|
|
|
12-01-2019 |
Oom Toon van Baal |
Mijn oom Toon had in Oosterhout een autobedrijf in de Sint Jozefstraat (Touwbaan).
Nu is er een klein woonwijkje van enkele jaren oud.
Zoals veel bedrijven kort na de oorlog ging het zijne failliet.
Hij werkte hard, maar de economische tijd zat hem tegen.
De Staat (Belasting) nam hem zo ongeveer alles af.
Met heel weinig woonde het gezin even in de garage van zijn vader, mijn opa.
Daarna voor korte tijd in een huis in de Zandheuvel.
En tenslotte in een woning in de Graaf Engelbrechtstraat.
Vermoedelijk werkte hij toen voor een groente- en fruithandel.
Dat was te zien op foto's, die genomen werden na een aanrijding.
Een aanrijding op de Markt tussen zijn vrachtwagen en een motorrijder.
Die foto's trokken mijn aandacht, toen ik aan het surfen was op het internet.
De kentekenplaat was donkerblauw en het witte kenteken was: N - 48719 .
Het stond op naam van de eigenaar A.B. van Baal.
De aanrijding moet geweest zijn eind jaren veertig, begin jaren vijftig.
Op het internet zie je verschillende jaartallen, maar gezien het kenteken was dat na 1947 .
Wie zat er fout, wie reed op de verkeerde weghelft?
Aan de foto's te zien, is het waarschijnlijk de motorrijder, die fout was.
Of haalde oom weer één van zijn capriolen uit: achter het stuur onderuit zakken.
Zo leek het alsof er geen chauffeur in de vrachtauto zat.
Een ander ding waarin hij plezier had was steile wand-rijden met de motor.
Na veel sores en veel nadenken werd er in hun huis een idee geboren.
Oom en tante besloten te gaan emigreren en een nieuw bestaan op te bouwen.
Ze vertrokken 1 november 1956 met hun 6 kinderen naar Australië.
Dat was met het schip Johan van Oldebarnevelt van de Stoomvaart Maatschappij Nederland.
Dit schip was ruim 176 meter lang en werd gebouwd in 1928-1929 ; bouwkosten F 12 miljoen.
Na bijna 6 weken varen kwamen ze op 10 december 1956 aan in Sydney, Australië.
De eerste tijd woonden ze in een opvangkamp voor emigranten (daar: immigranten).
Dat waren dikwijls oude legerkampen met weinig privacy en een minimum aan luxe.
Naar schatting zijn er 200.000 Nederlanders geëmigreerd naar Australë.
Oom begon daar met zijn vak: het beroep van automonteur.
Halverwege de jaren zeventig kwamen ze terug naar Nederland.
In Waalwijk begon hij een autobedrijf (Subaru) en een BP-tankstation.
Maar de heimwee kriebelde en in 1976 gingen ze terug naar Australië.
Oom en tante begonnen een autobedrijf in Gerringong, New South Wales, Australia.
De naam van het bedrijf was Gerringong Service Station; hij bouwde er ook takelwagens.
Het vak van automonteur, carfitter, leerde hij zijn jongste zoon, Anton.
Deze heeft ook een eigen autobedrijf: Uralla Motor Repairs.
Oom en tante zijn intussen overleden en twee kinderen zijn teruggekomen naar Nederland.
En: zonder de aanrijding en de blauwe kentekenplaat, was bovenstaande niet geschreven.
12-01-2019 om 00:00
geschreven door Ad Bol
|
|
|
07-01-2019 |
Jan Aerts van Rijen, schout |
Jan was Oosterhoutenaar en zoon van Aert Jan van Rijen en Lijsbeth Jacobs Crauwels.
Vermoedelijk woonde hij in een huis, dat tussen slotje Beveren en slotje Borsselen stond.
Hij was in 1580 secretaris van de Vrijheid Oosterhout.
In dat jaar kocht hij het buurhuis, slotje Beveren, in (toen) de Ridderstraat.
De eigenares was Elisabeth Cornelius Christoffel van der Spout - Venetaux.
Hij kon het goed met de mensen vinden en had veel vrienden.
Aan veel mensen leende hij geld, ook aan het bestuur van Oosterhout.
Hij was getrouwd met Cathelijne Cornelis Henrick Dijrven en had 6 kinderen.
Per 16 oktober 1590 werd hij benoemd tot schout als opvolger van Joachim Tack.
Daarvoor kreeg hij een riant salaris: 400 gulden (Karolus guldens) per jaar.
Ook kreeg hij een knecht en een paard en hij hoefde geen belasting te betalen.
Na zijn herbenoeming, 4 jaar later, verdiende hij 450 gulden.
Met de schepenen en secretaris vormde hij het dagelijkse bestuur van Oosterhout.
Dit college had bestuurlijke taken en gerechtelijke taken.
