|
|
|
05-10-2022 |
Merijntje Gijzenstraat |
Parallel aan de Goorstraat, een eeuwenoud pad in Oosterhout, is de Merijntje Gijzenstraat.
De schrijver A M de Jong bracht Merijntje in zijn boeken tot leven.
Dat gebeurde in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw.
Acht delen in een verzamelboek: Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren.
De hoofdpersoon woonde in West Brabant, in Nieuw Vossemeer en in De Heen.
In deze twee dorpen heeft Adriaan gewoond van 1888 tot 1896 .
Hij is geboren op 29 maart in Nieuw Vossemeer en overleden in Blaricum op 18 oktober 1943 .
Daar is hij in zijn huis neergeschoten door de SS ers Van Gogh en Bernhard.
Het was een zogenaamde Silbertannemoord; een moord zonder proces.
De schrijver heeft in veel plaatsen gewoond: Nieuw Vossemeer, De Heen,
Rotterdam (1896), Delft, Nieuw Borgvliet (Bergen op Zoom, 1925),
Bilthoven (1930), Den Haag en Blaricum (18 mei 1838, Professor van Reeslaan 12).
Het laatste huis kocht hij van 5000 gulden, die hij met zijn vijftigste verjaardag kreeg.
In 1925 is De Jong begonnen met zijn verhalen over Merijntje.
De schrijver woonde toen in Nieuw Borgvliet (Bergen op Zoom).
Van dit boek zijn er naar schatting 2,3 miljoen exemplaren verkocht.
Door Merijntje liet hij zijn eigen jeugdherinneringen meebeleven.
Dit boek is twee maal verfilmd, in 1936 en in de beginjaren zeventig.
Merijntje Gijzen, een verzonnen jongen, die tot de verbeelding van velen sprak.
Een jongen, zoals er zo'n honderd jaar geleden zoveel waren.
Katholiek, gehoorzaam, met toch een eigen inbreng in zijn leven en avontuurlijk.
Het gezin, waarin hij opgroeide, zou 13 kinderen hebben.
Maar zoals dat in veel gezinnen gebeurde: er overleden er op heel jonge leeftijd tien.
Zijn ouders, Melchior de Jong en Petronella Hazen, hadden het niet breed.
In hun huis aan de Hogedijk in Nieuw Vossemeer was armoe en werkloosheid.
Dat werd niet veel beter in hun huis (bouwjaar 1838) in De Heen; er was zelfs honger.
Het huis in Nieuw Vossemeer werd na de watersnoodramp van 1953 afgebroken.
Het huis in De Heen staat er nog; het huidige adres is Beneden Sas 4 .
Vader Melchior was borstelmaker en 's zomers werkten hij en zijn vrouw bij een boer.
Hij wilde meer verdienen en daarom verhuisde het gezin naar Rotterdam.
Een borstelfabriek en een houtzagerij gaven hem werk.
In 1906 slaagde Adriaan Michiel voor onderwijzer; hij was toen achttien jaar.
Hij werd benoemd in Vrijenban bij Delft, later in Delft en in Amsterdam.
Veel boeken heeft hij geschreven, onder andere Bulletje en Bonestaak.
Daarnaast was hij journalist en schreef hoorspelen en toneelspelen.
Hij vertaalde werken, richtte twee tijdschriften op en was literatuurcriticus.
In 1936 overleed Co Koekenbacker, de vrouw van Adriaan; hij hertrouwde met Wies Defresne.
Tijdens de oorlog kwam Adrianus op voor de Duitse Joden, die naar Nederland vluchtten.
Mensen, die moesten vluchten voor de Duitse bezetter, hielp hij onderduiken.
In 1943 kwam er een eind aan het werkzame leven van de Merijntje-schrijver A M de Jong.
05-10-2022 om 17:36
geschreven door Ad Bol
|
|
|
20-08-2022 |
Sint Jorisveld in Dorst |
Als Joris al heeft geleefd, dan is het tussen 270 en 303 na Christus.
Hij zou zijn geboren in Palestina en daar ook zijn overleden.
Joris is begraven in Lodd (Lydda) in Palestina, dicht bij Jerusalem.
Later is daar een kerk gebouwd, de Sint Joriskerk.
Joris (Georg, Georgius, Jordi, Yuri) zou officier in het leger zijn geweest.
In het Romeinse leger, dat toen veel landen had veroverd.
Hij sprak tot de verbeelding van de mensen, ook in de katholieke / christelijke kerk.
Een paus heeft hem heilig verklaard; maar paus Paulus VI haalde hem van die heiligenlijst af.
Veel Europese landen hadden iets met hem en zo kwamen er ook verhalen.
Het bekendste verhaal is dat van Sint Joris en de draak.
Joris doodde een draak, ofwel, hij liet het goede winnen van het kwade.
In 1872 richtte een groep mensen in Dorst een scherpschuttersvereniging op.
Uit deze vereniging kwam in 1926 de fanfare, een muziekgezelschap.
Beide dragen de naam van Joris, martelaar en heilige.
En alle twee zijn actief in het verenigingsleven, met positief gevolg.
De fanfare is ook actief ten dienste van de heilige Marcoenkerk: de processie.
In het jaar 2007 werd er een gloednieuwe straat voorzien van de naam Sint Jorisveld.
Het is geen grote straat, met een hofje, die heel vriendelijk overkomt.
In het midden is een grasveldje, plantsoentje, met parkeervakken.
Het plantsoentje lijkt op een wade, die niet helemaal is gelukt.
De 34 woningen aan het Sint Jorisveld zijn in 2007 gebouwd.
Er zijn vrijstaande woningen, rijtjeshuizen / aaneengebouwd en halfvrijstaande woningen.
Nog niet zo lang geleden zijn er een aantal bomen gekapt.
Er zijn nieuwe bomen voor teruggekomen, ook struiken en kleinere planten.
Mogelijk kunnen ze helpen om het stikstofprobleem gedeeltelijk op te lossen.
Over een tijdje zullen 160 woningen hun bijna-buur zijn.
Deze huizen komen in het bestemmingsplan Dorst-Oost.
In verband met die woningbouw heeft de gemeente Oosterhout een subsidie gekregen.
En wel van de provincie; een bedrag van 550.000,-- euro.
Joris, van Jorisveld, is patroon van veel landen, verenigingen en personen.
In Dorst de genoemde scherpschuttersvereniging en de fanfare.
Hij is ook de patroon / beschermheilige van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk.
En van ziekenhuizen, gevangenen, soldaten, schutters en scouts / verkenners.
Op de feestdag van Sint Joris, 23 april, vragen de scouts om zijn bescherming.
De bescherming van Joris in de strijd tussen goed en kwaad.
Sint Jorisveld, ingeklemd tussen Rijksweg, Oude Tilburgsebaan en (nu nog) een maisveld.
En wie weet krijgen de bewoners weer eens het vuur van de kerstbomenverbranding te zien.
Joris, Georgios, zal ongetwijfeld hiervoor zijn toestemming geven.
Om in de sfeer te blijven van het verhaal van Joris en de draak:
In de Efteling is een houten race-achtbaan, die doet denken aan de draak en aan Joris.
20-08-2022 om 16:04
geschreven door Ad Bol
|
|
|
27-06-2022 |
Oorlogsslachtoffer of niet |
De hoofdpersoon op- deze bladzijde is geboren op 16 juli 1905 in Oosterhout.
Zijn leven eindigde op 28 april 1941 in Siegen (Duitsland) in het Sankt Marienhospital.
Voor zijn vertrek naar Duitsland, in oktober-november 1940, woonde hij bij zijn ouders / moeder.
Dat was in de Prins Frederikstraat, die toen Vinkstraat heette, op nummer 6 .
Daarvoor was dit adres wijk D, nummer 75; een gedeelte van die straat heette toen Dreef.
Cornelis Franciscus S. had het beroep van zandvormer, kernvormer, ijzergieter, mallenmaker.
In een houten bak met zand werd voor dit beroep een mal gemaakt, waarin vloeibaar ijzer werd gegoten.
Dit produkt werd dan gebruikt in bedrijven of verkocht in winkels.
Vermoedelijk heeft Cornelis een half jaar gewerkt in een grote staalfabriek in Siegen.
De grote vraag is of hij vrijwillig of gedwongen naar Duitsland is gegaan.
In die tijd (oktober-november 1940) gingen er Nederlanders werken in Duitsland.
Maar dwang door de Duitse bezetter was er nog niet; dat kwam later.
Bovendien is S. een keer naar Oosterhout gekomen, dat bij dwang niet zou zijn toegestaan.
Op 28 april 1941 is S. overleden na een galoperatie in het ziekenhuis te Siegen.
De Duitsers werkten mee om zijn lichaam naar Nederland te brengen.
Op 3 mei 1941 is hij begraven op de Rooms Katholieke Begraafplaats van Oosterhout.
