraal.

    Hoe kunnen we er voor zorgen dat jongeren niet afglijden en van risicojongeren probleemjongeren worden? Tijdens de studiedag besteden we ’s morgens aandacht aan ketensamenwerking, jongerenculturen, het dilemma tussen individuele of groepsgerichte aanpak en leeftijdsgrenzen die bepalen welke hulp een jongere krijgt. ’s Middags kunt u kiezen uit verschillende parallelsessies waarin u concrete handvatten en praktische tips krijgt die u kunt toepassen in uw dagelijks werk.

    Doelgroep
    Medewerkers in de jeugdzorg, lokaal jeugdwerk, straatcoaches, regisseurs jeugdoverlast en veiligheid, politie, justitie, scholen en beleidsmedewerkers bij gemeenten, provincie en landelijke overheid.

    Accreditatie
    Deelname aan deze studiedag levert 1 registerpunt op voor de vrije ruimte in het kader van de beroepsregistratie van maatschappelijk werkers en sociaal agogen.

    http://www.leidscongresbureau.nl/op_het_rechte_pad

    30-03-2010 om 17:01 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijkheidsprobleem jongere vroeg op te sporen

    Persoonlijkheidsprobleem jongere vroeg op te sporen

    Nieuwsbrief Jeugd NJi - 4 maart 2010 - Met een vragenlijst die verschillende dimensies van persoonlijkheidsproblemen in kaart brengt zijn persoonlijkheidsproblemen bij jongeren vroeger en beter vast te stellen dan met het DSM-IV classifiatiesysteem. Dat concludeert Noor Tromp in haar proefschrift 'Adolescent personality pathology: a dimensional approach' waarop ze 25 maart promoveert aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

    Tromp heeft een vragenlijst voor persoonlijkheidspathologie bij volwassenen aangepast voor gebruik bij adolescenten.
    De vragenlijst is gebaseerd op een zogenaamde dimensionele benadering en blijkt een goed middel voor het vroeg signaleren van persoonlijkheidsproblemen bij jongeren. De resultaten van het onderzoek weerspreken de veronderstelling dat persoonlijkheidsproblemen en -stoornissen pas boven de 18 jaar zijn vast te stellen.

    Bron: Vrije Universiteit Amsterdam

    http://www.jeugdenco.nl/content.jsp?objectid=17723

    19-03-2010 om 09:49 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meetbare littekens op de ziel
    Bron: Borderlinecase

    dinsdag, 27 januari 2009 03:06 Asha ten Broeke

    ‘Borderlinoloog' noemt dr. Thomas Rinne zichzelf wel eens gekscherend. Hij deed namelijk tien jaar lang onderzoek naar de effecten van jeugdtrauma's onder patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Het proefschrift dat daar vorig jaar uit resulteerde, werd alom bejubeld en heeft hem inmiddels al drie prijzen opgeleverd.

    Rinne promoveerde in Amsterdam en is in september vorig jaar in het LUMC komen werken. Met onderzoek onder ‘borderliners' houdt hij zich sindsdien niet meer bezig, en dat vindt hij best jammer. "Toch sluit wat ik hier doe heel goed aan bij mijn promotieonderzoek, want ik kijk ook hier naar de gevolgen van jeugdtrauma's. Of je dat bij een borderliner doet of bij iemand zonder die stoornis, blijkt voor bepaalde hersenveranderingen weinig uit te maken." Een traumatische jeugd geldt wel als een sterke risicofactor om later een borderline-persoonlijkheid te ontwikkelen. Zestig procent van de borderliners is als kind langdurig mishandeld of seksueel misbruikt.

    Lastige mensen
    Rinne deed onderzoek naar afwijkingen in de biochemie van de hersenen van borderlinepatiënten. "In het verleden is er al veel onderzoek gedaan naar het verband tussen impulsiviteit en de signaalstof serotonine in de hersenen. Die stof speelt onder meer een belangrijke rol bij het leren en bij het onder controle houden van angstgevoelens. Serotonine maakt deel uit van een regulatiesysteem in de hersenen, dat het serotonerge systeem wordt genoemd. Ik vroeg me af of dat systeem verstoord is bij borderliners, die immers ook impulsief en agressief zijn. Dat was nog nooit expliciet vastgesteld." Borderliners zijn lastige mensen, ook voor zichzelf. Rinne zegt het voorzichtig: "De behandeling van borderline patiënten stelt nogal hoge eisen aan het uithoudingsvermogen van de behandelaar." Psychiaters die onderzoek willen doen, richten zich ook liever op andere patiënten.

    Alleen vrouwen
    Hoewel een borderline persoonlijkheidsstoornis zowel onder mannen als onder vrouwen voorkomt, onderzocht Rinne louter vrouwen. Dat had een praktische reden, zegt hij: "In de hulpverlening zie je veel meer vrouwen dan mannen met de stoornis. Mannelijke borderliners komen door hun gedrag vaker in het justitiële circuit terecht. Zij richten hun agressie in het algemeen meer naar buiten dan vrouwen." Al het onderzoek dat tot dan toe was gedaan aan de relatie van impulsiviteit en agressiviteit met het serotonerge systeem, is onder mannen uitgevoerd, voegt hij toe. "Het zou dus best kunnen dat mijn bevindingen alleen voor vrouwelijke borderliners opgaan."

    Seksueel misbruik
    Wat zijn die bevindingen? "Als je kijkt naar het serotonerge systeem, valt de groep duidelijk in twee delen uiteen: één met een normaal functionerend serotonine systeem en één met een ernstig verstoorde reactie. Die groep van de borderliners met een afwijkende serotoninehuishouding bleek te bestaan uit vrouwen die als kind langdurig waren mishandeld of seksueel misbruikt. In tegenstelling tot wat eerder bij mannen was gevonden, ging de verstoring in dit hormoonsysteem niet samen met impulsief en agressief gedrag. Het lijkt er dus op dat sekseverschillen een rol spelen. Dat zou bijvoorbeeld aan de mannelijke hormonen kunnen liggen."

    Rinne peilde de reactie van het serotonerge systeem met een zogenaamde provocatietest, waarbij een stof wordt ingespoten en vervolgens de concentraties van andere stoffen in het bloed worden gemeten. Het is een breed geaccepteerde maat voor het functioneren van het serotonerge systeem.

    Hardwareprobleem
    "Ik vond dus een duidelijk verband tussen jeugdtrauma's en het functioneren van het serotonerge systeem, maar opmerkelijk genoeg was er geen correlatie te vinden tussen dat functioneren en de mate van impulsief en agressief gedrag. Canadese onderzoekers hebben het onderzoek gerepliceerd en hetzelfde gevonden. Bovendien zagen ze hetzelfde bij mensen zonder borderlinestoornis. Kindermishandeling laat dus ook zijn sporen na bij mensen die later geen borderlinestoornis ontwikkelen." Rinne probeerde of behandeling met het middel fluvoxamine het serotonerge systeem kon normaliseren, maar dat bleek niet het geval. "Het is een stabiele afwijking. Een hardwareprobleem, zou je kunnen zeggen, geen fout in de software."

    Plankgas
    In een vervolgstudie nam de psychiater het stresshormoonsysteem van borderliners onder de loep. Ook bij dat systeem bleken de afwijkingen niet zozeer samen te hangen met de borderlinestoornis, maar vooral een sterk verband te tonen met langdurige mishandeling en misbruik als kind. "Het systeem is hyperactief. Je zou kunnen zeggen dat het gaspedaal ervan te gemakkelijk doorschiet, meteen naar plankgas. Dat zie je terug in het gedrag: er hoeft maar dít te gebeuren en de persoon schiet in de stress. En chronische stress geeft een grote kans op depressie." Hier heeft Rinne wel goed nieuws: een behandeling met fluvoxamine normaliseerde het stresshormoonsysteem van de langdurig getraumatiseerde patiënten volledig, en kan dus waarschijnlijk de kwetsbaarheid voor stress en het risico van depressie verkleinen.

    Leed besparen
    Fluvoxamine is, net als het bekende Prozac, een SSRI (selectieve serotonine heropname remmer). Waarschijnlijk geldt Rinne's conclusie voor deze hele klasse van middelen. Medicijnen alleen zijn trouwens niet genoeg, vindt hij: "Je moet deze mensen ook altijd met psychotherapie behandelen. Er zijn programma's voor cognitieve gedragstherapie die goed helpen. Voorkomen is echter beter dan behandelen - van genezen kun je niet echt spreken. Daarom kun je het niet vaak genoeg zeggen: er is veel meer aandacht nodig voor kindermishandeling én voor de behandeling van die kinderen. Je bespaart hen en hun omgeving daarmee veel leed, want de gevolgen kunnen levenslang doorwerken. Voor zover ik weet ben ik de eerste geweest die heeft aangetoond dat die neuro-endocriene gevolgen na dertig jaar nog meetbaar aanwezig zijn."