Bij het laatste o.a. gerechtelijke uitspraken bij de Vierschaar op De Heuvel.
Ook moesten zij ervoor zorgen, dat de openbare orde goed bleef.
Als kastelein moest Jan Aerts van Rijen toezicht houden op het kasteel.
Een greep uit de bestuurlijke taken van schout en schepenen en secretaris toen:
Oosterhout moest een bijdrage van 1100 gulden betalen.
Dit aan de prins van Oranje, want deze wilde op reis naar Spanje.
Een verplichte bijdrage aan de scherprechter te Breda.
I.v.m. de geleden oorlogsschade werd aan de prins kwijtschelding van belasting gevraagd.
Vreemde bedelaars mochten niet langer dan een nacht in Oosterhout zijn.
Onderhoud aan de vaart, aan dijken en aan wegen.
Op goederen, die Oosterhout uitgingen of binnenkwamen, mocht belasting worden geheven.
Dit werd gebruikt om de haven uit te diepen en om sluizen te bouwen.
Er werden sloten gegraven en bruggen gebouwd, o.a. in de polders.
Van Rijen begon een rechtszaak i.v.m. de vrije uitoefening van de handel.
Tegenhouden en eventueel gevangen nemen van plunderende soldaten.
Meebetalen aan het onderhoud van soldaten in Bergen op Zoom.
Meebetalen aan het onderhoud van Spaanse soldaten in Geertruidenberg.
Helaas, het verhaal van Jan Aerts van Rijen was misschien te mooi om waar te zijn.
In 1601 moest hij voor prins Maurits 6000 gulden naar Brussel brengen.
En in dat zelfde jaar werd hij gearresteerd omdat hij geld verduisterd zou hebben.
Tien jaar later werd het proces gehouden en de eisen waren niet mis.
Tien jaar verbanning en een boete van 1000 gouden realen.
Natuurlijk moest hij ook de proceskosten betalen.
Het is onbekend hoe deze strafzaak is afgelopen; misschien werd alles afgekocht.
Jan stierf in 1613 en werd door zijn zoon Michiel opgevolgd als schout.
Zijn kinderen erfden veel geld, huizen, land en andere bezittingen in verschillende plaatsen.
07-01-2019 om 14:55
geschreven door Ad Bol
|
|
|
03-12-2018 |
Tol in Den Hout |
De grens van de provincies Holland en Brabant was vroeger dichtbij Den Hout.
Het grondgebied van Geertruidenberg (Holland) was tot dit plaatsje.
Er liep/loopt een weg waarvan veel gebruik werd gemaakt.
Mogelijk is deze weg al zo'n drieduizend jaar oud.
De Romeinen, die 2000 jaar geleden in ons land waren, maakten er ook al gebruik van.
Die wegen waren: Steelhovensedijk. Stelvenseweg, Hespelaar, Houtse Heuvel.
Dan Ruiterspoor of Vrachelsestraat en Herweg.
De Steelhovensedijk werd, volgens een oude kaart, Lage weg genoemd.
Deze weg en het buurtschap Steelhoven horen sinds 1997 bij Drimmelen.
Deze zandweg lag in een moerassig gebied, een waterig gebied.
Het was een slechte weg en bovendien ook niet goed onderhouden.
Filips de Schone, vader van Karel V, had hierover al eens geklaagd.
Hij had de stad Geertruidenberg gevraagd om hieraan iets te doen.
Maar deze stad deed er niets aan; alles bleef dus zoals het was.
Tweehonderd jaar later werd er bij stadhouder prins Willem Hendrik geklaagd.
Deze was een prins van Oranje-Nassau en later zelfs koning van Engeland.
De prins gaf toestemming om tol te heffen op de Steellovense Dijk.
Volgens een kaart uit 1840 was dat bij de kruising Stelvenseweg en Hespelaar.
Die heffing ging in op 19 november 1681 en gold voor 15 jaren tot 1696 .
Er was een voorwaarde: de weg moest regelmatig onderzocht worden op gebreken.
Met de opbrengst van de tol werd er zand gekocht om de weg op te hogen.
Een paard en kar, dat langs de tolplaats kwam, was 8 penningen kwijt, nu ⬠0,045 .
Liep er een varken voorbij de tol, dan was dat 4 penningen; nu ⬠0,022 .
Een schaap was goedkoper en er werd zelfs gekeken naar de leeftijd van de dieren.
Het is goed voor te stellen, dat mensen niet onnodig dieren meenamen.
Of dat ze zochten naar een sluiproute of probeerden de tol te omzeilen.
Tol, doorgangsgeld, in die tijd, is in onze ogen niet veel geld.
Maar als je weinig inkomsten hebt, is alles te veel.
Waarschijnlijk is er aan de tolweg toch wel verdiend en bleef de weg daardoor bestaan.
Want deze weg, handelsweg, is er in het jaar 2018 nog steeds, al zijn de namen soms anders.