Hij mocht rusten in een graf, dat in de boeken staat als graf rij 51, nummer 35 .
Dit graf is geruimd na 20 januari 1955 en werd weer gebruikt.
Over S. is veel geschreven door het gemeentebestuur en de Oorlogsgravenstichting.
Ook door het Ministerie van Justitie , gemeente-politie en de verantwoordelijke van de begraafplaats.
Bij de gemeente Oosterhout was de betrouwbaarheid van S. niet bekend (28 oktober 1953).
En ook: Deze persoon komt niet in mijn administratie voor.
Ook is niet bekend (bij de gemeente) of hij gedwongen werd om in Duitsland te gaan werken.
Bij het Ministerie was niet bekend of S. zich schuldig had gemaakt aan politieke handelingen.
Op 16 februari 1955 stelt de Oorlogsgravenstichting in Den Haag:
Betrokkene was door terreur in het buitenland toen hij overleed.
En: Dat hij dus onvrijwillig aldaar verblijf hield. (een reden daarvoor werd niet gegeven).
Het politierapport van 6 juni 1955 van de Oosterhoutse politie geeft iets anders aan.
Dit rapport is geschreven door Jan de Pender, hoofdagent-rechercheur; mede-ondertekenaar was de korpschef.
Hij heeft gesproken met een zus en twee broers van Cornelis S.
Alle drie zeggen hetzelfde: Onbekend of hij vrijwillig of gedwongen naar Duitsland is gegaan.
Ook A. Koreman is ondervraagd; deze lag gelijktijdig met S. in het Sankt Marienziekenhuis.
Deze zegt: Onbekend is of hij vrijwillig of verplicht naar Duitsland is gekomen.
Ook zegt hij: Hij is overleden na een galoperatie in het ziekenhuis.
G. Loonen, verantwoordelijke van de begraafplaats, geeft in een schrijven van 2 april 1954 aan:
Het graf is geen huur- of koopgraf; er is geen monument of kruis of omlijsting. (alleen gras)
In 1994 is er een muur bij het oorlogsmonument van Oosterhout gezet.
Hierop staan de namen van de Oosterhoutse oorlogsslachtoffers.
Ook de namen van militairen, die in Oosterhout zijn gesneuveld.
De naam van S. is daarop ook te lezen; maar hij was geen militair en ook geen oorlogsslachtoffer.
27-06-2022 om 17:26
geschreven door Ad Bol
|
|
|
30-05-2022 |
Pater Jacques Kerssemakers, verzetsheld |
Op 16 december 1896 was er gezinsuitbreiding in een gezin in Woensel.
De jonge, gelukkige ouders waren Theophilus (linnenfabrikant) en Hendrica Kerssemakers - Verflieren.
De nieuwgeborene, Jacques, volgde later een theologie-opleiding in Haaren (NB).
Na deze studie ging hij naar het klooster van de paters Benedictijnen in Oosterhout.
Hij werd priester gewijd in 1925 in de abdij aan de Hoogstraat.
Enkele jaren later gaf hij theologie-les in Engeland in twee verschillende plaatsen.
Daarnaast schreef hij artikelen en vertaalde hij werken.
In 1940 kwam hij terug naar het klooster; de bedoeling was voor even.
Maar tegelijkertijd brak de Tweede Wereldoorlog uit; teruggaan naar Engeland kon niet.
Pater Kerssemakers leerde de oorlog kennen, maar dan op een andere manier.
Door omstandigheden rolde hij vanzelf in het verzet.
Hij heeft een Franse aalmoezenier, die in zijn klooster was, helpen ontsnappen naar Frankrijk.
Deze Franse priester was eerder krijgsgevangene gemaakt door de Duitse bezetter.
De pater leerde verzetsmensen kennen en vormde daaruit een groep om zich heen.
Eén daarvan was de jonge Jan Huijbregts, kantoorbediende, die in Breda woonde.
De Kerssemakersgroep bracht het vliegveld van Gilze-Rijen in kaart.
Met de bedoeling om deze informatie aan de Engelsen te geven.
In het huis van de Bredanaar zat een Joods echtpaar ondergedoken.
Jan wilde hen overbrengen naar de Oosterhoutse abdij, naar pater Kerssemakers.
Onderweg werden ze gezien door twee Nederlanders, die dit doorgaven aan de Duitsers.
Het echtpaar werd gearresteerd en ondervraagd; zij gaven enkele namen door.
Daarna werden de Joodse man en vrouw vermoord in een concentratiekamp.
Jan en Jacques werden op 10 oktober 1942 gearresteerd; ook andere leden van hun groep.
Dit zorgde in het klooster voor een flinke opschudding.
Waar anders bezinning, gebed en werk waren, was nu de realiteit van de oorlog.
In dit huis van geloof was nu ongeloof, onbegrip en onwetendheid.
Kloosterling Kerssemakers werd naar Haaren gebracht.
Naar het seminarie, de opleidingsschool voor priesters, dat hij kende uit zijn studententijd.
Vanuit Haaren werd hij overgebracht naar Utrecht, naar Fort de Bilt.
Jacques Kerssemakers, en ook Jan Huijbregts, werd daar ondervraagd en ter dood veroordeeld.
Beiden werden op 7 mei 1943 geexecuteerd in Fort de Bilt, de plaats waar verzetsstrijders werden gedood.
Hun lichamen werden in Velsen gecremeerd; de as van Jacques is in 1958 begraven op het kloosterkerkhof.
Jacobus, Hubertus, Maria Kerssemakers, verzetsheld in de tweede Wereldoorlog.
Daarom ligt er bij de ingang van het voormalige Benedictijnenklooster een struikelsteen.
Een struikelsteen, een Stolperstein, een herdenkingsplaatje, ter nagedachtenis aan zijn moedige daden.
Kerssemakers cijferde zichzelf weg en hielp anderen, zoals zijn God dat had bedoeld.
Jammer, dat zijn abt dat toen niet had begrepen; ook de bisschop van Breda niet.
Gelukkig zijn er boekenschrijvers, die het verborgen verleden naar boven halen.
Naar deze priester, religieus, docent, ziekenverzorger, verzetsheld, mens, is een straat genoemd.
De laatste woorden in zijn afscheidsbrief waren: .......mijn leven voor God en Vaderland.
30-05-2022 om 16:20
geschreven door Ad Bol
|
|
|
22-05-2022 |
Struikelsteen, Stolperstein, voor Ilse Johanna Behr |
De struikelsteen (in het Duits Stolperstein) is bedacht door Guenter Demnig (Keulen).
Veel van die struikelstenen heeft hij ook zelf gelegd, ook in Oosterhout.
Ze komen in veel Europese landen voor, ook in Duitsland.
Het is een betonnen steen van 10 cm x 10 cm x 10 cm met daarop een messing plaatje.
In dat plaatje is de naam gestanst van een oudbewoner van een plaats.
Hij of zij heeft het laatst gewoond daar waar de struikelsteen in het trottoir is verwerkt.
Verder in het plaatje het geboortejaar, de dag van de arrestatie, en datum en plaats waar hij/zij is vermoord.
Meestal is die plaats in een concentratiekamp in Duitsland of in het tegenwoordige Polen.
Soms bestond zo'n concentratiekamp uit meerdere kampen; daaromheen woonde het personeel.
In Oosterhout (NB) zijn drie struikelstenen, onder andere voor Ilse Johanna Behr.
Zij is 12 augustus 1901 geboren in Krefeld (Duitsland) en is met haar ouders naar Amsterdam gevlucht.
Op het moment van haar arrestatie woonde zij in het Sint Josephziekenhuis in Oosterhout.
Zij werkte in het kantoor van dat ziekenhuis en wachtte op reispapieren.
Zij wilde namelijk emigreren naar Brazilie om daar een nieuw bestaan op te bouwen.
De arrestatie was op 2 augustus 1942 en 9 augustus 1942 is ze vermoord in de gaskamer van Auschwitz.
( In de overlijdensakte van de gemeente Oosterhout wordt vermeld: 30 september 1942).
Daarvoor is ze enkele dagen in kamp Amersfoort geweest; en daarna even in kamp Westerbork (Drente).
Een week voor de arrestatie werd er in de katholieke kerken een brief voorgelezen.
Het was een protestbrief in verband met de Jodenvervolging in Nederland en in Europa.
De SD (Sicherheitsdienst) was daarover woedend en liet veel mensen arresteren.
Op die dag, 2 augustus 1942, zijn er veel katholiek gedoopte Joden opgepakt.
Ze werden naar Amersfoort en Westerbork gebracht en vandaaruit meestal naar concentratiekampen.
In Westerbork en Auschwitz werd bijgehouden welk beroep de gevangenen hadden.
Bij Joden, ook bij Ilse, kwam achter de naam: sjoa , dat betekent: vernietiging.
Van oorsprong had Ilse Johanna Behr het Joodse geloof.
