Tussen Tiel en Deil zagen we ze heel veel. Altijd in de zomer en altijd in de avonduren. Statige ballonnen die langzaam overdreven in het oranje licht van de ondergaande zon. Prachtig was het, de één na de ander kwam over de weg heen. Daar is denk ik mijn wens geboren om zelf ook zo'n vlucht te maken. Met mijn haar nog nat van de champagne, zit ik na te genieten. Eerst drinken, dan het gieten en als laatste de oorkonde. Ik heb zelf mijn eerste ballonvaart gemaakt!
Eigenlijk heb ik me totaal niet druk gemaakt over de vaart. Mijn enige punt van zorg was hoe in het mandje te komen en hoe de landing zou gaan. De voorbereidingen duren best lang. Je gaat van het verzamelpunt naar het terrein waar vanuit men opstijgt. Men is vervolgens toch wel een uur bezig om de ballon klaar te maken. Eerst de branders, dan de gasflessen, dan wordt de ballon zelf uitgevouwen. De inhoud is zo groot als ongeveer 33 huizen, werd er gezegd en in het mandje kunnen maximaal 16 mensen.
Langzaam wordt de enorme lap stof die op de grond ligt een ballon. Hij wordt groter en steeds imposanter. Liggend wacht je tot de ballon het mandje overeind trekt. Dan gaan de branders weer aan. Nu weet ik ook waarom in de brief stond dat je wat te drinken mee moest nemen! Het is HEET in die mand, erg heet! Het is alsof je naast een gloeiende open haard staat, die op vol staat en waarin iedere keer opnieuw hout blokken gegooid worden. Op het laatst moet de ballon met vereende krachten en een auto waaraan hij gebonden is, aan de grond gehouden worden. Iedere keer hipt hij wat omhoog en wil gaan zweven. Het is een heel prettig gevoel, je merkt niet eens dat je niet op de grond meer staat, maar erboven bent.
Zo gaat het ook met het opstijgen, met een flinke vaart stijgt hij omhoog, zonder dat je het zelf eigenlijk doorhebt. Het gaat zo soepel en zo snel dat je alleen maar kunt kijken naar de wereld onder je. Ben ik al weg? Je hebt er eigenlijk niet eens wat van gemerkt.
Snel gaan we hoger samen met een andere ballon. Hoe hoog zijn we nu? vraagt iemand. 400 meter is het antwoord. Je staat in een open rieten mand, die met dunne kabeltjes aan een ballon vastzit en dan zit je 400 meter hoog. 400 meter of 40 meter, je merkt geen verschil.
Langzaam gaat de piloot lager vliegen, zodat we alles beter kunnen zien. Het is een vreemde wereld om naar te kijken. Je ziet de tuinen en huizen van boven, je gaat over daken van kerken en huizen heen, de lappendeken van het landschap en je kunt soms bijna de toppen van de bomen aanraken. De roepende volgers hoor je prima en je ziet de konijnen en fazanten snel wegvluchten. Je zit hoog, maar je oren en ogen lijken wel een microstand te hebben. De ballon glijdt ondertussen zonder dat je het beseft, zomaar kilometers ver weg.
Als je later terugrijdt in een volgauto en je de huizen, gebieden en wegen ziet waarboven je gevlogen hebt, ziet de wereld er klein en benepen uit. Overal ben je omringt door hekken, bomen, struiken en muren. Dan ziet de wereld als je van boven naar beneden kijkt er heel wat mooier uit. Wijds, ruim en vooral stil. Want staat de brander niet aan dan hoor je niets... helemaal niets!