Het is heel goed mogelijk, dat er bij die tolplaats een cafeetje was.
Of een aanlegplaats waar mensen en dieren iets konden drinken.
Komend of gaand over een suffisante dijk, een stevige dijk. (bord Houtse Heuvel-Achterstraat)
Waar ze al reizend geen last hadden van het winterwater.
Prins Willem Hendrik van Oranje-Nassau moest nog eens kunnen komen kijken.
Die weg is er nog wel, maar wordt niet meer gebruikt als handelsweg, op enkele bedrijven na.
Daarvoor is een nieuwe in de plaats gekomen: een zeer drukke A59 .
Een weg, die nog duidelijker door het landschap snijdt dan de oude verbindingsweg.
Een weg, die heel anders is dan de Stelvenseweg, iets verderop Steelhovenseweg geheten.
En de tol bij de Steelloofschedijk is er sinds 1696 niet meer.
03-12-2018 om 14:53
geschreven door Ad Bol
|
|
|
11-11-2018 |
Bermmonumenten in Oosterhout |
In de gemeente Oosterhout zijn, naar mijn weten, vier bermmonumenten.
Het zijn monumentjes, gedenktekens, herinneringsplekken.
Gemaakt door nabestaanden, dikwijls de ouders, of vrienden / vriendinnen.
De bedoeling is om ze te zien als een herinnering aan de overledene.
Dat zijn dikwijls jongeren of kinderen, die daar zijn verongelukt.
Die herinnering kan een steen zijn, een foto, kaarsen, bloemen, soms een kruis.
Deze emotievolle plaats krijgt in de berm van straten een speciale betekenis.
Nabestaanden en vrienden willen laten zien, dat de overledene niet wordt vergeten.
Dat er aan hem of haar wordt gedacht en dat ze er nog steeds bij horen.
Emoties komen hier meer naar boven, omdat het verkeersslachtoffer hier nog leefde.
Hier was hij voor het laatst; hier waren zijn laatste gedachten.
Het is alsof de persoon nog leeft, nog bij hen is, hen nog kan horen.
Bloemen worden verwisseld en het monumentje wordt geordend.
En tegelijk willen de rouwenden laten zien, dat hier iets verschrikkelijks is gebeurd.
Hier, op deze plaats, is een leven, een jong leven, plotseling weggenomen.
Op deze plek is iets gebeurd, wat vooral ouders nooit meer vergeten.
Geen lach meer, geen kus, geen handdruk, geen knuffel.
Geen bloemetje, geen gesprek, geen afscheid, geen tot straks, geen -------
Maar wat wel blijft zijn de herinneringen, vooral de leuke, de mooie herinneringen.
Wat kon zij toch lachen, wat kon hij hartelijk zijn, ze kon intens lief zijn.
Hoe zou hij dat gedaan hebben, ze straalde rust uit, lachende ogen, vrolijk, sociaal.
En er dwarrelen wel honderd vragen waarop geen antwoord komt.
Onbeantwoorde vragen zoals waarom, waarom, waarom, waarom.
Het accepteren van de dood, zeker in het verkeer, is heel moeilijk.
Vooral omdat er geen afscheid van de dochter, zoon, man of vrouw is geweest.
Je kunt wel leren om met zo'n situatie om te gaan of om er redelijk mee om te gaan.
Je kunt leren om het een plaats in je verdere leven te geven.
Maar eerlijk is eerlijk: Verdriet gaat nooit over na zo'n afscheid.
De omgeving van de nabestaanden moet hiervoor begrip hebben.
Begrip voor deze mensen, die, zeker in het begin, vol emoties zitten.
Anderzijds moeten deze laatsten zich niet afzonderen of buiten sluiten.
Zij kunnen juist hulp zoeken in hun naaste omgeving.
Praten met anderen en proberen om uit dat isolement te komen.
Dat kan een familielid zijn, een goede vriend of een buurman / buurvrouw.
Of hulp zoeken bij een pastor, een huisarts of een psycholoog.
Er zijn ook mensen, die gespecialiseerd zijn in rouwverwerking.
Of een brief schrijven naar de overledene; het kan helpen om er (iets) bovenop te komen.
en maak muziek, zing het refrein
jouw lieve lied zal eeuwig zijn
Misschien zijn deze twee regels een troost als u ze meeneemt naar het bermmonument.
11-11-2018 om 12:15
geschreven door Ad Bol
|
|
|
18-10-2018 |
Pater Jezuiet in het Binnenhofje |
In de Arendstraat 35 is het Binnenhofje van Oosterhout.
Vroeger was het de Gasthuisstraat en stond er op die plaats een kerk.
Die kerk, de Heilig Hart van Jezuskerk, de paterskerk, werd gebouwd in 1881.
Architect daarvan was P.J. van Genk uit Leur; hij had meer kerken getekend.