    ___________________________________________________________________________

    Een borderline persoonlijkheidsstoornis betekent dat je met je persoonlijkheid op het randje zit. Wat houdt die stoornis nu precies in? Psychiater dr. Thomas Rinne: "Het zijn mensen met een verstoorde regulatie van hun stemmingen, die agressie en andere impulsen slecht kunnen onderdrukken. Vaak hebben ze ook andere psychiatrische problemen, zoals posttraumatische stressstoornis, eetstoornissen, angststoornissen en depressie. Hun agressie kan zich uiten als gewelddadig gedrag tegen anderen, maar het kan zich ook tegen henzelf keren in de vorm van roekeloos gedrag, zelfverminking en pogingen tot zelfdoding. Het zijn kwetsbare mensen, ook omdat ze door hun gedrag vaak in relaties terechtkomen waarin ze mishandeld worden." Dit geldt waarschijnlijk zelfs voor kindermishandeling, denkt Rinne. "Bij het ontstaan van een borderlinestoornis hebben genetische factoren veel invloed, blijkt uit tweelingonderzoek. De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt ook als een vroege hechtingsstoornis beschreven. Het is goed denkbaar dat het verstoorde hechtingsgedrag dat deze mensen als kind vaak vertonen, ervoor zorgt dat hun ouders zich ook minder aan hén hechten. Met soms mishandeling of verwaarlozing tot gevolg, wat het kind natuurlijk niet aangerekend mag worden." Van onderzoek bij couveusekinderen is bekend dat er een relatie bestaat tussen gestoorde hechting en mishandeling: vroeggeboren kinderen hadden door hun couveusetijd vroeger meer hechtingsproblemen dan hun leeftijdgenoten, en werden ook vaker mishandeld. Rinne: "Tegenwoordig worden de ouders van couveusekinderen al vroeg begeleid en probeert men de hechting te bevorderen."

    ___________________________________________________________________________

    Dieper inzicht
    In het LUMC zal Rinne verder onderzoek doen naar de gevolgen van (chronische) psychotrauma's. Bij traumagerelateerde aandoeningen, zoals depressie en posttraumatische stressstoornis, gaat hij afwijkingen in de aansturing en de functie van het stresshormoonsysteem bekijken. Het ontwikkelen van nieuwe behandelstrategieën, met medicijnen die direct op dat stresshormoonsysteem inwerken, zullen daarbij een belangrijke plaats innemen. Rinne: "Door de werkingsmechanismen van deze nieuwe medicamenten te onderzoeken kunnen we ook diepere inzichten krijgen over de stoornissen in het stresshormoonsysteem." De kans bestaat dat ook borderline-patiënten daar ooit van zullen profiteren.

    http://www.borderlinecase.nl/index.php/artikelen/borderline/188-meetbare-littekens-op-de-ziel.html

    15-02-2010 om 23:26 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is een persoonlijkheidsstoornis en hoe kunnen wij dit herkennen?

    Hoe herkent u een persoonlijkheidsstoornis? Allereerst is het goed om te benadrukken dat de meeste mensen zo hun eigenaardigheden hebben. Echter, soms is er bij iemand sprake van extreme persoonlijke eigenschappen en hinderlijk gedrag, zo dat zij daar zelf last van hebben en vaak ook de mensen om hen heen. Dit kunnen denkbeelden zijn over zichzelf of anderen, (te) intens of juist geen gevoel, problemen in de omgang met anderen of impulsiviteit.

    Persoonlijke eigenschappen worden pas een probleem wanneer:

    • Iemands persoonlijke eigenschappen te extreem en hinderlijk worden
    • Iemands gedrag zo onberekenbaar of egocentrisch is dat de omgeving er last van heeft.

    En dat niet af en toe, maar vrijwel voortdurend. Het functioneren van iemand is dan zo gestoord dat het onoplosbare problemen kan veroorzaken op de werkvloer, in relatie met de partner, familie en vrienden. Er kan dan sprake zijn van een persoonlijkheidsstoornis.

    Voorbeelden van klachten of verschijnselen

    • Telkens terugkerende conflicten met mensen in uw omgeving
    • Een instabiel levenspatroon en niet goed richting aan uw leven weten te geven
    • Extreme gevoelsuitingen en sterke stemmingswisselingen
    • Agressieve uitingen en snel impulsief reageren
    • Snel buitengesloten of afgewezen voelen
    • Nauwelijks zelfstandig keuzen in het leven durven te maken en u angstig aan anderen vastklampen
    • Op een dwangmatige manier bezig zijn alles in uw leven perfect te regelen.

    Omschrijving van Persoonlijkheidsstoornis

    Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben een duurzaam en star patroon van stoornissen in denken, voelen en handelen. Dat komt tot uitdrukking in een groot aantal persoonlijke en sociale situaties, zoals in het gezin, in vriendschappen of op het werk. Het patroon wijkt duidelijk af van de verwachtingen binnen de (sub)cultuur van betrokkene. Dit duurzame, inflexibele patroon leidt tot omvangrijke beperkingen in het persoonlijke en sociale functioneren.

    Mensen met een persoonlijkheidsstoornis vormen een zeer uiteenlopende groep, die qua gedrag, qua uitingsvorm en ernst van de problematiek onderling sterk kunnen verschillen. Ze bevinden zich in grote getale in de samenleving (zo'n 10% van de bevolking), op verschillende plekken binnen de GGZ, binnen het verslavingscircuit en het forensische circuit.

    Diagnose Persoonlijkheidsstoornis

    De diagnose Persoonlijkheidsstoornis is niet altijd makkelijk te stellen. Er is een groot overgangsgebied tussen 'normale' en 'ziekelijke' afwijkingen in het karakter. Ook moet zorgvuldig worden gekeken of er niet een andere aandoening in het spel is. Daarnaast bestaat er een grote overlap tussen de diverse persoonlijkheidsstoornissen; mensen met persoonlijkheidsproblematiek hebben vaak verschijnselen van verschillende persoonlijkheidsstoornissen.

    http://www.psyq.nl/Programma/Persoonlijkheidsproblematiek/Herkennen-Persoonlijkheidsstoornis

    12-02-2010 om 00:00 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van baby’s

    LANDELIJKE Themabijeenkomst

     

    Woensdag 25 november 2009

     

    In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.

     

     Drs. R. Verdult zal spreken over:

     

    De vroege hechting van baby’s

     

    Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut

     

    Inleiding

     

    In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfase  heeft daarom een intense  voorgeschiedenis.  Onmiddellijk na de geboorte vertoont een baby  hechtingsgedrag;  hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contact  en hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.  De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hem  negen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze ‘arousal’-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.

     

    In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met baby’s waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn ‘verhaal’ te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.

     

    In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van baby’s, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.

     

    Drs. R. Verdult  (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en baby’s. In Zwitserland  volgde hij  een opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en baby’s bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en baby’s van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).

     

    PROGRAMMA

     

    18.30-19.15 uur                         Ontvangst met koffie/thee

     

    19.15 uur                    Welkomstwoord

    door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop

     

    19.30 uur                      Inleiding door Drs. R. Verdult  

    ‘De vroege hechting van baby’s’

     

    20.30 uur                      Pauze

    Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van ‘De Knoop’

     

    21.00 uur                      Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling

     

    ca. 22.00 uur                 Afsluiting

    door de heer G. van der Weide.

     

     

    Aanmelden

     

    U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.

     

    De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).

     

    Toegangsprijs

     

    De entree bedraagt € 12,50, inclusief koffie of thee.   

    Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.

     

    Locatieadres

     

    De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort. 

     

    Informatiestand

     

    De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.

     

    Routebeschrijving en parkeren

     

    Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/

    Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,

     

    Openbaar vervoer

     

    Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl

     

    Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.

     

    Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.

     

    Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.

     

    De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org

    20-10-2009 om 15:32 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1 op de 5 jongvolwassenen heeft een persoonlijkheidsstoornis

    02/12 1 op 5 jongvolwassenen heeft persoonlijkheidsstoornis

    Ongeveer de helft van de 19- tot 25-jarigen leidt aan een of andere psychische aandoening. Bij een op de vijf jongeren bemoeilijkt een persoonlijkheidsstoornis het dagelijks leven. Dat blijkt uit een onderzoek waarbij meer dan 5.000 Amerikanen werden bevraagd.

    Ongeveer de helft van de 19- tot 25-jarigen leidt aan een of andere psychische aandoening. Alcohol- en drugsproblemen komen het vaakst voor. Persoonlijkheidsstoornissen belanden op de tweede plaats. Het gaat dan vooral om obsessieve, antisociale en paranoïde stoornissen.

    Behandeling

    Auteur Mark Olfson van de Universiteit van Columbia noemt het wijdverbreide gebrek aan behandeling bijzonder zorgwekkend. Minder dan een kwart van de Amerikaanse jongeren met psychische problemen wordt momenteel behandeld.


    http://www.gva.be/nieuws/wetenschap/default.asp?art={DECD89CC-8F3F-4FE5-AB39-5BFE531A23CD}


    20-01-2009 om 16:44 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hechting Congres te Ede
    De hypothese dat vroege sociale ervaringen een kritieke rol spelen in de ontwikkeling van een kind is al heel oud. Deze eerste sociale ervaringen van een kind zijn over het algemeen gekoppeld aan de ouders/verzorgers. De sensitiviteit van de ouder en de hierop gebaseerde kwaliteit van de relatie ouder-kind kan dus van invloed zijn op zowel de emotionele als sociale ontwikkeling.

    Vanaf het moment dat John Bowlby en Mary Ainsworth de gehechtheidsrelatie beschreven hebben, is er veel onderzoek gedaan naar het belang hiervan. Inmiddels is veel bekend  over het effect op het sociaal-emotioneel functioneren van een kind, maar ook over hoe we de kwaliteit van deze relatie kunnen verbeteren door middel van interventie.

    Dit symposium biedt de deelnemers een goed overzicht van de effecten van gehechtheid en sensitiviteit. Niet alleen de relatie van (pleeg)ouders met het kind, maar ook het effect van dagopvang op het sociaal-emotioneel functioneren worden besproken. Tevens worden interventies besproken die de gehechtheidsrelatie kunnen verbeteren en zo de ontwikkeling van een kind positief beïnvloeden.

