Ik was in het najaar van 1961 gelegerd in Steenwijk in een kleine gezellige kazerne. In die tijd bestonden binnen de landmacht twee groepen. Dienstplichtigen (ik had twee jaar dit genoegen) en Beroeps de verschillen tussen beide groepen waren groot, maar daar wil ik nu geen woorden aan besteden.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De verschillen droegen wel bij aan solidariteit binnen de groep dienstplichtigen. Als je elkaar kon helpen, deed je dat en nog leuker als dat op de een of andere manier niet ten goede kwam aan de Beroeps.
Zo werden kader en mogelijk de dienstplichtige officieren altijd tijdig gewaarschuwd als er weer eens een oefenalarm zou plaats vinden. Het voordeel was dat je alles klaar had staan en bij het alarm altijd razend snel gereed was voor wat er te doen was. Soms gingen we maar niet eens meer naar bed. Dat scheelde weer een paar minuten. En als je heel snel was, kreeg je soms extra verlof dus je wilde wel.
Op een regenachtige najaarsnacht was het weer zover. De wind gierde tussen de gebouwen en de regen kletterde tegen de gebouwen en op de verlaten straten hiertussen. We waren dus opgebleven en hadden een biertje of wat gedronken. Best wel slaperig en moe.
Eindelijk ging het alarm iedereen was de klos, behalve de stafcompagnie. Vraag me niet waarom.
Het was groot alarm en dat betekende alles op en aan en plunjezak op de man. Het kader was snel gereed en stormde naar de slaapzalen van de manschappen. Deuren werden opengesmeten, de verlichting ging aan en er wat van alles gebulderd. Je had dan wat minder last van de walm die op zon slaapzaal hing zon dertig man, die kunnen er wat van.
Voldaan keek ik naar de mannen van ons peloton. Zij hadden het niet geweten, maar waren nu vol ijver bezig zich aan te kleden en de inhoud van hun kastje in de plunjezak te doen. Dekenrollen werden gemaakt en er werd natuurlijk lekker gekankerd. Ruig volk, maar geweldige kerels. Ik ging tevreden op een bank aan een tafel zitten. Mijn rugbagage werd ondersteund door de tafel. Die ellendige banden over je schouders ik kon er niet aan wennen. De kolenkachels waren kennelijk nog niet uit het was warm.
Ik sukkelde in slaap en die rotzakken werden opeens muisstil. Kijk de sergeant eens lekker slapen. Dat wordt leuk als ons peloton straks op de appelplaats ontbreekt.
Onder het gewicht van mijn binnen- en buitenhelm en de door de slaap ontspannen spieren, tuimelde mijn hoofd echter opeens opzij.
Ik schrok wakker. Binnen enkele seconden realiseerde ik me alles en een gevoel van aanvankelijke schaamte, maakte plaats voor een sacherijnig driftbuitje. Hoe lang had ik geslapen? Hoever waren de andere pelotons? Stonden ze al aangetreden op de appelplaats? Was onze afwezigheid al opgemerkt?
De klerelijers, mij laten slapen om me voor gek te zetten wij het beste mortierpeloton!
Ik zou ze eens extra afknijpen, de beste remedie en in ieder geval goed voor mijn gevoel van eigenwaarde.
Ik joeg het peloton naar buiten, protesten over wat dan ook negerend. Het regende nog steeds en in record tijd stond de hap op onze plaats opgesteld en naar rechts uitgericht. We waren nog niet te laat, maar ook niet de eerste.
De compagnieën kregen hun orders en we moesten per peloton naar een verzamelpunt in Steenwijk marcheren. Daar zouden drie tonners op ons wachten voor een oefening.
Ik liet het peloton de kazerne uitmarcheren. Na een bars voorwaarts mars, eiste ik een voorbeeldige mars en als hulp hiervoor brulde ik de hele tijd en 1, 2, drie. Al of niet terecht werden manschappen luid berispt en gecorrigeerd. Mijn pesthumeur verdween. Mijn gebrul gaf mij een gevoel van opluchting.
De leiding was tevreden over het verloop van de alarmoefening en we mochten omkeren en terug het bed in.
De volgende ochtend moest ik bij de kapitein op rapport. Zou ik een douw krijgen omdat ik in slaap gevallen was?
De kapitein was sacherijnig, maar ik kreeg allen een berisping. Of ik voortaan midden in de nacht niet zon klere herrie wilde maken. Ik had het hele slapende deel van het bataljon wakker gemaakt en nota bene ook de bataljonscommandant! En daar was na onderzoek de kapitein op het matje geroepen.
Foei, als er een vijand was geweest, hadden die doorgekregen dat wij uitrukten.
|