In het Binnenhofje staat een beeldje van een biddende pater, een Jezuiet.
Uit steen gehouwen door de kunstenaar Peter Nuyten.
De pater is psalm 23 aan het bidden in zijn getijdenboek, zijn gebedenboek, brevier.
Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij.
Uw stok en uw staf, zij geven mij moed.
De biddende kijkt niet op of om, maar merkt de winkelende mensen wel op.
Hij ziet ze naar binnen gaan bij de Wereldwinkel, een kapsalon,
een sieradenmaakster, een hebbedingenwinkel, een religieuze artikelenwinkel.
Of ze rusten uit in of bij het restaurant en gebruiken daar iets.
Soms gaat er iemand naar het Stiltecentrum.
Een enkeling steekt een kaarsje op in de Mariakapel, een dagkapel.
De gedachten van de pater gaan naar de stichter van zijn klooster.
Dat was de Spanjaard Ignatius van Loyola, in 1540, na toestemming van de paus.
Aan de ruzies met bisschoppen, omdat deze niet veel van de Jezuieten moesten hebben.
In 1858 kwamen ze naar Oosterhout in een pand, dat er nu nog staat.
Na instemming van de bisschop mochten ze een ruimte verbouwen tot kapel.
En 23 jaar later mochten ze een grote kapel, een kerk, bouwen.
Want groot zou hij zijn; er moesten 500 mensen in kunnen.
Onze pater zit in een licht gebogen houding te overdenken.
Hij draagt een zwarte toog met een band om het middel en een wit boordje.
Sinds 11 september 1996 mag hij zo in het Binnenhofje kijken.
Op die dag heeft een wethouder het beeldje onthuld.
Wat zou het fijn zijn, denkt de pater, als mijn generaal-overste hier zou zijn.
Dat is Arturo Sosa Abascal uit Venezuela.
Of een andere beroemde mede-pater: paus Franciscus.
Deze Jezuiet is nu de leider van de Katholieke Kerk.
Hij voelt even aan het kruisje, dat om zijn nek hangt.
Het is een herinnering aan Jezus Christus, stichter van de Christelijke Kerken.
Ik ben niet bang, ook al is er gevaar.
Ook al is het donker om mij heen.
Want u bent bij mij, Heer,
u beschermt me, u geeft mij moed.
De pater overdenkt de tekst nog even en slaat dan het gebedenboek dicht.
Wij kijken hem nog even aan en zien de buxus en terrasstoelen, te dicht bij hem.
We draaien om en verlaten de plaats waar nog niet zolang geleden de H. Hartkerk stond.
18-10-2018 om 13:50
geschreven door Ad Bol
|
|
|
11-10-2018 |
Processie in Dorst op 7 oktober 2018 |
In Dorst was er al reclame voor gemaakt.
Rechts van de grote ingangsdeuren van de kerk hing een bord, een soort billboard.
Daarop de tekst: 7 okt processie Vredeskapel 11 u
Eerst was er een dienst waarin de pastor voorging.
Tegen twaalf uur kwamen de leden van de fanfare Sint Joris.
Zij hadden zich verzameld in een nabij gelegen pand.
Keurig in het donkerblauw en met hun muziekinstrumenten.
Even later kwamen de kerkgangers naar buiten.
De meesten van hen gingen waarschijnlijk naar hun huizen.
De processie-stoet ging staan zoals het hoort.
De fanfare voorop, daarna de pastor.
Voor hem twee misdienaars met processie-lantaarns.
Tussen de misdienaars een kruisdrager met een eenvoudig kruis met palmtakje.
Daarachter kwamen de kerkgangers, die de dienst hadden bijgewoond.
Onderweg kwamen er nog een aantal mensen bij.
De stoet liep richting de Vredeskapel aan de Vijftig Bunderweg.
Tijdens het lopen speelde de fanfare het lied Te Lourdes op de bergen.
De eerste regels hiervan zijn: Te Lourdes op de bergen verscheen in een grot
vol glans en vol luister de Moeder van God.
Ave, Ave, Ave Maria. Ave, Ave, Ave Maria.
De rij met mensen liep rustig naar de kapel, die in 1955 werd gebouwd.
Maar het andere verkeer had meer haast.
Auto's schoten straatjes in om iets verderop weer op de doorgaande weg te komen.
Een motorrijder wilde voorbij, maar hem werd gevraagd om achter de stoet te blijven.
En u raadt het al: geen eerbied, maar haast deed zijn weg vervolgen.
Een groepje wielrenners zag een piepklein gaatje tussen de stoet en een auto.
Hun niet verantwoorde gedrag werd beloond: zij kwamen voor de stoet.
Bij de Vredeskapel werd een korte herdenking gehouden.
Er werd gebeden voor de inwoners van Dorst, die door de oorlog zijn overleden.
Dat zijn Piet Carton (overleden op de eerste oorlogsdag).