Ze is echter overgegaan naar de katholieke godsdienst.
Het aantal vermoorde Joden in Nederland is boven de honderdduizend.
Ilse, die een droom had, een droom over een vrij leven in een ander land.
En die door haar achtergrond de bezetter tegen kwam.
Het aantal struikelstenen, Stolpersteine, in Europa is de honderdduizend al voorbij.
Zij willen ons eraan herinneren, dat er mensen zijn vermoord.
Vermoord, omdat zij Joods waren, vermoord, omdat zij verzetsstrijders waren.
Sinds kort maakt ook Alexander Stukenberg deze herdenkingsstenen.
En ook de Duitse beeldhouwer Michael Friedrichs-Friedlande maakt ze.
Stolpern, struikelen, in figuurlijke betekenis: stilstaan en nadenken.
Nadenken over de persoon voor wie dit messing plaatje is bedoeld.
In haar laatste week zal Ilse veel aan haar ouders hebben gedacht.
Aan vader Philipp Behr, handelsbediende, en aan moeder Rosalie Cohn, kinderjuffrouw.
In Oosterhout zijn op 31 oktober 2014 drie struikelstenen gelegd.
En daarom ligt er aan de Leijsenhoek 73 ook een gedachtenisplaatje, voor Ilse Johanna Behr.
22-05-2022 om 11:32
geschreven door Ad Bol
|
|
|
19-05-2022 |
Sietze Jan van der Velde |
In een trottoir in de Klappeijstraat bij huisnummer 46 is een messing herdenkingsplaatje verwerkt.
Het wordt struikelsteen genoemd en doet ons herinneren aan Sietze (Sytze) Jan van der Velde, verzetsstrijder.
Hij is geboren en opgegroeid in Doorn in een gereformeerd gezin: Jacob, Willemina, Jan en Gretha.
Sietze wordt leerling vliegenier, haalt het vliegbrevet en wordt onderofficier bij de Rijkszeedienst.
Kort daarop krijgt hij eervol ontslag; vermoedelijk omdat hij met een vliegtuig iets heeft uitgehaald.
Begin mei 1940 wordt hij dienstplichtig soldaat bij de luchtvaart.
In die maand breekt, wat Nederland betreft, de Tweede Wereldoorlog uit.
In Rotterdam vecht hij tegen de Duitsers voor het behoud van de Maasbruggen.
Na de capitulatie van Nederland werkt hij even bij de Opbouwdienst en daarna bij de marechaussee.
Hij wordt in Moerdijk geplaatst en in april 1941 in Oosterhout NB.
De Koninklijke Marechaussee in Oosterhout is tijdens de oorlog gehuisvest in de Klappeijstraat 44 .
Sietze gaat op kamers wonen in het buurpand, Klappeijstraat 46 .
Volgens een zoon van een voormalige overbuurman, heeft daar geen Sietze van der Velde gewoond.
In Delft heeft professor Mekel een verzetsgroep opgericht; veel studenten waren daar lid van.
Sietze sluit zich bij die groep, de Mekelgroep, aan; hij wordt ook lid van de verboden OD (Ordedienst).
Door spionage verzamelt de Mekelgroep informatie, die doorgegeven wordt aan de Engelsen.
Kort daarop wordt deze groep verraden door Hugo de Man, lid van die groep.
Sietze probeert te ontsnappen met een vliegtuig vanaf het vliegveld van Gilze-Rijen.
Dat mislukt en hij wordt gearresteerd door de Duitsers en weggebracht naar het zogenaamde Oranjehotel.
Dat is tijdens de bezetting een Duitse gevangenis in Scheveningen; andere leden van de Mekelgroep zijn er ook.
Het is dan 27 juli 1941 en Sietze Jan blijft tot 1 maart 1942 in het Oranjehotel, de Duitse gevangenis.
Na een proces door de SD (Sicherheitsdienst) wordt hij met anderen overgebracht naar Amersfoort.
Ook heeft hij even in een Duitse gevangenis te Utrecht gezeten.
Vanuit Amersfoort wordt de wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee overgebracht naar Sachsenhausen.
Sachsenhausen (Sandenhausen) is een concentratiekamp in Oranienburg, in de buurt van Berlijn.
Lang is hij daar niet geweest; vrijwel meteen wordt hij doodgeschoten en gecremeerd op 3 mei 1942.
Volgens de administratie van het gemeentehuis in Oosterhout is dat op 2 mei 1942 .
Ook de administratie van Oranienburg geeft 2 mei 1942 als overlijdensdatum aan.
Na de oorlog is men tot de ontdekking gekomen, dat de as van de vermoorde mensen is gebruikt.
Die as is namelijk uitgestrooid op de zandwegen in Duitsland om ze te verharden.
Sietzes verrader, Hugo de Man, is op 22 augustus 1941 vermoord door een verzetsgroep.
In Waalre (NB) staat een kerkje, de Sint Willibrorduskerk, een monument voor de omgekomen Brabantse soldaten.
In het kerkje, kapel, is het graf van de onbekende soldaat; maar zijn naam is intussen bekend.
Het is Dick van Toor, soldaat, die ook gevochten heeft om de Maasbruggen in Rotterdam te behouden.
Dit graf is ontworpen en gemaakt door Niel Steenbergen, een Oosterhoutse kunstenaar.
Elk jaar, in september, wordt hier een herdenkingsplechtigheid gehouden, ook voor Sietze.
Ook voor de 419 andere Brabantse soldaten, die in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld.
Op het ogenblik is er in Duitsland een rechtszaak bezig tegen de 101-jarige Josef S.
Hij is in mei 1942 SS-kampbewaker in Sachsenhausen en daardoor medeverantwoordelijk voor moord op Sietze.
Sietze (Sytze) Jan van der Velde, 23 jaar jong, geeft zijn leven voor anderen; een mens om niet te vergeten.
19-05-2022 om 15:19
geschreven door Ad Bol
|
|
|
07-05-2022 |
Mooie Keetje |
Bij de kruising Leijsenhoek - Mathildastraat staat een bronzen beeld.
Het stelt Keetje voor, mooie Keetje, Anna Cornelia van der Maade.
Dit beeld staat op ongeveer 20 meter afstand van de plaats, waar zij een hotel had.
Dit logement / tapperij hadden haar ouders Johannes en Anna Cornelia gekocht in 1822 .
Johannes Adriaan van der Maade, afkomstig uit Hoeven, koopman, geboren in 1780 .
Haar moeder Anna Cornelia de Raedt ,de Raat, geboren in 1786, kwam uit Oud- en Nieuw Gastel.
Zij was tapster toen ze in 1806 trouwde met Johannes Adriaan.
Vijftien jaar later, in 1822, kochten zij het logement Van Gendt en Loos aan de Leijsenhoek.
De verkopers waren Petrus Adrianus van Gool en zijn vrouw Anna Charlotte Swankers.
Het pand stond in wijk D en had als huisnummer 282 .
Keetje, geborenj op 24 mei 1807, huurde het vanaf 15 juni 1830 van haar ouders.
Johannes en zijn vrouw bleven in het hotel wonen, dat wil zeggen, in de kelder en opperkamer, en gratis.
Door een handicap kon vader niet meer werken; moeder bleef tapster.
Op 11 juni 1835 overleed Jan Adriaan; Anna Cornelia bleef bij haar dochter.
De verhuur werd vastgelegd bij een notaris in Princenhage.
Keetje nam een aantal goederen over, die daar ook werden vastgelegd, voor 400 gulden.
Opmerkelijk is, dat Johannes en Anna Cornelia in dat jaar (1830) een lening aangingen.
Namelijk 1500 gulden van Johannes de Raat, tegen een rente van 4 procent.
Ze hadden al een schuld van 700 gulden afbetaald aan de weduwe van een predikant, mevr. des Fontaines.
De garantie hierop was een groot perceel mastbos bij Oud-Gastel.
Bakker Jan Baptist de Raet had zich hiervoor in 1822 ook borg gesteld
De goederen, die Kee van haar ouders overnam, waren: 5 bedden met kussens, 2 ledikanten, 6 tafels,
4 spiegels, 1 bureau, 2 theeserviezen, 4 schenkbladen, 10 schilderijen, 24 witte borden, 12 witte schotels,
8 wollen dekens, een mahoniehouten theekastje, een tabakskistje, een koperen vaas, een theestoof,
een koperen waterketel, een koperen ketel, een koperen schenkketel, 6 koperen comfoors, een koffiekan van glas,
36 bierglazen en wijnroemers, 100 kruiken en pinten, 2 emmers, 2 kuipen, een paardenrijtuig,
een hoge kar, een rijtuig, 6 valgordijnen, 4 koffiekannen, een Engelse hanglamp, een ladetafel,
6 houten kandelaars met koperen blakers, melk- en botergereedschappen, 12 kussenslopen en 12 servetten.