    Om u zo goed mogelijk te informeren, zijn sprekers uitgenodigd die een grote bekendheid genieten in het vakgebied en wier expertise elkaar aanvult. Door na elke voordracht ruim tijd in te plannen voor discussie, zal er hopelijk een levendige en vruchtbare uitwisseling ontstaan tussen sprekers en deelnemers.

    Datum

    21-11-2008

    Lokatie

    Congrescentrum de Reehorst

    Plaats

    Ede

    Accreditatie

    geaccrediteerd door het AbSg, AJN, NVvP, NVK en NVVS (4 punten); aangevraagd bij NIP en FGzP

    Inschrijfgeld

    € 155,- incl BTW

    Inschrijfgeld gelijktijdig met inschrijving overmaken op bankrekening 58.14.95.144 tnv Stichting Onderwijs & Voorlichting bij de ABN-AMRO te Geldermalsen, ovv 'Hechting'.

    Doelgroep

    CB-, jeugd- en schoolartsen, wijk- en jeugdverpleegkundigen, orthopedagogen, kinderpsychologen, kinder- en jeugdpsychiaters, kinderartsen.


    http://www.scem.nl/nl/p_agenda_file.lp?name=Hechting_08.pdf

     

    http://www.scem.nl/nl/p_agenda_detail.lp?ID=1281&doelgroep=&trefwoord=&select=&expand=

    01-11-2008 om 23:04 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (13)
    17-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gehechtheid als basis voor groei

    Opvoeden van kinderen met een hechtingsstoornis


    Gehechtheid als basis voor groei
    Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling. Een kind ervaart door een goede gehechtheid aan ouders een veilige basis in zijn leven. Het voelt zich over het algemeen veilig en geborgen bij de ouders. Die veilige basis zorgt ervoor dat een kind zich waardevol voelt en zich kan en durft te ontwikkelen. Als het een situatie niet aankan, vormt de relatie met ouders de basis om naar terug te keren en kan het kind met hun hulp verder. Wanneer die veilige basis ontbreekt, heeft dat verschillende gevolgen. Een kind voelt zich angstig en onzeker. Het laat op allerlei manieren merken dat het zich niet happy voelt, bijvoorbeeld met onrustig en druk gedrag, of door agressie of teruggetrokkenheid. De relatie tussen ouder en kind is dan zo verstoord dat er heel wat voor nodig is om het contact tussen ouder en kind te herstellen.

    Gehechtheid betekent dat je kind zich verbonden, gehecht voelt aan jou als ouder. Het voelt zich veilig bij je en weet dat het bij jou terecht kan voor zorg en aandacht. Als er sprake is van een goede gehechtheid, merk je dat je contact hebt met je kind. Je merkt in het contact met je baby dat je baby het prettig vindt om geknuffeld te worden en om de borst of de fles te krijgen. Jouw verzorging en koestering zorgen voor een versterking van de relatie. Je merkt dat je je peuter kan troosten als het zich pijn heeft gedaan en het laat bij jou gevoelens van boosheid en verdriet zien. Je merkt dat je kind naar je luistert als je iets verbiedt (ook al moet je het soms wel drie keer zeggen) en dat het ook rekening gaat houden met jouw wensen.

    Dat gevoel van zich gehecht voelen, zich verbonden voelen, heeft zijn basis in de baby- en peuterjaren. In die jaren is het belangrijk dat ouders een kind een veilige plek bieden door aan te sluiten bij waar een kind behoefte aan heeft, namelijk warmte, verzorging en aandacht. In de eerste maanden staan daarbij verzorging en koestering centraal. Doordat de baby verzorgd en gekoesterd wordt, ervaart het dat het blijkbaar belangrijk is. Als het een kik geeft, is er iemand die zorgt dat de vieze luier wordt verschoond en dat zijn maag weer wordt gevuld. Er is sprake van aansluiting: de ouders en het kind geven elkaar over en weer wat ze nodig hebben. Het kind geeft aan wat het nodig heeft en de ouders kunnen deze signalen opvangen en beantwoorden. De ouders merken dat het kind over het algemeen tevreden is en voelen zich dan ook weer tevreden over zichzelf; ze doen het als ouders blijkbaar goed.

    De ouders geven hierbij hun kind niet grenzeloos alles waar het om vraagt. Ze bekijken wat goed is, zoveel drinken, zoveel slapen, en stellen zo al de eerste grenzen voor het kind vast. Die grenzen betekenen ook veiligheid! Stel je voor dat je als kind van een paar dagen of maanden al moet beslissen wat goed voor je is. Bij het kind ontstaat door deze verzorging en koestering de overtuiging ‘Ik mag er zijn! Er is voor mij een plek op deze wereld; ik ben hier thuis.’

    In de volgende maanden en jaren is het belangrijk dat een kind, naast verzorging en koestering, ervaart dat het wordt gewaardeerd voor wie het is. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind, het leren lopen en praten, het ontdekken van de wereld, maar ook het leren ontdekken van eigen wensen en gevoelens. In deze jaren ontdekt een kind dat het zelf iemand is, los van de moeder en de vader. Het ontdekt dat het zelf een wil heeft en laat die wil ook gelden. Het kind heeft dan zowel de ruimte nodig om de eigen wil te laten zien en zich tegen de ouder af te kunnen zetten, als grenzen waardoor die ruimte wordt beperkt. Als dit goed verloopt, zal het kind na verloop van tijd zijn eigen wensen kunnen beheersen doordat het weet dat het niet alles mag wat het zelf wil. Het kind gaat kiezen voor bepaald gedrag.

    Wat is een hechtingsstoornis of fundamentele relatiestoornis?

    Definitie
    Een hechtingsstoornis wordt ook wel ´fundamentele relatiestoornis´ genoemd. Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en kind. Het begrip ‘fundamenteel’ in het begrip ‘fundamentele relatiestoornis’ heeft een existentiële betekenis: het kind kent geen menselijke betrokkenheid met de wereld. Het kind kent de wereld niet als zijn thuis. Het duidt op een fundamenteel geen deel hebben aan de wereld. Velen van fundamenteel relatiegestoorde kinderen dragen daarvan de gevolgen uit in hun gedrag en dagen daarmee de wereld uit hen een thuis in deze wereld te geven. Ze dagen de wereld uit te zorgen voor groeirelaties, relaties waarin ze kunnen groeien. Ook al maken ze het zichzelf en de wereld moeilijk vanwege hun ontwikkelde wantrouwen en haat. Wantrouwen en afwijzing vinden we niet alleen bij de kinderen maar soms ook bij de ouders en de wereld. Ouders die het kind achter het behang willen plakken, zich mateloos irriteren aan het gedrag.

    Geen aansluiting
    In de verschillende leeftijdsfasen heeft een kind behoefte aan antwoord. Dat antwoord wordt gegeven door de opvoeders om het kind heen, door middel van liefdevolle aanraking, aandacht voor wensen en gevoelens van het kind en begrenzing van gedrag. Wanneer er in de eerste levensmaanden onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind. Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).

    Wanneer er iets aan het fundament schort, kan een kind bijvoorbeeld uitdagend en agressief gedrag gaan vertonen of moeite hebben zich te concentreren op zijn werk en spel. Dat komt omdat er geen zogenaamde gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid.
    Beheersingspatronen groeien wanneer een kleuter op basis van de ervaren veiligheid in het contact met vader en moeder, graag de relatie met de ouders goed wil houden. Daarom wil het zich beheersen en zo zal het kind zich patronen van positief gedrag eigen maken.
    Een kind bij wie geen gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid, maakt gebruik van negatieve zelfhandhavingspatronen, wat zich vaak uit in een chaotisch zoeken zich staande te houden. Hierbij is het kind geneigd om zich vanuit het gevoel van onveiligheid afwijzend en agressief te gedragen. Het leeft met een groot wantrouwen naar de wereld, oftewel naar de volwassenen om zich heen.

    Hierboven werd een primaire fundamentele hechtingsstoornis beschreven, die meestal zijn oorsprong vindt in een onvoldoende aansluiting in het lichamelijke aspect van het mens-zijn. Sommige kinderen ervaren echter wel de lichamelijke aansluiting met de ouders en voelen zich bij de ouders veilig, maar ze voelen zich ongeborgen doordat ze geen aansluiting ervaren in het affectieve / emotionele. Het kind ervaart geen emotionele warmte van de ouders uit. Ook dan kan er gesproken worden van een primaire fundamentele hechtingsstoornis, omdat een kind ook deze aansluiting nodig heeft om te kunnen groeien.

    Secundaire fundamentele relatiestoornis
    Het kan zijn dat een baby, peuter en ouder kind in alle veiligheid en geborgenheid is gekomen tot gezond gedrag. Er is sprake van wederkerige betrokkenheden met ouders en verdere bekenden. Dat betekent beheersing, een evenwicht tussen geven en nemen. Een dergelijke situatie kan door een of andere oorzaak, om een of ander reden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een kind geen aansluiting ervaart in andere aspecten van het mens-zijn, zoals het verstandelijke of het sociale. Geen aansluiting in het verstandelijke aspect vindt plaats als een kind geen uitdaging ervaart in het leren op school of wanneer er juist teveel eisen worden gesteld. Hierdoor voelt een kind zich niet op zijn plek. Ook als een kind geen sociale aansluiting vindt, geen contact heeft met leeftijdsgenootjes, voelt een kind zich verloren. Gevoelens van angst en wantrouwen zorgen voor ‘ontwortelingsverschijnselen´. Als hier geen adequate aandacht voor is, kan het leiden tot een fundamentele verstoring van de aanvankelijke veiligheid en geborgenheid en kan het kind alle tekenen gaan vertonen van een primair fundamenteel relatiegestoord kind.