Louis van Dorst (soldaat, die stierf in Birma), broer Toon van Dorst (stierf in een Duits kamp).
Jan Jansen (overleed op 4-jarige leeftijd op de Bevrijdingsdag).
De Engelse piloot Peter Attwooll, die omkwam in de Seterse Bossen.
En de Poolse soldaten Filipczyk, Galuba, Galuszka, Kurjanowicz,
Mazur, Molik en Orzechowski, die stierven in de strijd om Dorst te bevrijden.
Naar Molik en Galuba zijn in Dorst twee straten genoemd.
Na de plechtigheid ging ieder weer zijns weegs.
Als besluit nog twee regels uit het lied, dat fanfare Sint Joris speelde.
De talen der volk'ren verheffen uw naam.
Zij bidden door het Ave Maria tesaam.
11-10-2018 om 11:19
geschreven door Ad Bol
|
|
|
02-10-2018 |
Mariakapel Ruiterspoor Den Hout |
Angstige ogenblikken had een zestigtal inwoners van Den Hout.
Twee dagen, 2 en 3 november 1944, zaten zij in een schuilplaats.
Het was oorlog en er werd gevochten in en rond hun dorp.
Duitse soldaten tegen Poolse soldaten van de Eerste Poolse Pantserdivisie.
De laatsten wonnen de strijd onder leiding van generaal Maczek.
Het was vrijdag 3 november half zes in de middag.
De mensen kwamen uit hun schuilplaats, die onder de molen was.
Ze keken bang, argwanend, blij of door het dolle heen naar de Molenstraat.
Ze renden naar hun huis in die straat, die nu Ruiterspoor heet.
Met elkaar was afgesproken, dat er, als ze het overleefden, een Mariakapel zou komen.
Een kapel, om zo de heilige Maria te danken.
Na enkele maanden werd daarvoor geld ingezameld.
Met dat geld werden materialen gekocht en zou de metselaar betaald worden.
In de zomer van 1945 was het kapelletje, het herdenkingsmonument, af.
De pastoor, Josephus Augustinus Brouwers, heeft het ingezegend.
Hij was pastoor van de H. Corneliuskerk van 13-08-1931 tot aan zijn dood 03-01-1949.
Het kapelletje is gemetseld tegen de muur van de werkplaats.
Die werkplaats was gebouwd tegen de molenaarswoning.
Er werd een gevelsteen met de tekst "Uit dankbaarheid Ruiterspoor 3-11-44" in gemetseld.
In 1984-1985 was er geen geld om het kapelletje op te knappen.
Alleen het hoognodige werd gedaan zoals planten weghalen en herstellen van de bloembak.
Enkele jaren later werd de bloembak vervangen door een houten bloembak.
Een houten betimmering aan het dak was hard nodig.
Het Mariabeeld kwam achter plexiglas te staan.
Voor het zestigjarig bevrijdingsfeest was dit herdenkingsmonumentje niet wat het moest zijn.
Bij het Oranje Comite werd aangeklopt voor een financiele bijdrage.
Die bijdrage kwam er en men ging aan de slag.
Voornamelijk twee inwoners, maar het resultaat mocht er zijn.
Het plexiglas werd vervangen door een fantasievol gesmeed hekje.
Verlichting zorgde ervoor, dat ook 's avonds en 's nachts het Mariabeeld te zien was.
En of er bij deze herinnering aan de oorlog nog wordt gebeden?
Ik zou het niet weten; en laten we eerlijk zijn: het zijn andere tijden.
Andere tijden dan 74 jaar geleden, met name onder de molen De Hoop.
Daar zaten toen zo'n zestig mensen, gekomen door wanhoop.
Mensen, die elkaar kenden, die bij elkaar in de buurt woonden.
Mensen, die het belangrijk vonden, dat herinneringen levend werden gehouden.
Die met elkaar hadden afgesproken om als dank een Mariakapel te bouwen.
Misschien een idee richting stadsbestuur en gemeenteraad:
Dit bouwwerkje opnemen in de lijst van de te onderhouden gebouwen.
En het opknappen / repareren als dat nodig is, met hulp van inwoners van Den Hout.
02-10-2018 om 15:48
geschreven door Ad Bol
|
|
|
22-09-2018 |
Contreie - Houtse Akkers |
Er zijn volop bouwaktiviteiten in de Contreie (betekenis: buurt, streek).
Dat is de naam voor een gedeelte van de Houtse Akkers in Vrachelen.
De Contreie is bedoeld om te wonen, te werken, te ontspannen en te sporten.
Twintig jaar geleden kon niemand zich voorstellen, dat er 820 woningen zouden komen.
En dat er schillende sportvelden aangelegd zouden worden.
Er waren percelen voor akkerbouw en tuinbouw met enkele woningen.
Verbouwd werden prei, suikerbieten, graan, mais en er was grasland.