Deze akte is niet ondertekend door Johannes; wel door zijn vrouw.
Hij verklaarde wegens een verlamming niet te kunnen schrijven.
Ongetwijfeld zal Keetje het weleens druk gehad hebben.
Het hotel / logement lag aan een redelijk drukke weg.
Bovendien kwamen er ook soldaten; dat had te maken met de afscheidingsoorlog van het latere Belgie.
Er kwamen ook bekende mensen: de schrijver Nicolaas Beets (Camera Obscura).
En de koningen Willem ll en Willem lll, een burgemeester, een directeur van het Telegraafkantoor.
In 1885 verkocht Keetje het logement aan P.A. Sips; de naam veranderde in Hildebrand.
Sips moderniseerde de herberg / logement / tapperij / hotel; er werd een stuk aangebouwd.
De inboedel werd geveild en Keetje nam haar intrek in het Sint Joseph Gasthuis aan de Leijsenhoek.
Dikwijls zal ze gedacht hebben aan het hotel, haar ouders en broers Jan Baptist, Frans en Adriaan.
Keetje, mooie Keetje, overleed op bijna 88 - jarige leeftijd op 17 mei 1895 .
07-05-2022 om 15:23
geschreven door Ad Bol
|
|
|
26-04-2022 |
Brandtoren Dorst |
In de bossen van Surae staat een brandtoren / uitkijktoren.
Dit gebied wordt ook wel genoemd Seterse Bossen en Boswachterij Dorst.
Het ligt tussen Dorst, Oosterhout en Rijen.
Sinds 1899 zijn deze bossen eigendom van Staatsbosbeheer.
Daarvoor zijn ze ook in het bezit geweest van prins Frederik van Oranje-Nassau.
Zoals in veel bossen, werd ook hier een uitkijktoren geplaatst.
Dat was in 1885; het was een houten paal met zogenaamde klimijzers.
Vooral in de zomer werd er gebruik van gemaakt door de boswachter.
Maar ook mensen, die in het bos werkten, gingen naar boven.
Ze hielden in de gaten of er ergens een brand was.
Met een verrekijker speurden ze de omgeving af.
Door middel van een plattegrond / co-ordinatenkaart konden ze zien
waar de eventuele brand was; dit werd doorgegeven aan de brandweer.
In 1912 werd de houten paal vervangen door een ijzeren toren.
Maar in 1955 werd deze weer vervangen door een houten paal / toren.
Bovenop de paal werd een uitkijkpost gezet.
De totale hoogte was ongeveer 25 meter.
Deze houten uitkijktoren had geen lang leven.
Want in 1969 werd hij vervangen door een ijzeren toren.
Een jaar later, juni 1970, deed hij echt goed dienst.
Er was namelijk brand in het bos, een flinke brand.
Veel brandweerkorpsen kwamen naar het brandende gedeelte.
Ze kwamen uit Dorst, Oosterhout, Gilze-Rijen, Dongen en 's Gravenmoer .
Ook de vliegbasis en de vrijwillige brandweer kwamen helpen.
Ze kregen de brand, die om 6 uur 's avonds begon, onder controle.
Het nablussen duurde nog enkele uren; zes hectaren waren verloren.
De brandtoren werd in 1999 op de lijst van Gemeentelijke Monumenten gezet.
Staatsbosbeheer was toen precies 100 jaar de eigenaar.
De toren kreeg als monumentennummer 1999 - 009 .
In het jaar 2007 kreeg de uitkijktoren een flinke opknapbeurt.
Op veel plaatsen waren onderdelen verroest.
Deze werden weggehaald en vervangen door nieuwe onderdelen.
Het bovenste gedeelte, de uitkijkpost, was al een jaar eerder vervangen.
De hele constructie is nagekeken en hersteld als dat nodig was.
De 32 meter hoge toren kreeg ook een schilderbeurt.
Sinds die tijd staat ze te pronken in een aangelegd weilandje.
Achter de voormalige boswachterswoning.
Deze is te vinden aan de Wethouder van Dijklaan 17 .
Ze hoort de hele dag het geraas van treinen, die over de spoorrails rijden.
En ze kijkt uit over een mooi natuurgebied.
26-04-2022 om 15:59
geschreven door Ad Bol
|
|
|
18-02-2022 |
Santrijngebied |
Het Santrijngebied in Oosterhout is behoorlijk veranderd.
Vroeger was het landbouwgrond met enkele boerderijen.
Er kwamen woonhuizen en zogenaamde arbeidershuisjes.
In 1838 kwam er een pottenbakkerij in de schaduw van de Sint Janskerk.
We hebben het over het gebied tussen Torenstraat, Strijenstraat,
Donkerstraat, Waterloostraat en de Basiliekstraat; vroeger Het Bosch.
Er kwam ook industrie, zoals een boterfabriek en zuivelfabriek,
koekfabriek (1873), chocoladefabriek, leerlooierij, vetsmelterij,
timmerfabriek (1885), hoefijzerfabriek, suikerwerkenfabriek,
wasmiddelenfabriek, brandstoffendetailhandel, benzinepompinstallatiebedrijf (1933),
transportbedrijf, reisbureau, kruidenierswinkel, een PNEM huisje werd gebouwd.
Er kwam een grote villa met theehuis in een grote tuin.
Deze villa is afgebroken; het theehuis staat op het Floralia terrein.
De tuin is later gebruikt als heemtuin door de Heemkundekring.
En de villa is even gebruikt voor het streekarchivaat.
Er kwamen enkele winkels bij, onder andere een antiekzaak.
Scholen werden gebouwd, want er moest in Oosterhout ook geleerd worden.
De Sint Janschool voor jongens, later Sint Aloysiusschool, en weer later de Santrijnschool.
Op 17 december 2008 is dit gebouw neergehaald; de gymzaal volgde enkele jaren later.
In 1949-1950 lieten de zusters Franciscanessen uit Dongen een meisjesschool bouwen.
De school groeide uit tot zes klassen en kreeg de naam Maria Goretti.
De bouwkosten waren 2160,25 gulden; ook dit gebouw is gesloopt.
In 1883 werd, op de plaats van de pottenbakkerij, een schoolgebouw gezet.
Het was bedoeld voor ULO avondonderwijs, later ULO dagonderwijs voor jongens.
Het werd een drieklassige school; later werd er een klasgebouw bijgezet.
In het voormalige PNEM huisje kwamen de leerlingen van ULO B .
Ook deze school, de Tarcisius ULO, is er niet meer.
Op die plaats is nu de Basiliekstraat en het Basiliekplein gekomen.
Aan dit plein grenzen de vernieuwde Bussel, winkels en appartementen.
In de Bussel zijn een theater en een bibliotheek; beide naar de eisen van deze tijd.
Maar burgemeester en wethouders en de gemeenteraad zaten niet stil.
In 2009 zijn er bodemonderzoeken gedaan, in opdracht van hen.
Er zaten veel gevaarlijke stoffen in de grond. (o.a. olie en asbest)
Volgens de onderzoekers viel dat wel mee; zij spraken van lichte verontreiniging.
Kort geleden is het parkje heringericht; er zijn wandelpaden en speeltoestellen.
Ook wadi's, waarin het hemelwater komt, en er is een insectenhotel.
Aan de rand van het Santrijngebied wordt nog gebouwd: drie appartementengebouwen.
Deze krijgen de namen: De Heeren van Santrijn: Engelbrecht, Roderick en Philippe.
Er zijn bomen gekapt en er worden weer andere bomen geplant.
Santrijn zal zeker een aardige woonwijk van Oosterhout worden.
18-02-2022 om 14:00
geschreven door Ad Bol
|
|
|
02-01-2022 |
Baron van Hallstraat |
De Baron van Hallstraat is een van de kleinste straten van Oosterhout.
Is genoemd naar Floris Adriaan van Hall uit Amsterdam.
Daar is hij geboren op 15 mei 1791 en overleden te s Gravenhage op 29 maart 1866 .
Floris had 15 broers en zussen; zijn vader was twee maal getrouwd.
Hij studeerde aan de lagere school te Voorburg, de Latijnse school te Amsterdam en
aan het Atheneum te Amsterdam; hij werd uiteindelijk advocaat (Hogeschool van Leiden).
Hij ging bij zijn vader Maurits werken, die een advocatenkantoor had. (tot 1842)
Zijn taak was de Amsterdamse Handels- en Bankensector.
Zijn eerste huwelijk was met Pauline Bondt; dit huwelijk bleef kinderloos.
Ook in zijn tweede huwelijk met Henriette Schimmelpenninck van der Oye, waren geen kinderen.
Deze 26 jarige barones was hofdame van koningin Emma.
Floris was deken in de Orde van Advocaten; je zou kunnen zeggen: voorzitter.
In de omgang was hij niet altijd gemakkelijk, zelfs niet met koningen.
Hij kreeg het ambt van burgemeester van Amsterdam aangeboden.