    Het kind wordt ontworteld omdat het de veiligheid en geborgenheid kwijtraakt. Het komt terecht in een proces van desintegratie: het mist zijn verbondenheid en moet zich gaan handhaven. De gezonde beheersingspatronen, de Ik-ken voldoen niet meer en zakken weg. Kinderen die aanvankelijk goed in hun vel zaten, maar in een dergelijke existentiële crisis terecht zijn gekomen, noem ik secundair fundamenteel relatiegestoord. Het verschil tussen primaire en secundaire fundamentele relatiestoornis is zinnig omdat de weg terug anders verloopt. Secundaire fundamentele relatiestoornissen kunnen ook ontstaan omdat moeders in de tijd dat de lichamelijke en affectieve aansluiting van het kind aan de moeder levensvoorwaarde is, plotseling niet meer of minder beschikbaar zijn. Als niet vader of een ander al in de aansluiting deelde, kan het kind zijn aansluiting voor altijd verliezen.

    Factoren bij het ontstaan van een fundamentele relatiestoornis

    Kind
    Moeders kunnen na een normale bevalling signaleren dat er ‘met dit kind iets mis is’. Het kind lijkt aan het leven geen plezier te beleven, het kind lijkt moeder niet te accepteren, laat het er gewoon bij zitten of keert zich van de moeder af. Moeders, die iets vreemds aan het gedrag van de baby opmerken, zullen zich daarom melden bij de huis- of consultatiearts. Terecht, omdat het van belang is te laten nagaan of er iets lichamelijks is dat het kind hindert. Eerder is opgemerkt dat er nog te weinig op wordt gelet of het kind pijn heeft, waardoor het kind zich niet laat knuffelen en het drinken aan de borst een probleem is. Deze pijn kan veroorzaakt zijn door een lichamelijke moeilijke bevalling, waarbij er een verwringing van de nekwervels is ontstaan.

    De genen bepalen in sterke mate de wijze waarop baby’s de wereld in komen. Er zijn baby’s in wier aard het ligt om zich geworpen te voelen, zich niet thuis te voelen in de wereld; in tegen stelling tot de baby’s die zich, in de meest beroerde omstandigheden, thuis en samen blijven voelen. Als ouders een baby in hun armen krijgen die angstig en afwerend is of veel huilt en niet reageert op de aandacht die het krijgt, is het heel moeilijk om met zo’n kind een band op te bouwen. Wat de ouders aan liefde en aandacht geven, lijkt door het kind niet te worden ontvangen.

    De meeste kinderen zullen ergens tussen twee uitersten hun leven beginnen en ook later mogelijk tot dat grondstructurele terug blijven neigen. Zo zijn er kinderen voor wie aansluiting min of meer vanzelf, anderen voor wie deze aansluiting moeizamer, tot stand komt. Als volwassenen zullen ze zich overal en altijd wel thuis voelen en zich kunnen aansluiten of steeds moeite hebben met hun omgeving en moeilijk contact kunnen maken met anderen.

    Zwangerschap
    In toenemende mate weten we dat de genen van de foetus en de lichamelijke en emotionele betrokkenheid van de moeder op de foetus invloed hebben op het zich wel bevinden van de foetus. Het is invoelbaar dat, wanneer moeder emotionele spanningen beleeft, fysiek en verbaal geweld pleegt of ondergaat, het welbevinden van de foetus wordt ondermijnd en er angst groeit. Omdat het ervaren van veiligheid voorwaarde is voor de ontwikkeling van hersentjes en beheersingspatronen zal het zich niet welbevinden negatieve invloed hebben op deze ontwikkeling.

    Ouders
    Er zijn ook ouders die door omstandigheden in henzelf of daarbuiten het moeilijk vinden de benodigde aandacht en begrip voor hun kind op te brengen. Als je bijvoorbeeld zelf weinig contact en intimiteit, weinig begrip en liefde hebt ervaren in het contact met je eigen ouders, kan het heel moeilijk zijn om zo’n intieme band aan te gaan met je kindje. Zo kan je als moeder direct na de geboorte weerstand voelen om je baby in je armen te sluiten. Maar ook een (postnatale) depressie, lichamelijk verzwakt zijn, ziekte of relatieproblemen kunnen een ouder verhinderen om in voldoende mate er voor de baby te zijn.

    Omgeving
    Tenslotte kunnen ziekenhuisopnames van het kind, een tijdelijke scheiding van de ouders doordat de ouder een periode in een ziekenhuis is opgenomen, een schokkende gebeurtenis in het gezin, etc. de veiligheid voor een kind en daarmee de gehechtheid verstoren.
    Voor veel kinderen (en volwassenen) geldt dat ze in een bepaalde mate gehecht zijn aan (een van) hun ouders. Geen enkele ouder is perfect en elk kind heeft zijn eigenaardigheden waardoor het basale hechtingsproces nooit helemaal perfect verloopt. Dat betekent dat veel mensen moeten leren leven met een bepaalde mate van onzekerheid en angst.

    Pleeg- en adoptiekinderen
    Voor pleeg- en adoptieouders is het weer heel anders om een band met hun kind aan te gaan. Het is begrijpelijk dat er een zekere terughoudendheid of onzekerheid bij de ouders is, omdat de relatie van hen met het kind verschilt van het hebben van een biologisch eigen kind. Het eerste heeft iets kunstmatigs; het laatste heeft een min of meer vanzelfsprekende betrokkenheid. Een pleeg- en adoptiebaby is niet in eigen buik gegroeid, het is niet zomaar vanzelf ‘eigen’. Ook al ontvangt de pleegmoeder het kind direct vanuit de kraamkamer in haar armen, het is van een ander (geweest).

    Ook voor het pleeg- en adoptiekind kan het heel moeilijk zijn zich (opnieuw) te hechten. Als pleegkinderen in een pleeggezin geplaatst worden, vindt er scheiding plaats van de (nog aanwezige) ouders. Plaatsende instanties nemen dan nogal eens een dubbele houding aan. Ze menen dat hechting aan pleegouders niet gewenst is, omdat plaatsing in een pleeggezin naar hun oordeel een tijdelijke zaak moet zijn. Als na geruime tijd wordt besloten tot een blijvende plaatsing in het pleeggezin is er al veel tijd verloren gegaan en is er bij het kind een grotere weerstand om dan nog tot hechting te komen. Pleegkinderen hebben ook vaak een moeilijke tijd in het gezin van herkomst gehad, waardoor het vertrouwen in de wereld en in zichzelf is geschaad. Dan is het moeilijk om je pleegouders te gaan vertrouwen.

    Wanneer adoptiekinderen uit hun land van herkomst worden gehaald, worden ze geconfronteerd met een verandering van klimaat, van sfeer, van reuk, van personen. Je zult maar uit de armen van een zeer lichamelijk ruikende moeder worden gelegd in de geparfumeerde armen van een adoptiemoeder. Toch je hechten aan die nieuwe moeder, je veilig voelen bij die nieuwe geur, is niet vanzelfsprekend.

    Stiefkinderen
    Voor stief-ouders rijzen weer andere problemen. Zij kunnen geconfronteerd worden met een kind dat moeite heeft om hen als nieuwe partner van vader of moeder te accepteren. Soms ziet het kind in hem of haar een rivaal in de relatie met vader of moeder en ziet de nieuwe partner op de plaats komen van de biologische ouder. Een stiefouder kan zo in de situatie terecht komen dat zijn/haar liefde en aandacht niet wordt ontvangen door het stiefkind, maar wordt afgewezen. Wanneer de gevoelens van rivaliteit en onvrede niet worden overwonnen en er geen volledige acceptatie groeit en dus geen hechting, zal de nieuwe partner altijd op een afstand worden gehouden of met het kind in een mate van strijd gewikkeld zijn.

    Welk gedrag zie je bij kinderen met een fundamentele relatiestoornis?

    Babyleeftijd
    Kinderen voor wie de aansluiting niet goed verloopt, kunnen de volgende gedragingen laten zien: onrustig gedrag, ontevreden indruk maken, veel huilen, niet geknuffeld willen worden, moeder niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken of verstijven als het wordt opgepakt.

    Peuters
    Peuters die zich in hun babytijd onveilig hebben gevoeld, blijken in de peutertijd de geborgenheid in de relatie met de ouders niet te kunnen ervaren. Maar ook ouders die te nonchalant met hun peuter omgaan, het te weinig continu omsluiten en denken dat een kind vanzelf wel groeit, bevorderen een relatiestoornis. Er is te weinig aansluiting om beheersing uit te lokken.

    De ‘actieve’ peuter
    De zichzelfhandhavende peuter is irritant vasthoudend, vertoont doorzettend gedrag. ‘Het kind doet maar, luistert niet. We kunnen honderd keer hetzelfde zeggen, het houdt helemaal geen rekening met ons, het lijkt alsof we helemaal niet voor hem bestaan, het doet of we gek zijn, het is eigenlijk helemaal niet een van ons. Of we nu lief tegen hem zijn of streng, het maakt niets uit.’

    De ‘passieve’ peuter
    Niet alle ‘relatieloze’ peuters keren zich actief af, er zijn er die zich passief teweerstellen tegen de wereld. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn met aan zichzelf te worden overgelaten. Ze laten met zich doen zonder enig blijk te geven dat er contact is. De ouders vinden het kind ontzettend lief; het doet nooit iets wat verkeerd is, vraagt nooit aandacht, kan urenlang zitten of liggen zonder lastig te worden, maar kijkt altijd wel naar hen. Als het op schoot genomen wordt laat het alles met zich doen. Soms lijkt het of het kind er niets bij voelt. Ook als het wel iets terugdoet lijkt het alsof het kind na-aapt zonder dat er gevoel bij zit; eigenlijk geeft het kind helemaal niets terug.