Ook waren er frambozen en aardbeien, dahlia's en zonnebloemen.
Tussen de struiken stond een mooi gebouwde boomhut.
De gewassen en de bloemen op de akkers verdwenen.
Sloopmachines kwamen om de woningen, meestal boerderijen, te laten verdwijnen.
Andere machines lieten zich zien; zij groeven de grond af.
Dat moet van de Nederlandse Wet en Het Verdrag van Malta.
Als er (grootschalig) gebouwd gaat worden, moet er bodemonderzoek worden gedaan.
Zo worden archeologische resten van bijvoorbeeld grafvelden en gebruiksvoorwerpen bewaard.
En door dat onderzoek is men veel te weten gekomen over de vroegere bewoning.
Dit stukje Vrachelen werd al zo'n 4000 jaar geleden bewoond.
Dat was te zien aan resten van woningen, van een boerderij.
Er zijn grafheuvels gevonden, verbrande botresten, een urnverbrandingsplaats.
Scherven van potten, van een beker, een kan, schalen.
Een vuurstenen bijl, vuurstenen pijlpunten, een bronzen speerpunt.
Bronzen ringen en kogels van ijzer of lood.
Ook karresporen en resten van oude paden.
Deze archeologische opgravingen zijn door professionals uitgevoerd.
Ook zijn er door amateur-archeologen opgravingen gedaan.
Twee van hen, Mohammed en Stan, zijn helaas te vroeg overleden.
Door die opgravingen zijn er eeuwenoude bloemenzaden naar boven gekomen.
Hieruit kwamen weer bloemen; mogelijk zijn er ook bloemenzaden bewust gestrooid.
Bloemen, die er gestaan hebben: klaprozen, margrieten, korenbloemen, boterbloemen.
De zeldzame amsinckia, biggenkruid, boerenwormkruid, duizendblad en herderstasje.
Die bloemen trokken weer vlinders aan, zoals dagpauwoog.
Koolwitje, rode admiraal, boomblauwtje, bruine vlinder en lieveling.
En roofvogels zijn er regelmatig boven die prachtige natuur gezien.
Enkele jaren later kwamen de graafmachines naar de Contreie.
Er werden straten uitgegraven en machinaal bestraat.
Zij kregen namen, die met vroeger te maken hadden, bijvoorbeeld Bronstijd.
Ijzertijd, Steentijd, Karrespoor, Pijlpunt, Stuifduin en Jachtkamp.
In de nieuwe wijk komen (sociale) huurwoningen, koopwoningen en zelfbouwwoningen.
Het speelparkje nodigt uit, zo ook een speelwei en een nog aan te leggen groenstrook.
Met de verplante lindeboom zal de Contreie een prettige woonwijk worden.
22-09-2018 om 00:00
geschreven door Ad Bol
|
|
|
09-06-2018 |
Het Kromgat |
Het Kromgat (Cromme gat) is een kreek, die ontstaan is in november 1421.
Toen braken er dijken door, waardoor er veel land overstroomde.
Die overstroming kreeg de naam Sint Elisabethsvloed, naar de naamdag van Elisabeth.
Deze kreek is te vinden in de Oranjepolder (De Blokkenpolder) ten noorden van Oosterhout.
Een andere naam voor kreek is waterloop, hier een door de natuur gevormd water.
Het is een waterloop met een geschiedenis van bijna 600 jaren.
Die overstroming bracht niet alleen deze kreek, maar zette ook klei af.
Ook in het gebied, waar nu het stadsdeel Dommelbergen is.
Er volgden in 1422 en 1424 nog meer overstromingen.
Een groot deel van de toenmalige polders stond onder water.
Er waren meer kreken sinds 1421, maar deze zijn gedempt en werden polderland.
Al in de Middeleeuwen werd de Oranjepolder gebruikt voor weiland en hooiland.
Het veen, dat er lag, is door de eigenaren afgegraven.
In die tijd al waren er ruzies (kwesties): Wie was de eigenaar van welk stuk?
De boeren (gebruikers) hadden graag dat de polders elk jaar overstroomden i.v.m. de klei.
Maar de eigenaren wilden de polders graag bedijken.
Nog niet zo lang geleden had de Oranjepolder verschillende namen:
Oranjepolder, Oostpolder, Slikpolder, Oliezandpolder, Hillenpolder,
Republiekpolder, Lagepolder, Noorderpolder en Snellenspolder.
Dikwijls waren die toenmalige polders versnipperd door erfenissen.
De kreek en de sloten moesten zorgen voor het afvoeren van een teveel aan water.
Een gemaal bij de sportvelden aan de Elskensweg loost op het Kromgat.
Omdat de klei-afzetting ook in Dommelbergen was, kan daar een teveel aan water zijn.
Er zijn verschillende gemalen geplaatst en er is een aantal keren gebaggerd.
Het waterpeil in het Kromgat is nu onder controle; er is geen eb en vloed meer.