Maar koning Willem l, met wie hij contact had, hield dat tegen.
In 1832 ging Van Hall de politiek in: De Provinciale Staten van (Noord) Holland.
Tien jaar later vroeg de toenmalige koning, Willem ll, of hij minister van Justitie wilde worden.
Hij was lid van de Tweede Kamer geweest, maar de grote doorbraak kwam in 1844.
Van Hall werd minister van Financien; Nederland was toen in een financieel dieptepunt.
Het stond zelfs op de rand van een bankroet, een faillisement.
De nieuwe minister redde Nederland uit dit dal; daardoor kreeg hij wel veel vijanden.
Een ongekend hoog bedrag wist hij met miljoenen guldens naar beneden te halen.
Op eigen houtje leende hij geld tegen een laag rente-tarief.
Hiermee werd een gedeelte van de schuld, dat een hoog rente-tarief had, afgelost.
Die hoge schuld was ontstaan door de inval van Napoleon in ons land.
En door het onnodig uitgeven van geld door koning Willem l .
Bovendien haalde ons land veel goederen weg uit voormalig Nederlands-Indie; dat bracht ook geld op.
Met zijn vader, die in de Eerste Kamer zat, en Jan Thorbecke, werd aan de grondwet gewerkt.
Vanuit de Eerste Kamer steunde zijn vader hem als hij een wetsvoorstel deed.
In 1853 werd Floris Adriaan minister-president, voorzitter van een kabinet.
Koning Willem lll beloonde hem met de titel van baron voor zijn werk in de Krimoorlog.
In zuid en oost Europa werden oorlogen gevoerd door veel landen.
Het vredesakkoord werd in 1856 in Parijs getekend en Rusland moest De Krim verlaten.
Floris Adriaan was toen minister van Buitenlandse Zaken.
Andere werkzaamheden: kabinetsformateur, spoorwegen, voorzitter Hollandsche Maatschappij van Landbouw.
De wapenspreuk van Floris Adriaan van Hall was dan ook: Fide et Labora (vertrouw en werk).
Voor zijn werkzaamheden en inspanningen werd hij geeerd of geridderd.
Bijvoorbeeld: Leopoldsorde (nu Belgie), Orde van de Witte Valk (Saksen-Weimar-Eisenach te Duitsland),
Orde van de Nederlandse Leeuw, Orde van de Eikenkroon (nu Luxemburg),
Orde van De Gouden Leeuw van het Huis van Nassau, minister van Staat.
02-01-2022 om 17:13
geschreven door Ad Bol
|
|
|
18-04-2021 |
Zwaaikom Korenbocht |
Een van de mooiste plekjes in Oosterhout was Zwaaikom Korenbocht.
Maar sinds de bouwplannen definitief werden, verloor het zijn charme.
Bomen en struiken werden niet meer bijgehouden.
Het werd drukker met het uitlaten van honden op het schiereilandje.
Oude sierelementen van gebouwen op het zandpad verdwenen.
De landbouwer verliet zijn boerderij, zijn huis en haard.
In maart 2021 egaliseerden tractoren en shovels de grond.
In die maand was er nog genoeg om te bekijken.
Populier, els, eik, esdoorn, berk, kornoelje, braam, brem , hulst, barbarakruid.
Paarse dovenetel, vingerhoedskruid, speenkruid, distel, sneeuwklokje, maagdenpalm en paardenbloem.
Eekhoorntje, konijn, muis, rat, citroenvlinder.
Veel vogelsoorten, zoals merel, mus, ekster, vink, groene specht (beschermd).
Duif, vlaamse gaai (hannebroek), boomklever, kraai, gans, aalscholver en scholekster.
Koppel buizerds (beschermd), roodborstje, wilde eend, zwarte roodstaart (beschermd).
Er waren bijenkasten en zwammen tegen boomstammen.
Een jachthaventje en een boomstam, die er mooi lag te zijn.
Zes woonhuizen, een leegstaande boerderij, die afgebroken wordt.
Scoutinggebouw, schuttersbaan, omgezaagde bomen, boomstronken.
Een vuilnisberg uit de jaren vijftig, die ingepakt is.
Nesten van vogels, holen in de grond, een zandpad, een pad met kinderkopjes.
In het midden voormalige landbouwgrond, die op iets nieuws wacht.
Het hele schiereilandje wordt op de schop genomen.
Er wordt gesproken over een vestingstadje, over een kloosterhof.
Over een park, recreatie-gebied, op de vuilnisbelt.
Weinig herinneringen zullen blijven aan hoe het vroeger was.
Ook niet aan de Korenbocht, de voormalige weg van Oosterhout naar Den Hout.
Het is gedaan met de rust, die dit schiereilandje uitstraalde.
Er is veel belangstelling om op dit schiereilandje te wonen.
Een schiereilandje aan de zwaaikom in het kanaal.
Een zwaaikom is een verbreding in een kanaal, zodat lange schepen kunnen zwaaien, keren.
De woningen (op papier) gingen als warme broodjes over de toonbank.
Ook de woningen van een half miljoen euro, bijna een miljoen en bijna twee miljoen.
Er komen rijtjeswoningen, hoekwoningen, vrijstaande woning.
Twee-onder-een-kap-woning en appartementen, zowel huur- als koop.
In totaal zullen dat 360 grondgebonden en niet grondgebonden woningen zijn.
Wie had dat in 1909 kunnen bedenken, toen het Wilhelminakanaal werd gegraven.
Tussen de woningen komt zoveel mogelijk groen (bomen en struiken).
Op verschillende plaatsen komen parkeervakken.
Ongetwijfeld zal het hier in de toekomst goed wonen zijn.
En de vogels en andere dieren? Och, zij zoeken wel een andere plaats in Oosterhout of omgeving.
18-04-2021 om 16:12
geschreven door Ad Bol
|
|
|
19-02-2021 |
Remi van Haanen, kunstschilder |
In het jaar 1812 had de gemeente Oosterhout ongeveer 3000 inwoners.
Remi (Remy) werd daar geboren op 5 januari 1812 in de Klappeijstraat.
Zijn volledige naam was Remigius Adrianus Hanen.
Later veranderde hij deze naam in Adrien van Haanen, wonende te Wenen.
Dat gebeurde officieel op 29 mei 1888 (volgens de Bevolkingsboeken).
Daarvoor had hij toestemming nodig van koning Willem 111 .
En van de minister van Justitie, Ruys van Beerenbroek.
De kosten hiervoor waren 75 gulden; betaald in Oosterhout.
Dat moest ook komen in de Nederlandse Staatscourant en in het Algemeen Handelsblad.
Twee jaren heeft hij gewoond in Oosterhout; in 1814 verhuisde hij naar Utrecht.
Zijn eerste schilderlessen kreeg hij van zijn vader, Casparis Hanen (Haanen).
Deze was afkomstig van Bilzen in het tegenwoordige Belgie.
Casparis was kunstschilder, knipkunstenaar, restaurateur en kunsthandelaar.
Hij trouwde op 20 april 1804 in Utrecht met Isabella Johanna Sangster.
Ook de broer en twee zussen van Remi kregen les van hun vader.
Alle vier werden veel gevraagde kunstschilders.
In 1830 verhuisde het gezin Hanen-Sangster naar Amsterdam.
Remi kreeg toen les van de kunstschilder Jan van Ravenswaay in Hilversum.
Later ging hij naar de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam.
Hij werd kunstschilder, tekenaar, pentekenaar en etser.
De afbeelding op de foto is een ets van hem uit 1848 .
Dit werk heeft de afmetingen van 15,5 cm bij 20,9 cm ; gesigneerd: Remi van Haanen 1848 .
26 maart 1842 trouwde hij met Emilie Theresia Mayer de Also-Ruszbach .
Deze was geboren in Wenen; Remi verhuisde in 1837 naar deze stad.
Na hun huwelijk gingen zij in de Tempelgasse 9 te Wenen wonen.
Later verhuisden zij naar de Schellinggasse 1, ook in Wenen.
Remi had een druk leven: hij schilderde en tekende veel.
Ook reisde hij veel; hij deed inspiratie op in veel Europese landen.
Bijvoorbeeld Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Rusland.
Tijdens die reizen probeerde hij ook om zoveel mogelijk contacten te leggen.
Met de bedoeling om belangstelling te kweken bij eventuele kopers.
En dat is hem goed gelukt; voor hem zelf en voor andere kunstschilders.
Hij schilderde veel landschappen, winterlandschappen en rivierlandschappen.
Veel van zijn werken hangen in musea, bijvoorbeeld in het Rijksmuseum.
Dit Amsterdamse museum heeft ook het origineel van de ets op de foto.
Werken in andere musea zijn o.a. te Utrecht, Breda, Mainz, Berlijn, Praag en Wenen.
Ook zijn er veel werkstukken bij particulieren, vooral in Duitsland en Oostenrijk.
