Daarginder zingt, al zie je hem niet, het winterkoninkje zijn lied. En in de struiken leeg en kaal, hoor je zijn klinkende verhaal. 't Kan vriezen, 't kan dooien wat 't wil, maar die kleine duivel krijg je niet stil. En spoort de wind de wolken aan, om plaats te maken voor de maan, dan is daar nog heel laat, heel lang, 't Winterkoninkjes gezang.
's Nachts toen Adam lekker lag te slapen, werd Eva uit een rib van hem geschapen. "Voor zoiets schoons dank ik U zeer, ik heb nog veel meer ribben, Lieve Heer".