's Zomers staat het ongeveer 30 cm boven NAP en 's winters ongeveer 45 cm boven NAP.
Via een sluis komt het water uit in de Donge (dicht bij de A59).
De Brabantse Delta zorgt voor het onderhoud van het Kromgat.
In 1994 zijn de oevers onder handen genomen en er is mooie beplanting gekomen.
Onder andere liesgras, maar eerlijk is eerlijk: daardoor is het water niet altijd goed te zien.
Het heeft mèt de Kwestieuze-brug (uit 1950) eroverheen een cultuur-historische waarde.
Daarom mogen er ook geen afgravingen en uitgravingen gedaan worden.
In het Kromgat waren vroeger boten / schuiten te vinden met mest.
Die mest werd naar een plaats bij de Leijsenstraat gebracht.
Boeren kwamen die mest halen om ze uit te strooien over hun land.
Naast de kreek werd een fietspad / wandelpad aangelegd: Kromgatweg.
Vogels, zoals vinken en roofvogels kun je zien wegvliegen.
Een karekiet zong zijn lied, maar was niet te zien.
En natuurlijk zijn er broedende vogels, die wijselijk hun snavel houden.
Mocht u tijd hebben om te gaan kijken: de kreek ligt er mooi te wezen.
09-06-2018 om 17:24
geschreven door Ad Bol
|
|
|
28-05-2018 |
Soldaat in Blitar |
De Tabinta, een omgebouwd passagiersschip, was op weg naar Nederlands-Indië.
Het schip werd door de Nederlandse regering voor enkele jaren gebruikt.
Van 1946 tot en met 1949 werden soldaten naar het huidige Indonesië gebracht.
Dat gebeurde ook op 4 juni 1947 toen dit schip vertrok naar Tandjong Priok.
Aan boord waren nogal wat soldaten, die de "orde en rust" moesten gaan bewaren.
Voor het merendeel jonge mannen, jonge soldaten, die gingen vechten voor het vaderland.
Een van hen was Hubertus Marinus van M, geboren te Oosterhout op 20 september 1926.
Wat liet hij veel achter in Nederland, in Zeeland.
Zijn woonplaats Middelburg, zijn ouders, zijn broers en zussen.
Maar vooral zijn jonge vrouw en hun nog niet geboren kind.
De reis met de Tabinta duurde ruim drie weken.
En vanuit de havenplaats bij Jakarta was het nog een grote afstand tot Blitar.
Hubertus was dienstplichtig soldaat bij de Koninklijke Landmacht, zoals vele anderen.
Hij hoorde bij het Vierde Bataljon van het Garde Regiment Prinses Irene.
In Blitar was een legerkamp, dat hun eindbestemming was.
Het was hun taak om de vechtende partijen uit elkaar te houden.
En dat waren er nogal wat, kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
17 augustus 1945 was de Republiek Indonesia uitgeroepen door Soekarno.
Er was dus een grote groep republikeinen (Indische bevolking en hun strijders).
Er was het Nederlandse Leger, Engelse Leger, Koninklijk Nederlands Indisch Leger,
Euro-Aziatische bewoners, Chinezen, Arabieren, Nederland-aanhangers,
rebellen, oorlogsvrijwilligers, Indiase soldaten, teruggekeerde krijgsgevangenen,
vrijgelaten gevangenen en achter gebleven Japanse soldaten.
Daarbij kwamen nog de gevolgen van de Bersiap (opstand van oktober 1945 tot februari 1946).
Er waren plunderende partijen, martelende partijen, moordende partijen.
Bijna iedereen van de strijdende groepen maakte zich schuldig aan gruweldaden.
Onnodige daden, onmenselijke akties tegen vooral de gewone bevolking.
Er werd een vuile oorlog gespeeld, een oorlog van ongekende gemeenheid.
En daarin waren Hubertus en zijn mede-soldaten terecht gekomen.
Een jonge leeftijd en een korte leger-opleiding was alles wat ze hadden meegenomen.
Op 17 maart 1949 werden Hubertus en een mede-soldaat, Feller, in Blitar gedood.
Aan hun jonge leven kwam een einde in een plaats hier 20.000 km vandaan.
Twee van de 44 soldaten, die in Blitar het leven lieten.
De gemeente Middelburg, waarnaar Hubertus op jonge leeftijd verhuisde, kreeg bericht.
"Op 30 mei 1949 ontvangen van het Hoofd van het Departement van Justitie
een afschrift van een akte ingeschreven in het register van overlijden
van krijgslieden te Blitar, Indonesië, waaruit blijkt, dat op zeventien maart
dezes jaars te twaalf uur vijftien minuten in het district Blitar is overleden
van M. Hubertus Marinus, oud twee en twintig jaren, dienstplichtig soldaat Eerste Klasse."
Hubertus is begraven op het Nederlandse Ereveld Kembang Kuning te Surabaya, Indonesië.