Een zoon van hem, Cecil van Haanen, was ook een zeer verdienstelijke kunstschilder.
Op 13 augustus 1894 overleed Remi in Aussee, Oostenrijk; hij werd begraven te Wenen (familiegraf).
In Oosterhout is een straat naar hem genoemd: Remy van Haanenstraat.
19-02-2021 om 17:38
geschreven door Ad Bol
|
|
|
21-01-2021 |
Jacobus Joannes Mol, pastoor in Dorst. |
Dinsdag 7 augustus 1821 was een blije dag in het gezin Mol te Gilze.
In dat gezin was een jongen geboren: Jacobus Joannes.
Vader Petrus Mol en moeder Antonia Hoevenaars kregen 8 kinderen:
Cornelia, Helena, Anna, Willem, Antonia, Petrus, Hubertus en Jacobus.
Zij woonden in de Kerkstraat, huisnummer 65.
Vader was gemeente-secretaris en ontvanger van de belastingen.
Later Rijksontvanger van de Directe Belastingen, griffier en vertaler.
De getuige bij zijn geboorte-aangifte was Gregorius Schrauwen, schoolonderwijzer.
En Cornelis van Gestel; hij was kuiper van beroep.
De naam Jacobus was in 1821 een populaire jongensnaam.
Na het lager onderwijs ging Jacobus studeren; hij wilde priester worden.
Zijn priesterwijding was op 17 mei 1845 .
Het jaar daarop werd hij benoemd als kapelaan / assistent te Rijen.
In 1854 werd hij benoemd als kapelaan in Hoeven.
En zoals dat met veel kapelaans ging: hij werd pastoor, in Stoppeldijk op 24 juni 1856 .
9 mei 1867 werd Jacobus Mol benoemd als pastoor te Dorst.
Hij volgde daar pastoor van Kakerken op.
Daar was hij verbonden aan de Sint Marcoenkerk (Sint Marculphuskerk).
Dit was een zogenaamde Waterstaatkerk en stond aan de Kapelhof.
Ongetwijfeld zal hij de verering van de heilige Marcoen hebben gestimuleerd.
Zijn werkzaamheden waren heel verschillend.
Elke dag voorgaan in een dienst en op zondagmiddagen in het lof.
Wekelijks bij mensen in de biechtstoel de biecht afnemen; hun fouten werden vergeven.
Zoeken naar misdienaars, een koster, een huishoudster.
Overleg met bijvoorbeeld een koor, dirigent, kerkelijke groeperingen.
Voorgaan bij huwelijksdiensten en uitvaartdiensten.
De financieen van de parochie bijhouden.
Zoeken naar vrijwilligers voor het werk in de kerk.
Soms het geven van godsdienstles op de lagere school in Dorst.
Op ziekenbezoek gaan en aan stervenden het heilig oliesel geven.
Op huisbezoek gaan bij parochianen.
Gesprekken met aanstaande bruidsparen.
De jaarlijkse processie op 1 mei ivm Sint Marcoen (diens sterfdag).
In de tijd van pastoor Mol was er in Dorst een grote Marcoenverering.
Mensen kregen in de kerk een handoplegging en er werd gebeden tot Marcoen.
Dit werd gedaan om ze te genezen of te behoeden van/voor het koningszeer.
In het dorp was het dan ook kermis; die dag werd Meikesdorst genoemd.
Op 9 oktober 1884 overleed deze pastoor.
Zijn graf is nog steeds te vinden op het Marcoenkerkhof; met gietijzeren kruis.
De opvolger van pastoor Mol werd pastoor Adrianus den Ronden.
21-01-2021 om 10:40
geschreven door Ad Bol
|
|
|
16-11-2020 |
Het Geel Huis |
In de Leijsenstraat staat een van de oudste boerderijen van Oosterhout.
Het is ook een opmerkelijk gebouw; het valt op door de gele kleur.
Adriaen Ghijsels en zijn vrouw Conegund van Tolloysen hadden in die straat een woning.
Deze stond achteraan in de Leijsenstraat, bij de kruising met Vijfhuizen en Helleke.
Hun zoon, die de woning, een hoeve, erfde, verkocht een stuk grond.
Dat was ongeveer drie hectaren en wel aan Dirck Back in 1557 .
Deze begon daar een boerenbedrijf, want hij bouwde een schuur.
Dat was waarschijnlijk een Vlaamse schuur, maar helaas, deze is er niet meer.
Bij zijn dood, in 1587, was dit bedrijf flink gegroeid.
Er was intussen een woning gebouwd, die ook dienst deed als herberg en logement.
De combinatie boerderij - herberg kwam in die tijd wel meer voor.
Het gebouw bestond uit een schuur (links) en een opkamer (rechts), met daaronder een kelder.
Later is aan de rechterkant een deur en een trap gemaakt.
In het midden was de woning met herberg / logement.
Door vererving en verkoop kwam het in handen van Michiel Goossens.
Deze breidde het gebouw uit met een eigen brouwerij.
Later kreeg de bierbrouwerij de naam De Twee Belle.
Dat had misschien te maken met de bloem van de hop, die bel heet.
De herberg en de bierbrouwerij deden goede zaken.
Dat kwam onder andere door de ligging van het gebouw.
De Leijsenstraat was een invalsweg naar Oosterhout.
En het lag dicht bij de grens van Noord-Brabant met Zuid-Holland.
Michiel Goossens verkocht in 1653 alles aan Adriaen Huijben.
Deze heeft er niet lang gewoond; hij en zijn vrouw overleden op jonge leeftijd.
Hun kinderen verkochten alles aan Embrecht Anthony Janssen van Dongen.
Na zijn dood verkocht zijn weduwe grond en gebouwen aan Walterus van de Huijssen.
Diens dochter en haar man, Adriaan van de Corput, erfden alles.
Dat wil zeggen: grond, woning, herberg, logement, schuur, schop (grote schuur) en brouwerij.
Zij kochten ook een paar percelen grond.
Op een zo'n perceel grond stond een woning, die zij lieten afbreken.
In 1877 werd er door verschillende kinderen geerfd.
In dat jaar werd de woning Geelhuijs genoemd.
Volgende eigenaren waren Johan Baptist Poppelaars en zijn vrouw Johanna van der Pas.
Zij bezaten voor die tijd aardig wat: een boerenbedrijf, vee, de herberg met logement, de bierbrouwerij en grond.
De genoemde werkzaamheden werden in de Leijsenstraat 51 tot 1954 gedaan.
Toen werd het van boerderij / brouwerij / herberg / logement een burgerwoning.
Tot op de dag van vandaag blijft het een van de bekendste huizen.
Het GeelHuijs, Het Gele Huijs; er blijven nogal eens fietsers en wandelaars staan.
Door de gemeente Oosterhout is het geplaatst op de Gemeentelijke Monumentenlijst (nr. 2001-074).
Bij de woning is een bord met daarop informatie.
16-11-2020 om 16:01
geschreven door Ad Bol
|
|
|
27-09-2020 |
Mathilda van Spaendonck |
Mathilda werd in Tilburg geboren op 1 oktober 1864 .
Haar wiegje / bedje was toen al, financieel, gespreid.
Ze maakte namelijk deel uit van een rijke fabrikantenfamilie.
Haar vader was Franciscus Ludovicus van Spaendonck.
Moeder was Anna Catharina Lippmann uit Rotterdam.
Deze kwam uit een lakenkopersfamilie, oorspronkelijk in Delft.
Het was een zeer katholiek gezin; een dochter was kloosterlinge.
Mathilda, die zichzelf Mathilde noemde, had 7 broers en zussen:
Maria, Johanna, Rosalia, Anna, Antonius, Bernardus en Joannes.
De moeder van Mathilda overleed in 1872; Mathilda was toen 8 jaar.
Vader Frans is niet hertrouwd; het gezin verhuisde later naar de Heuvel in Tilburg.
En zoals de meeste meisjes, trouwde ook Mathilda.
Mathilda Anna Maria van Spaendonck had haar liefde gevonden.
En dat was Johannes (Jan) Cornelis Josephus Verschure.
Jan was geboren op 27 mei 1865 in Waspik.
Zijn vader verhuisde naar Oosterhout en begon een handel in boter.
Jan en een broer namen deze handel later over.
Zij lieten een fabriek bouwen in de Torenstraat.
Daar maakten zij margarine, de zogenaamde kunstboter.
Het werd het derde grootste bedrijf in kunstboter in Nederland.
Jan en Mathilda trouwden op 6 februari 1889 in Tilburg.
In 1892 lieten zij een villa bouwen aan de Keiweg te Oosterhout.
Deze kreeg de naam Mathilda, genoemd naar de bewoonster.
Graag had dit echtpaar kinderen gehad, maar helaas.
Mathilda kreeg 3 miskramen (in 1890, in 1894 en in 1898).