    De zich vastklampende peuter
    Wanneer een baby zich vastklampt aan de moeder en niet alleen gelaten wil worden getuigt dat van angst, van onveiligheid. Datzelfde kan gelden voor een peuter die hoe dan ook zich voortdurend wil nestelen, door moeder wil worden gedragen of bij moeder op schoot wil zitten.
    Het kan ook zo zijn dat het vastklampgedrag manipulerend is. Pasgeboren baby’s en ook peuters zijn bijzonder slim. Ze proberen op soms heel slimme wijze hun zin te krijgen en moeder om hun vingertje te winden.

    Kleuter en schoolkind
    Wanneer een fundamentele relatiestoornis wordt geconstateerd bij een kleuter of schoolkind, dan is het kind de vorige fasen niet gezond doorgroeid. Er is geen aansluiting geweest in de lichamelijke en/of emotionele fase. Daardoor heeft deze kleuter en later schoolkind geen basis en zo ook geen energie voor een gezonde aansluiting in de verstandelijke fase. Ontwikkeling op school verloopt daardoor vaak moeizaam. Het kind heeft alle energie nodig om zich te handhaven.

    De fundamenteel relatiegestoorde basisschoolkinderen kunnen zich op verschillende manieren ‘in leven’ proberen te houden. Deze zelfhandhavingspatronen staan niet duidelijk los van elkaar, ze kunnen verweven met elkaar voorkomen.

    Het drukke, ongedurige, chaotische kind
    Het drukke, chaotische kind kan het niet laten om te doen wat aan wensen in hem opkomt en kan geen verleiding van buitenaf weerstaan. Heeft hij trek in iets, dan zal hij het zoeken, ziet hij iets dat hij wenst, hij zal het nemen. Voortdurend klinkt het ‘ik wil, ik wil’. Afspraken zijn niet te maken, hij zal zich er niet aan kunnen houden, tot wanhoop en ergernis van de ouders. Het kind staat hulpeloos en kan zich hoogstens beroerd voelen bij het zien hoe de omgeving op zijn gedrag reageert. Een jongen die hoopte dat medicijnen hem zouden helpen om rustiger te worden, maar tot de ontdekking kwam dat hij daardoor toch zichzelf niet in de hand kon houden, reageerde verdrietig en teleurgesteld: ‘Niets helpt me.’ Dit betekent dat op deze leeftijd het kind zich nog min of meer bewust is van zijn ellende. Hij heeft er weet van dat hij niet in staat is het door hem gewenste evenwicht tussen zijn behoeften in de wereld waar te maken. (Als jong volwassene is het zich beroerd of schuldig voelen meestal achter zijn zelfhandhaving verdwenen en komen deze begrippen niet mee in zijn woordenboek voor.)

    Het agressieve kind
    Het agressieve kind is te vergelijken met het chaotische kind, maar het is in aanleg vitaler, sterker. Ook dit kind heeft angst ervaren vanwege onveiligheid en ongeborgenheid. Het kind liet zichzelf niet gaan in chaotisch gedrag maar daagde de wereld uit tot antwoord. Het niet krijgen van een antwoord leidde tot de ontwikkeling van wantrouwen en vormen van zelfhandhaving, een zichzelf uitdagend staande houden. Langzamerhand ging het over naar agressiever zelfhandhaving. Hoe ouder het kind werd des te heviger, harder en agressiever de zelfhandhaving. Terecht werden deze kinderen door Redl en Winemann getypeerd als kinderen die haten. Dat doen ze ook en daarom is het moeilijk om deze kinderen te zien als angstige, zich onveilig voelende peuters. Een kind dat de vroegere behoefte aan veiligheid en geborgenheid niet meer bij zichzelf (h)erkent: ‘Ik heb niemand nodig!’ het verdriet en de daar achter liggende angst van onveiligheid en geborgenheid lijken volkomen afwezig.

    Het in schijn aangepaste kind
    Vanaf heel vroeg heeft het in schijn aangepaste kind geen ruimte gekregen om eigen behoeften te laten blijken en als het kind die liet blijken werd daarop niet adequaat gereageerd. Het kind gedraagt zich als en lief, volgzaam en soms ook aanhankelijk kind. Helaas, het is een kind dat zich uitslooft door de omgeving geaccepteerd te worden en afgestoten te worden. Het kind is volledig afhankelijk van die omgeving en heeft niets eigens.
    Soms gedraagt het zich als een lief straathondje. Het maakt met allerlei mensen contact en komt op deze manier aan zijn trekken, zonder dat er sprake is van een echte relatie, van een wezenlijk contact.

    Het kind met twee gezichten
    Het kind met twee gezichten leeft in twee werelden. Op zichzelf hoeft dit niet op een fundamentele relatiestoornis te wijzen. Immers ieder mens gedraagt zich in verschillende omgeving en situatie enigermate anders. Kinderen kunnen evenwel tonen binnenshuis of buitenshuis geen gezonde lichamelijke en emotionele beheersing te kennen. Een kind kan zich buitenshuis misdragen en negatieve gevoelens uiten, terwijl het kind zich binnenshuis aangepast, lief en aardig gedraagt.
    Het kind voelt zich in de relatie met de ouders blijkbaar onvoldoende erkend en voelt zich beklemd. Dat verschijnsel wijst op een fundamentele relatiestoornis wanneer het kind hevig verbaal agressief is, vecht en niet met gevoelens van angst en boosheid kan omgaan. Dat is ook het geval als school en politie problemen krijgen met het kind.
    Het kind lijkt op het vorige type kind, maar het in de klem zitten thuis heeft bij dit kind geleid tot hevig protest en agressiviteit buitenshuis. Wel probeert het kind voor zichzelf de schijn van veiligheid op te houden in een ‘plezierig’ thuis.
    Het omgekeerde komt ook voor: buitenshuis lief en aardig en binnenshuis een onhanteerbare agressieve ‘vlo’. Het zijn fundamenteel relatiegestoorde kinderen die zich wreken op hun biologisch eigen, pleeg- of adoptiefouders. Ze zijn behendig in het uitspelen ven de ene wereld tegen de andere. De thuis wereld wordt zwart gemaakt in de buitenwereld. Ze vertellen te worden mishandeld, beschadigen soms zichzelf en zeggen dat de ouders dat hebben gedaan. Ze komen te laat op school, vergeten dingen en zeggen dat ze niet eerder van huis mochten of hun spullen niet gewassen zijn.
    Het kind ervaart thuis geen fundamentele veiligheid en probeert daarom, koste wat het kost, buitenshuis een soort veiligheid te ervaren. Het is als een kasteelheer of –vrouwe die zich binnen het kasteel als een agressieveling gedraagt, de poort voor iedereen gesloten houdt, maar zich buiten al een lieftallige jonkheer of jonkvrouw laat adoreren.

    Het kind met een dubbele bodem
    Sommige fundamentele hechtingsgestoorde kinderen vertonen een dubbele bodem. Ze kunnen zich in huis en buiten actief en positief gedragen en beheersen. Maar ze gedragen zich in de omgang ‘kleverig’. Ze hebben steeds behoefte de ouders en anderen lichamelijk en gevoelsmatig ‘aan te raken’ door steeds door steeds een hand te willen geven bij het ergens naartoe lopen, door opmerkingen te maken over het contact met elkaar. ‘fijn, he mam, wij samen!’ Enerzijds getuigen ze te beschikken over een gezond patroon van beheersing: er is sprake van positieve betrokkenheid met en deelname aan de wereld. Anderzijds is er de heel primaire kleinkinderlijke behoefte aan lichamelijke emotionele omsluiting die steeds mee speelt in de relaties. Dit werkt verstorend maar soms ook afstotend. Het kind zit steeds aan een ander te friemelen, wil heel close zijn met een ander. Het eist de ander voor honderd procent op en er mag geen ander tussen komen. Wanneer de ouder of een ander ingaat op deze primaire behoefte blijkt het kind onverzadigbaar te zijn. Met leeftijdsgenootjes komt het soms tot seksuele activiteiten; of het laat zich door ouderen daartoe verleiden.

    Het kind dat het laat afweten
    Een kind dat het laat afweten trekt zich in zichzelf terug en zou het liefst dood willen zijn. Het kind voelt zich dermate alleen en waardeloos, dat het de eigen behoeften en de uitnodigingen van de omgeving ontkent. De mogelijk toch al geringe energie om te leven wordt gebruikt voor deze ontkenning: het zich terug trekken is een daad. Het kind onderneemt de stap naar het isolement, gaat naar het eigen kamertje; het kind wil niet horen en zien. Op school lopen deze kinderen er als zombies bij, slordig en ongeïnteresseerd.

    Het schijnbaar normale kind
    Het schijnbaar normale kind is zijn fundamentele relatiestoornis ‘vergeten’. Op basis van ruime intellectuele mogelijkheden heeft het zich een plaats in de wereld veroverd. Dit is het ‘droge’ intellectueeltje dat geen ander leven kent dan het verstand. Met z’n verstand heeft het greep op het leven, is het verbonden met de wereld. Soms combineert het zich met sociale vaardigheden en heeft het kind bij bepaalde leeftijdsgenoten een goede aansluiting. Voor schaken en computeren is het altijd te vinden. Problemen en verschil van mening moeten wel met verstand worden opgelost. Emotionele toestanden zijn niet ‘verstandig’ en worden ontweken.