Het margarine-bedrijf werd verkocht aan Jurgens te Oss (van de Bona-margarine).
Jan en Mathilda verhuisden naar Rotterdam in 1912 .
Hun huis, de villa in Oosterhout, kreeg een andere bestemming.
In de Eerste Wereldoorlog werd het een hoofdkwartier van het Nederlandse leger.
Van 1917 tot 1923 was het een noviciaat van paters uit Tilburg.
Dat wil zeggen een opleidingshuis voor mannen, die pater wilden worden.
Daarna werd het gekocht door Albert Verschuuren, kunstschilder.
Ook is het nog een onderkomen voor studenten geweest.
Mathilda en haar man verhuisden in 1921 naar Den Haag.
Hun huis daar stond aan het Bezuidenhout 83 .
In 1925 overleed Mathilda en Jan overleed in 1933 .
Beiden zijn begraven in een familiegraf in Oosterhout.
En de villa Mathilda? Tsja, die is gesloopt in 1961 .
De babyboom kwam er aan en er waren dus woningen nodig, daar waar nu Schapendries is.
Een van de herinneringen is de Mathildastraat en de rode beuk in de tuin (zie foto).
27-09-2020 om 10:40
geschreven door Ad Bol
|
|
|
12-08-2020 |
Burgemeester de van der Schueren |
Deze burgemeester werd te Oosterhout benoemd in 1918 op 19 februari.
Hij volgde jonkheer T.R.J.B. Grotenhuis van Onstein op.
In Noord-Brabant was het in om burgemeester te zijn als je van adel was.
Drs. Fredericus Maria Alphonsus Josephus ridder de van der Schueren.
Hij werd geboren op 24 januari 1878 in 's-Hertogenbosch.
En overleed 26 januari 1965 te Oosterhout; in een familiegraf te Zevenaar werd hij begraven.
Hij was getrouwd met E.M. J.A. baronesse van Voorst tot Voorst.
Zij gingen wonen aan de Heuvel 4 in een groot woonhuis. (zie foto)
De grote familie de van der Schueren had een eigen familie-wapen.
Hun stamboom gaat terug naar 1252 in Grimbergen (België, Goossen van der Scure).
De titel van ridder danken zij aan een adelsbrief uit 1715 .
Hierdoor werd de familie in 1821 door koning Willem l verheven, zoals dat heet.
En opgenomen in de Nederlandse adel.
Vroeger kon je gemakkelijker aan een adellijke titel komen dan nu.
Een groot huis kon al een reden zijn of een rang in het leger.
Alle mannen in de familie de van der Schueren mochten de titel van ridder dragen.
De dames werden jonkvrouwe genoemd; en er kwam de voor de naam.
Velen in de familie hadden een bestuurlijke functie of een rang in het leger.
Bij zijn komst in 1918 in Oosterhout hadden de notabelen het voor het zeggen.
Je kunt geen stukken lezen of je komt dezelfde namen tegen.
Er was wel een raad, maar deze vond alles goed en had ook weinig in te brengen.
De van der Schueren kreeg het verwijt, dat hij weinig deed voor de arme mensen.
En dat klopt ook wel: veel mannen uit Oosterhout gingen o.a. in Duitsland werken.
In Oosterhout was geen werk voor hen; dus voor hen hier geen brood op de plank.
Voor de armen, de sociaal zwakkeren, waren er te weinig huizen.
Af en toe werden er voor hen woningen gebouwd, maar deze waren van slechte kwaliteit.
Jammer, want met zijn studies en arbeidsverleden had hij veel kunnen bereiken.
Hij had op het Ministerie van Sociale Zaken gewerkt.
En bij verschillende Arbeidsbureaus en op de Hogeschool als docent.
Ook bekwaamde hij zich in zijn vrije tijd in de theologie (godgeleerdheid).
Naar aanleiding daarvan schreef hij een boek: Zonder God geen mens.
Commissaris van de Koningin in 1925 voor Noord-Brabant was Van Voorst tot Voorst.
Deze baron bracht geregeld een bezoek aan Oosterhout (en andere plaatsen).
In dat jaar maakte hij de opmerking, dat de burgemeester zuinig was.
En dan met name de woningnood in Oosterhout en de kerkdorpen.
In 1945 stopte de burgemeester met zijn ambt.
Daardoor kon hij meer aandacht besteden aan zijn zieke vrouw.
In Oosterhout is een straat naar hem genoemd: Burgemeester de van der Schuerenlaan.
Hij werd eind 1945 opgevolgd door F. van Oers, de gemeentesecretaris.
Deze burgemeester heeft Oosterhout, Den Hout, Oosteind en Dorst naar een hoger niveau gebracht.
12-08-2020 om 16:00
geschreven door Ad Bol
|
|
|
02-08-2020 |
Jan van Bijnen, verzetsheld |
Apeldoorn, 28 november 1944, St. Josephstichting, ziekenafdeling.
In een van de bedden ligt de zwaargewonde verzetsstrijder Jan van Bijnen.
Gebeurtenissen uit zijn korte leven gaan aan hem kris-kras voorbij.
Die dag wilde hij met een andere verzetsstrijder 16 gevangenen bevrijden.
Deze waren gearresteerd door de Sicherheitsdienst en zaten in de Willem 111 kazerne.
Hun plan mislukte: Samuel Esmeijer werd doodgeschoten en Jan werd zwaar gewond in zijn buik.
Wat Jan niet wist, was, dat de chauffeur (H. Verschoor) zou overlijden op weg naar een concentratiekamp.
In Oosterhout, op 31 mei 1910, was hij geboren, in de Klappeijstraat.
Toen hij 9 jaar was, verhuisde het gezin naar Oudenbosch; 3 jaar later naar Halsteren.
In Bergen op Zoom volgde hij de HBS en de Hogere Handelsschool.
Hij leerde er zijn vriend Jan Borghouts kennen met wie hij later in het verzet werkte.
Na zijn studie ging hij in militaire dienst; hij volgde ook de opleiding tot reserve-officier.
Eind mei 1940 ging hij terug naar Bergen op Zoom; terug naar zijn werk bij Sociale Zaken.
Al snel hielp hij mensen onder te duiken, vooral Joodse gezinnen.
Zo kwam hij bij de L.O. (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers).
In 1943 dook hij onder in Driebergen; zijn gezin ging met hem mee en hij nam de schuilnaam Frank aan.
Hij was intussen reserve eerste luitenant en aangesloten bij het LKP (Landelijke Knokploegen).
Deze organisatie, en dus ook Johannes Arnoldus van Bijnen, had veel taken.
Zoals het stelen van rantsoenkaarten, bonkaarten, persoonsbewijzen en wapens.
Het bevrijden van verzetsmensen, het doodschieten van verraders.
Overvallen op banken, op Duitse soldaten, vernietigen van persoonsregisters.
Saboteren van o.a. spoorlijnen, bewaken van telefooncentrales en energiecentrales.
En natuurlijk het doorgeven van nieuws via de radio.
Heel veel gebeurde in spanning, in twijfel, in angst, voor hem en voor zijn gezin.
In 1944 werd Jan landelijke sabotagecommandant van de Nederlandse Landelijke Knokploegen (NLKP).
Af en toe kwam er een Duitse soldaat bij zijn bed staan; niet uit belangstelling, oh nee.
Van Bijnen had een situatie-tekening en aantekeningen bij zich toen hij werd neergeschoten.
Als tegenmaatregel werden er 16 gevangenen uit de Willem 111 kazerne doodgeschoten.
Later, in 1944, gingen de verschillende organisaties met elkaar samenwerken.
Jan van Bijnen werd plaatsvervangend commandant van de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten).
Deze B.S. kwam voort uit de LKP (Landelijke Knokploegen).
Hij overleed op vrijdag 1 december 1944 (of 30 november 1944) in de St. Josephstichting te Apeldoorn.
Er zijn veel zaken, die hij niet wist, niet kon weten., zoals de bevrijding van heel Nederland.
Het Keienmonument ter ere van hem en 16 anderen.
De medailles, die hij kreeg: het Mobilisatie Verzetskruis.
Het Legion of Merit van Amerika wegens bijzondere verdiensten voor de geallieerde oorlogsvoering.
En hij werd op 24 november 1950 postuum ridder der vierde klasse Militaire Willemsorde.
Zijn onderscheidingen zijn later geschonken aan de Stoottroepen Prins Bernhard.
Jan van Bijnen is herbegraven op het ereveld in Driebergen; eregraf 092, gedenkplaats ID 182324280 .
In verschillende plaatsen is naar hem een straat genoemd; in Oosterhout: Johan van Bijnendreef (foto).
02-08-2020 om 14:48
geschreven door Ad Bol
|
|
|
13-07-2020 |
Zwartwerker in de polder |
Het is weer vakantietijd; kinderen hoeven niet naar school.
Zes weken vrij zijn; doen en laten wat je wilt.
Ook vroeger had de schooljeugd zes weken vrij.
Maar in die tijd ging het er toch anders aan toe.
Veel kinderen gingen werken bij een boer of tuinder.
Je wilde wel een zakcentje verdienen.
En veel ouders stuurden hun kinderen erop uit.
Ze kwamen o.a. terecht bij een boer of tuinder in Oosteind.
Vriendelijk werd je meestal niet ontvangen.
Er werd gezegd wat je moest doen of het werd voorgedaan.
Bijvoorbeeld hoe je rode bessen moest plukken.
Dan kon je meteen aan de slag, pluk, pluk, pluk.
Praten mocht niet; nou, dat moet je tegen kinderen zeggen.
Als de mand vol was, moest je naar een verzamelplaats.
De tuinder woog de mand met rode bessen.
Dan werd de mand leeggemaakt en kon je weer naar de bessenstruiken.
De tuinder had het druk; hij moest de bessen wegen.
Maar vooral: de plukkers in de gaten houden en controleren.
Controleren of alle rode bessen van de struiken werden geplukt.
Op het eind van de morgen werd je uitbetaald.
Een dubbeltje oftewel 10 centen voor een hele morgen.
Onderweg naar huis hield je het dubbeltje goed vast.
Stel je voor, dat je dat op de straat zou verliezen.
Zwarte bessen waren er toen ook, meer dan nu.
De tuinder ontving je vriendelijk en hij kwam niet geregeld controleren.
Je kreeg zelfs iets te drinken in de schuur, wat bijna nooit voorkwam.
Frambozen plukken was niet zo'n zwaar werk.
Het was wel hard werken, zeker als je de derde pluk had.
Voor jou waren er al twee mensen geweest om te plukken.
Kun je nagaan, dat je met de derde pluk weinig verdiende.
Wat dacht je van 25 cent op een morgen?
En dan thuis komen met 4 stuivers, met 20 cent?
Meteen op de fiets en naar de tuinder gegaan voor de vijfde stuiver.
Ik kreeg hem meteen; zat er een frambozenluchtje aan?
Gladiolenbollen sorteren was ook een licht werk.
Maar de schuur was steen en steenkoud.
En dan kwam je thuis met een zilveren vierkleuren balpen.
Was expres in mijn jas gestopt; deze pen werd natuurlijk terug gebracht.
De tuinder zogenaamd blij en wat me opviel: de schuur was voortaan verwarmd.
Zo zijn er nog meer verhalen, maar och, hier laten we het er maar bij.
13-07-2020 om 14:25
geschreven door Ad Bol
|
|
|
23-05-2020 |
Meester Bergmans |
Het was feest in Geleen op 29 juli 1867 .
In het landbouwersgezin Bergmans - Smeets was zoon Jan Antoon Hubert geboren.
Jan zou de oudste worden van een groot gezin.
Hij volgde zijn vader niet op in het bedrijf, maar ging naar de kweekschool.
Zijn doel was om meester, onderwijzer, te worden.
Hij ging ook in Maastricht, waar de kweekschool was, wonen.
Dat was per 14 november 1882 in de Sint Jacobstraat.
Twee jaren later woonde hij weer in Geleen, later aan de Markt in Geleen (1894).
Hij was intussen getrouwd met Maria Johanna Ramakers.
Samen zouden ze een groot gezin krijgen.
Enkele van hun kinderen overleden op jonge leeftijd.
En toen kwam er een vacature in Dorst, waarop Jan solliciteerde.
Hij werd aangenomen en werd er hoofonderwijzer van de openbare lagere school.
Er zaten zowel meisjes als jongens; 's winters kwamen er meer kinderen.
Pas met de invoering van de leerplichtwet, 1 januari 1901, werd het drukker.
Het jaarsalaris van Jan Antoon was 500 gulden.
Voor buitengewone diensten kreeg hij soms 40 gulden of 10 gulden.
Ook zijn vrouw werkte aan de school; haar jaarloon was f 60,-- .
Soms kreeg ze een gratificatie, iets extra's, omdat ze nuttige handwerken gaf.
Maar voor dat geld moesten ze ook de school schoon maken.
En als er een kapotte ruit was, moesten ze die ook vervangen en betalen.
In 1900 kwam er een nieuwe school en de onderwijzerswoning werd verbouwd.
J.W.H. Brandt, aannemer te Oosterhout, was de laagste inschrijver.
Hij mocht voor f 4030,-- een nieuwe school zetten.
En voor 400 gulden nieuwe schoolbanken leveren.
Later vroeg Brandt aan de gemeente 680 gulden.
Hij had zich misrekend ten nadele van zichzelf.
In Dorst was in 1902 de roomboterfabriek De Eendracht opgericht.
Meester Bergmans verzorgde de administratie voor deze fabriek.
Ook verzorgde hij de betaling van het melkgeld aan de melkveehouders.
In 1911 werd een nieuwe onderwijzerswoning gebouwd.
Deze staat op de kruising Rijksweg - Kapelerf (zie foto).
Het huis is gebouwd door aannemer C. Broekhoven uit Oosterhout.
De bouwkosten waren f 5181,80; daar kwamen de grondkosten nog bij.
Architect was J. Oomen, geen onbekende in Oosterhout en omgeving.
Op 16 oktober 1920 nam Jan Antoon Hubert Bergmans afscheid van zijn school.
Waarschijnlijk wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Hij ging terug naar Geleen; op 6 maart 1950 overleed hij in Dongen.
Zijn opvolger werd Gerard Adriaan van der Wouw.
Hij werd de nieuwe hoofdonderwijzer van de, intussen, katholieke lagere school.
23-05-2020 om 17:38
geschreven door Ad Bol
|
|
|
03-05-2020 |
Louis van Dorst, soldaat en krijgsgevangene |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog liet het Japanse Leger een spoorlijn aanleggen.
Dat was in Birma, nu Myanmar, in Azie.
Het werk lieten ze doen door dwangarbeiders en krijgsgevangenen.
Een van hen was Louis van Dorst, Laurentius Jacobus, genoemd naar een opa.
Hij kwam uit een gezin van 6 kinderen uit Oosterhout en geboren 4 maart 1914 .
Maar drie zusjes overleden op heel jonge leeftijd.
Louis ging in dienst en werd soldaat bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger.
Maar dit KNIL gaf zich op 8 maart 1942 over.
Het Japanse Leger, dat in december 1941 Nederlands Indie was binnengevallen, was te sterk.
Laurentius werd als krijgsgevangene overgebracht naar Birma.
Zijn verblijf werd een kamp in Changarraya.
En hij werd gedwongen te werken aan de beruchte Birma-spoorweg.
Deze spoorweg was ongeveer 420 km lang (tot in buurland Siam ,nu Thailand).
Die spoorlijn wordt ook wel dodenspoorweg genoemd.
Net als andere dwangarbeiders kreeg hij weinig of niets te eten en te drinken.
Wel kreeg hij een aantal nummers: 22490, 3773 en 94232 .
De meesten hadden zo ongeveer geen kleren meer aan hun lichaam.
Velen werden ziek, want er braken ziekten uit, zoals cholera en dysenterie.
Toch moesten ze aan die spoorweg werken, ziek of niet.
In de kampen was alles slecht, ook bij het werk; hygiene was ver te zoeken.
Als ze niet konden, kregen ze een pak slaag of ze werden doodgeschoten.
Ongetwijfeld heeft Louis dikwijls aan zijn vader Pieter gedacht.
Deze was in 1940 te Oosterhout overleden.
Of zijn gedachten waren bij zijn moeder Cornelia, zijn zus en zijn broer.
Eigenlijk was er geen tijd om hierover na te denken.
Er moest gewerkt worden; de spoorlijn moest zo snel mogelijk klaar zijn.
Die moest er komen om de Japanse soldaten en hun wapentuig te vervoeren.
Bruggen moesten ook gebouwd worden (film: Brug over de rivier Kwai).
Het materiaal hiervoor werd weggehaald uit Nederlands Indie.
Iedereen moest per dag een kubieke meter zand uitgraven.
Delen van rotsen moesten worden weggehaald.
14 december 1943 overleed Laurentius in Changarraya in Birma.
Hij bezweek aan uitputting en waarschijnlijk ook ziekte en verwondingen.
En zoals de andere 15.000 mensen is hij begraven naast de spoorweg.
Later zijn ze herbegraven, ook onze soldaat bij de artillerie.
Zijn graf (met grafnummer D1G14) is te vinden op de ere-begraafplaats.
Deze is in de plaats Thanbyuzayat in Myanmar.
Zijn naam, L.J. van Dorst, is te lezen op het ere-monument.
In Dorst is zijn broer Antonius begraven, ook op 29-jarige leeftijd overleden.
Deze overleed in een Duits krijgsgevangenenkamp te Versen op 21 november 1944 .
03-05-2020 om 17:36
geschreven door Ad Bol
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|