    Hulpverlening bij fundamentele relatiestoornissen
    Als er bij een kind een hechtingsstoornis is geconstateerd, worden er vanuit de reguliere hulpverlening een aantal alternatieven aangedragen. Veel alternatieven zijn niet effectief. Men biedt bijvoorbeeld gedragstherapeutische hulp aan: door middel van belonen en straffen of negeren het probleemgedrag van het kind verminderen. Of er wordt psychotherapeutische hulp, bijvoorbeeld speltherapie, aangeraden. Beide alternatieven richten zich echter niet op het fundament van het probleem. Het gedrag van een kind wordt immers bepaald door de eenzaamheid en de angst van het kind om in de steek gelaten te worden / te zijn. Bij gedragstherapie blijft een kind in de kou staan met gevoelens van angst en eenzaamheid. Bij de psychotherapeutische hulp wordt er wel aandacht besteed aan gevoelens van de kinderen. Wat echter niet lukt is om het kind te helpen zich veilig te gaan voelen in de relatie met de ouders, vertrouwen te krijgen in zichzelf en in de ouders. Dat laatste is nodig om van binnen uit beheersingspatronen voor gezond gedrag te laten groeien. Dat lukt vaak wel met de opvoedingswijze van Terug naar het begin, zoals beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dhr. de Lange. Bij deze opvoedingswijze begin je eigenlijk opnieuw met het kind. Het kind wordt voortdurend door de ouder naar zich toegehaald, waardoor er omsluiting wordt geboden. Door de angst van het kind om verlaten en in de steek gelaten te worden, zal het zich waarschijnlijk verzetten. Wanneer een kind merkt dat de ouder letterlijk en figuurlijk het kind niet loslaat, kan het gevoel van veiligheid langzaam groeien en krijgt het kind meer vertrouwen in zichzelf en de mensen om zich heen.

    Deze opvoedingswijze is geschikt voor kinderen tot 9 jaar. Vanaf die leeftijd is het nauwelijks meer mogelijk om kinderen terug te brengen in de peuterachtige betrokkenheid, die bepalend is voor de opvoedingswijze. Deze kinderen kunnen wel baat hebben bij de sociogroepsopvoedingswijze (SGS). Hierbij wordt door begeleiders een groep gecreëerd om jongeren door middel van allerlei activiteiten een positieve betrokkenheid te laten ervaren in de omgang met elkaar. Vanuit die veilige situatie, vanuit dat wij-gevoel, gaan de jongeren zich gedragen volgens de positieve groepsnormen. Deze opvoedingswijze wordt momenteel, met succes, gebruikt bij criminele jongeren.

    Terug naar het begin met kinderen tot 9 jaar

    Bedoeling van deze opvoedingswijze
    De bedoeling is allereerst het kind er toe brengen zich in relatie met de ouders te begeven en het zich (uiteindelijk) lichamelijk over te geven. Het kind ervaart dan dat het veilig is bij de ouders, dat het bij de ouders hoort, dat het van de ouders betrokkenheid en liefde kan verwachten. Als een kind aan de ouders gevoelens en behoeften durft te tonen is dat een teken van een beginnende aansluiting. Het kind heeft er wel (enigszins) vertrouwen in dat het van de ouders antwoord zal krijgen op de uitgesproken behoefte.
    Het door het kind ervaren van veiligheid en betrokkenheid moet uitgroeien tot een wederkerige betrokkenheid, waarbij het kind rekening wil en kan houden met de ander. Er is dan sprake van zelf antwoord krijgen van de ander, maar ook de ander antwoord geven.

    Het proces van ouder en kind

    A. De baby
    Als een kind niet geneigd is zich te nestelen bij moeder, is het belangrijk dat de moeder het kind juist veel bij zich neemt. De moeder biedt lichamelijke nabijheid en draagt en knuffelt het kind totdat het zich overgeeft aan moeders nabijheid. Als een kind zich in hoge mate onveilig voelt en dit bijvoorbeeld uit met veel huilen en onrustig gedrag, wordt het kind gedragen. Ook kunnen hulpmiddelen als het gebruik van muziek en ´moederbuik-geluiden´ worden ingezet om de baby rust te geven.

    B. De peuter

    I. De actieve peuter
    Bij irritant, afstotend, uitdagend gedrag van het kind wordt de ouders gevraagd dit gedrag niet te negeren of te straffen, maar het gedrag te zien als een signaal van zich niet veilig voelen. Vaak zien de ouders in de ogen van het kind de onrust opkomen of ze herkennen een gevoel van irritatie bij zichzelf. De moeder (zo mogelijk) wordt gevraagd het kind in die situaties bij zich te nemen, wat met het kind te stoeien en te knuffelen. Wanneer het kind dit niet accepteert is het belangrijk het kind nadrukkelijker vast te houden en zo te omsluiten. De moeder praat met vriendelijke woorden tegen het kind om het ook zo te verzekeren van haar liefde. Als het kind zich hieraan gewonnen geeft, is er de mogelijkheid tot lichamelijk en affectief samen-zijn. Ook moeders irritatie ebt dan weg. Het kind ervaart door de lichamelijke nabijheid de veiligheid bij moeder en ervaart door de lieve woorden van moeder haar liefde, haar affectie.

    Als zo aansluiting is gevonden kan de moeder duidelijk maken dat ze het gedrag akelig vindt en dat ze er verdrietig van wordt. Vanuit de basis van aansluiting kan een kind ervoor kiezen dat gedrag niet te vertonen om de warme relatie met moeder in stand te houden.
    Het zich gewonnen geven gaat echter niet zomaar. Het kan zijn dat het kind zich niet durft over te geven en de angstgevoelens uit door schoppen, slaan, etc. Vasthouden is dan noodzakelijk, ook al kan dit heel wat tijd en energie kosten. Soms is dit voor ouders (bijna) niet op te brengen. Omdat ouders meestal weinig herkenning en steun vanuit de omgeving ontvangen is begeleiding van een deskundige noodzakelijk om het vol te kunnen houden.

    II. De passieve peuter
    De passieve peuter zoekt geen aandacht. De moeder zal die aandacht toch moeten bieden door het kind bij zich te nemen, te knuffelen, ´gymnastiek´ te doen en zo tot aansluiting te verleiden of te dwingen. Als een kind zich tot aansluiting laat verleiden en zich nestelt bij de moeder, kan moeder het contact uitbouwen. Andere kinderen laten zich niet tot het positieve contact verleiden en gaan zich op een gegeven moment verzetten. Op dat moment wordt de opvoedingswijze gevolgd zoals die is beschreven bij de actieve peuter.

    C. Basisschoolkinderen tot ongeveer 9 jaar
    Bij deze kinderen geldt dezelfde opvoedingswijze als beschreven bij de peuters. In de praktijk blijkt het proces echter vaak moeizamer te zijn en meer tijd te vergen, omdat de kinderen al zo lang met angst en wantrouwen hebben geleefd. Zich overgeven aan de ouders is beangstigend. Het kind vertrouwt eerder de eigen zelfhandhavingsmechanismen, zoals niemand vertrouwen, je eigen weg gaan, etc. Bij deze kinderen is het nodig om continu te blijven investeren.
    Door middel van het vertellen van verhaaltjes kan inzicht in eigen gedrag en gevoelens worden bevorderd. Verhaaltjes met thema´s als ´de vulkaan´, die iedere keer uitbarst, ´het kasteeltje´, het kind dat zich eenzaam heeft verschanst, kunnen door de ouders worden verteld.
    Voor de verschillende type kinderen zijn specifieke aanwijzingen beschreven
    in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dr. G. de Lange.

    (C) Dr G.de Lange, drs. C. Penninga-de Lange   http://klimop.penninga.com/hechting.php

    17-07-2008 om 00:03 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    08-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Per Saldo voert actie tegen de kabinetsplannen

    De regering wil 800 miljoen bezuinigen op de AWBZ. Zij wil o.a. de AWBZ alleen nog toegankelijk maken voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals mensen met ernstig regieverlies of mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Daarbij wil men ook participatie als doelstelling uit de AWBZ schrappen.
    Per Saldo is geschokt over deze maatregelen. Deze ingreep raakt niet de kern van de kostenstijging en er wordt voorbijgegaan aan een hele grote groep mensen die het pgb keihard nodig hebben om te leven en te overleven!

    Denk aan jongeren (al dan niet met een psychiatrische problematiek) die dagelijks begeleiding nodig hebben.

    Denk ook aan gezinnen waar kinderen met forse beperkingen opgroeien, waarbij specifieke deskundigheid vereist is en ouders al jaren zwaar overbelast zijn. De inzet van het pgb is vaak plaatsgebonden en op speciale momenten van de dag. Hele gezinnen blijven overeind door deze begeleiding op maat. Dit zijn geen kinderen die intramuraal behoren te wonen, die horen thuis bij hun ouders!

    Per Saldo verzet zich tegen de plannen van het kabinet. Daarom verzamelen wij voorbeelden en verhalen uit de praktijk waaruit blijkt dat de maatregelen onacceptabel zijn.

    Op de homepage van Per Saldo (www.pgb.nl) kunnen budgethouders a.d.v. twee vragen aangeven wat deze plannen voor effect gaan hebben op hun leven.

    bron: http://www.pgb.nl
    http://www.leefwijzer.nl/default.asp?location=nieuwsartikel&layout=nieuws&id=5080

    08-07-2008 om 19:53 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (25)
    20-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is persoonlijkheidsstoornis

    Wat is een persoonlijkheidsstoornis?
    Een persoonlijkheidsstoornis is algemene term voor een star patroon van persoonlijkheidstrekken, waardoor het individu onvoldoende in staat is zijn gedrag aan te passen aan wisselende omstandigheden. Dit heeft leidt tot omvangrijke en terugkerende problemen in relaties, werk en sociale leven functioneren. De persoon in kwestie voelt vaak niet meer de vrijheid om flexibel te reageren op de eisen van alledag. Het denken en waarnemen kunnen daarbij sterk gekleurd zijn. Zo kunnen vervormingen ontstaan in de wijze waarop iemand kijkt naar zichzelf en zijn omgeving. De beleving en uiting van gevoelens kunnen eveneens verstoord zijn, zoals bijvoorbeeld bij sterk wisselende of te intense emoties. Vaak gaan zulke verstoringen samen met terugkerende moeilijkheden in de beheersing van de eigen impulsen. Alle mensen met persoonlijkheidsstoornissen ervaren moeilijkheden in contact met anderen en lopen vaak vast op verschillende terreinen van hun leven.

    DSM IV criteria persoonlijkheidsstoornis
    #1 - Literatuurlijst Persoonlijkheidsstoornissen
    In de DSM-IV zijn 11 verschillende persoonlijkheidsstoornissen opgenomen. De criteria waaraan voldaan moet worden voldaan om de diagnose persoonlijkheidsstoornis te mogen stellen zijn:

    A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de
    cultuur van betrokkene afwijken van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of meer) van de volgende terreinen:
      (1) cognities (dat wil zeggen de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen)
      (2) affecten (dat wil zeggen de draagwijdte, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de emotionele reacties)
      (3) functioneren in het contact met anderen
      (4) beheersing van de impulsen
    B. Het duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale situaties
    C. Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
    D. Het patroon is stabiel en van lange duur en het begin kan worden teruggevoerd naar ten minste de adolescentie of de vroege volwassenheid
    E. Het duurzame patroon is niet eerder toe te schrijven aan een uiting of de consequentie van een andere psychische stoornis
    F. Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld schedeltrauma)

    Ontstaan
    Er is geen eenduidige oorzaak; er is steeds sprake van een ingewikkeld samenspel van factoren.

    1. Biogenetische factoren
    Mensen verschillen in aanleg, in temperament en wilskracht.
    2. Sociale factoren
    Sociaal-culturele omstandigheden kunnen een bijdrage leveren aan het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis. Voorbeelden zijn: de inbedding van het gezin in de omgeving, de levensstandaard, gevolgen van emigratie en verschuivingen op de sociale ladder.
    3. Psychologische factoren
    Het verleden (geschiedenis) is van grote invloed op hoe iemand denkt, voelt en handelt, wat zijn of haar normen en waarden zijn, hoe hij of zij met zichzelf en anderen omgaat.
    Persoonlijkheidsstoornissen worden soms wel "'ontwikkelingsstoornissen" genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat in iemands ontwikkeling van jong kind tot volwassene reeds problemen aanwijsbaar zijn. Soms houden deze verband met duidelijke trauma's als vroege verlatingen of seksueel misbruik. Ook kunnen er moeilijke gezinsomstandigheden zijn die hebben geleid tot onvoldoende veiligheid, aandacht, begrenzing of begeleiding. Het gebeurt ook wel dat zulke duidelijk aanwijsbare redenen ontbreken, en dat mensen toch een sterke onvrede met zichzelf en/of anderen hebben. Bij nader onderzoek blijkt dan bijvoorbeeld dat iemand zich zo sterk aan zijn omgeving heeft aangepast, dat hij vervreemd is geraakt van de eigen behoeften en gevoelens. Met als negatieve gevolgen: een negatief gevoel over zichzelf, depressiviteit, moeite met intieme relaties, eenzaamheidsgevoelens en/of zich gemakkelijk buitengesloten voelen.
    4. Organische factoren
    Sommige lichamelijke aandoeningen (bijvoorbeeld epilepsie of een schedeltrauma) kunnen een persoonlijkheidsstoornis veroorzaken.


    http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/persoonlijkheidsstoornis.htm

    20-06-2008 om 12:42 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mishandeling

    Van diverse vormen van kindermishandeling is bekend welke negatieve gevolgen deze op lange termijn kunnen hebben. Dat geldt eigenlijk niet of nauwelijks voor schelden, de verbale vorm van geweld. De effecten daarvan op de psychische gezondheid zijn tot nu toe onbekend. Onderzoekers van de Harvard Medical School hebben daarom geprobeerd om via hun onderzoek te kijken hoe groot de impact is van verbaal geweld. Zij beschreven hun bevindingen in het American Journal of Psychiatry.


    De onderzochte groep van 554 jongvolwassenen werd geworven via advertenties in de media. Aan hen werd ten eerste gevraagd naar negatieve jeugdervaringen. Ten tweede maten de onderzoekers via een zelfrapportage-vragenlijst of zij problemen vertoonden. Er werd gevraagd naar angsten, gevoelens van depressie en ernstige vijandigheid en kenmerken van dissociatie.
    Maar liefst 300 jongeren gaven aan een vorm van mishandeling te hebben meegemaakt. Bij 20 daarvan had de mishandeling langdurig en louter via woorden plaatsgevonden.

    Ook kwamen diverse combinaties van vormen mishandeling voor, waardoor het via statistische analyses mogelijk werd om het effect van de afzonderlijke vormen van geweld en combinaties daarvan na te gaan.
    Uit de data van de onderzochte groep blijkt dat het meemaken van alleen verbale agressie bijdraagt tot de ontwikkeling van angsten, depressies en dissociatie. Het effect van verbale agressie is zelfs gelijk aan het meemaken van huiselijk geweld of seksueel misbruik buiten het gezin. De combinatie van twee soorten geweld (zoals uitgescholden worden + meemaken van huiselijk geweld) leidt tot een extreem negatief effect dat groter is dan de som der delen. Die combinatie voorspelt angst, depressiviteit en vooral dissociatieve kenmerken op latere leeftijd. Dissociatie is te zien als een manier van beschermen tegen angstaanjagende indrukken.

    De onderzoeker stelde al eerder op basis van hersenscans vast dat ongunstige ervaringen, zoals schelden en beledigen, een verwoestende werking hebben. De gevolgen op het functioneren van de hersenen zijn uiterst negatief. Zie dit artikel.


    14-06-2008 om 22:03 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sommige kinderen worden geboren met een moeilijk temperament

    Sommige kinderen worden geboren met een moeilijk temperament. Als ouders daar negatief op reageren, wordt een negatieve spiraal in gang gezet die leidt tot agressief gedrag. Door toch op een positieve manier met moeilijke kinderen om te gaan, is escalatie in de vorm van gedragsproblemen te voorkomen.

    Dat stelt ontwikkelingspsycholoog Sannie Smeekens. Zij onderzocht welke factoren bepalend zijn bij het ontstaan van gedragsproblemen bij jonge kinderen en promoveert op dit onderzoek op 28 februari aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

    Volgens Smeekens spelen ouders een belangrijke rol als het gaat om het ontstaan van agressief en destructief gedrag van jonge kinderen. Vooral negatieve interacties met de kinderen pakken verkeerd uit. Als voorbeelden hiervan worden genoemd: de kinderen afkraken, inperken of op alles wat gezegd wordt vijandig reageren.

    Uit het onderzoek blijkt dat kinderen die voortdurend negatief worden benaderd een continu verhoogd cortisolgehalte hebben. En dat kan leiden tot achteruitgang van het immuunsysteem. Ook het geheugen van het kind zou minder goed functioneren door een continu teveel aan cortisol.
    Niet alleen negatieve omgang tussen ouder en kind voorspelt gedragsproblemen op latere leeftijd. Ook een gebrek aan steun van de ouder door de partner en problemen in de gehechtheid tussen ouder en kind op éénjarige leeftijd blijken voorspellers van gedragsproblemen.

    De resultaten houden een pleidooi in voor vroegtijdige ouderbegeleiding. Die zou ingezet moeten worden wanneer een kind met een moeilijk temperament geboren wordt of wanneer de opvoeding door de ouders als moeilijk wordt ervaren. Immers, als de ouders tijdig een andere opvoedingsstijl aanleren, kunnen latere gedragsproblemen worden voorkomen. Deze ouders zitten vaak vast in een bepaald gedragsrepertoire. Ze zijn onmachtig om het anders te doen, maar kunnen dat wel leren.

    (www.ru.nl/persberichten)

    14-06-2008 om 00:00 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Angst bij zwangerschap beïnvloedt hersenen

    Angst bij zwangerschap beïnvloedt hersenen

    6. May 2008, 11:48 Medicalfacts Redactie ( keer bekeken)

    Categorie: Vrouw & Gezondheid

    Stress, angst of nervositeit tijdens de zwangerschap kan effect hebben op de ontwikkeling van de hersenen van het kind, ook wanneer het 20 jaar is. Dat blijkt uit onderzoek van de KU Leuven. Volgens de psycholoog Maarten Mennes kunnen deze kinderen mogelijk sneller afgeleid zijn. Of ze kunnen meer moeite hebben met taken waarbij de opdracht niet eenduidig is. Dramatisch noemt hij de situatie zeker niet. 'Maar toch is waakzaamheid geboden, zeker in drukke tijden waarin iedereen hard werkt en ook aanstaande moeders almaar langer werken.'

    Meer dan twintig jaar geleden vulden zwangere vrouwen een vragenlijst in over de mate waarin ze zich nerveus, angstig of gestrest voelden. Bea Van den Bergh, psychologe aan de universiteiten van Tilburg en Leuven en verbonden aan de Vlaamse overheid, onderzocht daarna de peuters die uit die zwangerschappen waren geboren en stelde vast dat de kinderen van angstige moeders zelf ook onrustiger waren.

    Het effect blijkt zich ook na bijna twee decennia nog voor te doen. Maarten Mennes stelde gisteren aan de KU Leuven zijn doctoraat voor, waarin hij concludeert dat deze kinderen als tieners en adolescenten anders functioneren bij het uitvoeren van bepaalde taken. Met name die taken waarbij ze zelf moeten beslissen welke strategie ze zullen volgen.

    Hij testte dat uit in meerdere fasen. Om te beginnen schotelde hij 15-jarigen uit de onderzochte groep een taak voor waarbij de impuls om te handelen in de opdracht zelf vervat zat. Elke keer als de jongeren een vierkantje op een computerscherm zagen, moesten ze op een knop drukken. Verscheen er een cirkel, dan mochten ze niet drukken. De vierkanten waren in de meerderheid, waardoor ze in de verleiding kwamen om altijd te drukken.

    'Kinderen uit de hoogangstige groep deden het hier niet beter of slechter dan kinderen van laagangstige moeders', zegt Mennes. Maar taken waarbij de impuls om te handelen vanuit henzelf moest komen, gaven wel verschil. Mennes: 'We gaven ze opdrachten waarbij ze meerdere dingen tegelijk moesten doen: bepaalde voorwerpen zoeken op een groot blad, onderwijl geluidjes tellend. Ze moesten hierbij zelf bepalen hoe ze best te werk gingen. Kinderen van hoogangstige moeders deden dit slechter: ze deden het trager, of maakten meer fouten, of vonden minder voorwerpen.'

    In een volgende fase, op de leeftijd van 17, kregen de tieners opdrachten terwijl ze elektroden op hun hoofd geplaatst kregen, die de hersengolven in beeld brachten.

    De jonge proefpersonen kregen een gokspel voorgeschoteld waarbij ze hun kansen moesten inschatten en in het geval van twijfel mochten passen. In dit spel moesten de jongeren zelf de beste strategie bepalen. Mennes: 'Waar de meeste mensen en de kinderen van laagangstige moeders passen, omdat ze hun kans laag inschatten, gokken de kinderen van de hoogangstige moeders toch. En omgekeerd: waar de meerderheid gokt, passen zij.'

    Betekent dit dat ze het slechter doen? 'Dat is een beetje kort door de bocht, al zou je dat wel kunnen concluderen. Het geeft aan dat ze niet de optimale strategieën gebruiken om tot een beslissing te komen en tot actie over te gaan', zegt Mennes.

    'Bovendien waren er bij deze taak ook verschillen in de hersengolven. Maar als we hen de taak met de vierkantjes en de cirkels opnieuw gaven, bleek er geen verschil. Deze fase bevestigde dus dat er wel degelijk een verband is tussen stress tijdens de zwangerschap en het functioneren van de hersenen. En dat we dit kunnen zien bij bepaalde opdrachten, die veronderstellen dat de betrokkene zelf keuzes maakt en strategieën bepaalt. Angst tijdens de zwangerschap heeft blijkbaar een specifieke invloed gehad op de ontwikkeling van de hersenen die zich onder meer laat zien bij het uitvoeren van bepaalde denkverrichtingen.'

    Dat effect werd nog eens bevestigd in een derde fase, bij de jongeren die intussen 20 waren geworden. Mennes maakte hersenscans, die de specifieke hersenactiviteit in bepaalde zones in beeld brengt. 'We hadden verwacht om bij bepaalde complexere taken verschillen te zien in één specifieke zone, maar dat was niet het geval. Het gaat blijkbaar om een netwerk van zones.'

    Kan dit ook tot leermoeilijkheden leiden? Mennes: 'Mogelijk wel. Deze kinderen kunnen mogelijk sneller afgeleid zijn. Of ze kunnen meer moeite hebben met taken waarbij de opdracht niet eenduidig is. Het gevolg is echter niet zo dramatisch dat je de kinderen er met het blote oog in een klas op kunt selecteren. Ik zeg wel eens: het is een proces dat voor variatie zorgt onder onze bevolking.'

    'Maar toch is waakzaamheid geboden. Zeker in drukke tijden waarin iedereen hard werkt en ook aanstaande moeders almaar langer werken. Want het gaat misschien om minieme schade, maar ze doet zich bij de kinderen op zo'n jonge leeftijd voor dat ze de hele ontwikkeling beïnvloedt, ook op lange termijn. Dat proces is vermoedelijk onherstelbaar. Dus je kunt het maar beter proberen te voorkomen.'

    Mennes verdedigde zijn doctoraat in de psychologie gisteren aan de Leuvense universiteit. Van den Bergh zet het onderzoek voort in Tilburg. Onderzoeksteams in Tilburg, Leuven en Londen zullen samen nagaan hoe prenatale stress en genetische kwetsbaarheid leiden tot gedrags- en gezondheidsproblemen later in het leven.

    29-05-2008 om 20:18 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    28-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijkheid kind voorspelt functioneren op latere leeftijd

    In een internationaal onderzoek is een groep kinderen gedurende de leeftijd van 3 tot 23 jaar intensief gevolgd. Prof.dr. Marcel van Aken (Universiteit Utrecht), dr. Jaap Dennissen en dr. Jens Asendorpf (Humboldt-Universität, Berlijn) publiceerden de resultaten in het februarinummer van het wetenschappelijk toptijdschrift Journal of Personality.
     
    Kinderen die op jonge leeftijd hun emoties inhouden (overgecontroleerde kinderen), blijken op 23-jarige leeftijd meer verlegen dan gemiddeld. En kinderen die op jonge leeftijd hun emoties vooral expressief tonen (ondergecontroleerde kinderen), gedragen zich op 23-jarige leeftijd agressiever dan gemiddeld. Uit het onderzoek blijkt verder dat over- en ondergecontroleerde jongens pas op een latere leeftijd zelfstandig gaan wonen dan gemiddelde jongens. Ook gaan overgecontroleerde jongens later dan gemiddeld een relatie aan. Ten slotte vinden over- en ondergecontroleerde jongens en meisjes later dan gemiddelde jongeren een parttime baantje.

    Deze onderzoeksresultaten impliceren dat de vroege persoonskenmerken van kinderen een belangrijke rol spelen in hun verdere ontwikkeling. Persoonlijkheid is niet makkelijk te veranderen. Daarom is het volgens de onderzoekers van belang om de kinderen en hun omgeving te leren omgaan met deze eigenschappen en zo eventuele negatieve gevolgen vóór te zijn.

    Publicatie: J.J.A. Dennissen, J.B. Asendorpf en M.A.G. van Aken, ‘Childhood personality predicts long-term trajectories of shyness and aggressiveness in the context of demographic transitions in emerging adulthood’, Journal of Personality 76, 67-99 (2008).

    Bron: persbericht Universiteit Utrecht.

    Wilt u meer weten over persoonlijkheidsdiagnostiek bij kinderen en de relatie met opvoedingsgedrag? Kijk bij de GITP PAO-cursus Persoonlijkheid van kinderen en opvoedingsgedrag: nieuwe ontwikkelingen in de psychodiagnostiek.

    28-05-2008 om 18:38 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik zie elk dood vogeltje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen E.C. Klip, M.J.M. van Son

    Ik zie elk dood vogeltje
    Omgaan met depressiviteit

    In de serie Zorgen voor jezelf.  
     
    De toegankelijke en praktische boeken uit deze serie helpen mensen inzicht te krijgen in mogelijke oorzaken van veel voorkomende (gedrags)problemen, en geven handvatten om er zelf iets aan te doen.  
     
    De handzame boeken zijn een uitstekende bron van informatie voor mensen met deze klachten en voor hun omgeving. Zij kunnen zo - zelfstandig of met hulp van arts, therapeut, maatschappelijk werker of psycholoog - hun problemen aanpakken.  
     
    Ieder deel van de serie is geschreven door een of meer auteurs die op dat specifieke terrein deskundig zijn en in de praktijk ervaren zijn. De serie als geheel staat onder redactie van de psychologen Theo IJzermans en Jan Schouten.  

    Ook van de auteur(s):

    Ik doe geen oog dicht[dec. 2000]
    Slapeloosheid[sep. 2005]

    websitewww.zorgenvoorjezelf.nl

    verschenen: december 2000 druk:
    Achtste druk, 2007
    ISBN: 9789060096796

    16-05-2008 om 20:08 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)

    Archief per week
  • 27/06-03/07 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 08/11-14/11 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 19/10-25/10 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 27/10-02/11 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008

    Welkom op mijn blog Persoonlijkheidsstoornis!
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Laatste commentaren
  • yolo (yolo)
        op Gehechtheid als basis voor groei
  • yolo (yolo)
        op Angst bij zwangerschap beïnvloedt hersenen
  • tub walk song (walktubs)
        op Per Saldo voert actie tegen de kabinetsplannen
  • walk in tubs under $1000 (walktubs)
        op Hechting Congres te Ede
  • walk-in tubs on ebay (walktubs)
        op Per Saldo voert actie tegen de kabinetsplannen
  • Mijn favorieten
  • seniorennet.nl

  • Willekeurig SeniorenNet.nl Blogs
    the_best_love_songs
    blog.seniorennet.nl/the_bes
    Blog als favoriet !

    Een interessant adres?

    forum
  • kebirong
  • 先生
  • cadwangy3
  • Coach Outlet
  • Is hechtingsstoornis een psychiatrische aandoening?

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.nl - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jou eigen blog!