28-05-2018 om 16:19
geschreven door Ad Bol
|
|
|
20-05-2018 |
Pastoor verbannen uit Dorst |
Dorst, een klein kerkdorp van Oosterhout, met nog geen 300 inwoners in 1740.
Alleen de eerste mei van elk jaar kon je "over de koppen lopen".
Dan was het "Meikesdorst"; in de volksmond "Maaikesdorst".
Die dag werd Sint Marcoen extra vereerd en er werd gebeden om genezing.
De mensen wilden gezegend worden met Marcoen-water tegen klierziekten in de keel.
Van heinde en verre kwamen de mensen; de meesten lopend.
Buiten, bij de zogenaamde schuurkerk, werden kraampjes met koopwaar gezet.
Die schuurkerk was op de zolder van de school; op die plaats staat nu de voormalige pastorie.
De pastoor van die kerk genoot, want zoiets bracht geld in het laatje.
Een bakker, Adriaan Struijk, uit Oosterhout, was bijzonder boos.
Hij mocht zijn kraam niet zetten; misschien omdat hij Protestant was?
Een aanklacht diende hij in tegen de pastoor, Augustinus van Rijckevorsel.
En die boze brief stuurde hij naar de "Raad van Brabant" in 's Gravenhage.
Pastoor Augustinus van Rijckevorsel kwam uit een vooraanstaande familie.
Hij werd in 1669 geboren in Breda als zesde zoon in het gezin.
Zijn broers waren Cornelis (1655), Johannes (1660), Joachem (1660), Francois (1664),
Jacob (1667) en Godefridus (1674); een zus heette Anna (1658).
Zijn vader was Augustinus van Rijckevorsel; moeder was Anna van den Kieboom.
De pastoor verzorgde de katholieke erediensten op de zolder van het schoolgebouw.
En niet in de toenmalige Drievuldigheidskapel; deze was van de Protestanten.
Adriaan Struijk wachtte op antwoord van de "Raad van Brabant".
En dat antwoord kwam: pastoor van Rijckevorsel werd verbannen.
Hij mocht geen priester meer in Dorst zijn; hij moest weg, weg uit Dorst.
En daarvoor moest de schout van Oosterhout zorgen, Simon Adriaan de Vries.
Deze woonde aan de Heuvel, daarvoor huurde hij slotje Brakestein.
De Vries deed wat hij moest doen; hij was bang om anders zijn baan te verliezen.
Destijds had hij deze baan gekocht voor 20.000 gulden.
Kun je wel nagaan, dat er aan het schoutschap goed te verdienen was.
Dit ontslag moet ook gezien worden tegen de achtergrond van die tijd.
De strijd van Protestanten tegen Katholieken in de achttiende eeuw.
Zijn moeder Anna was oorspronkelijk Protestant, maar werd Katholiek.
Augustinus zelf koos uitdrukkelijk voor het katholieke geloof: hij werd priester.
Ook zijn broer Francois werd priester; later werd deze pastoor in Loon op Zand.
Een andere broer, Jacob, was notaris en wilde dat in Breda zijn.
Om dat te bereiken heeft hij 5 jaar moeten schrijven naar de "Raad van Brabant".
De bedevaart ter ere van Marcoen in Dorst kwam op een laag pitje te staan.
De marktkraampjes op het Kapelerf en bij de schuurkerk verdwenen.
Dorst bleef vanaf 1 mei 1741 weer het kleine dorp, althans voorlopig.
En wat gebeurde er met de Dorstse pastoor van Rijckevorsel?
Er is alleen bekend, dat hij vertrok naar Meerle (nu België) en overleed op 23 augustus 1748.
20-05-2018 om 14:45
geschreven door Ad Bol
|
|
|
07-04-2018 |
Molen Victoria in Oosteind |
Johannes Martinus Teurlings uit Tilburg was 25 jaar en had plannen.
Hij wilde de kost gaan verdienen als molenaar in Oosteind.
De vergunning om hiervoor een molen te bouwen kwam in 1890.
En in hetzelfde jaar werd de molen aan de (nu) Provinciale Weg 143 gebouwd.
Het werd een ronde stellingmolen van 9 meter hoog, opgemetseld met stenen.
Hij en zijn vrouw Johanna Catharina van Riel gingen in het huis Provinciale Weg 143 a wonen.
De molen werd gebruikt als korenmolen en als schorsmolen.
De wieken werden aangedreven door de wind.
De molen had een stelling, een galerij of een omloop.
Vanaf hier kon aan de wieken worden gedraaid en zeilen aan de wieken worden gemaakt.
Omdat deze molen in een bebouwde omgeving stond, moest hij hoog worden.
Dat was nodig om de wind goed te kunnen opvangen.
Daardoor konden de machines in de romp hun werk doen: graan malen.
Maar in de romp van die molen werd ook eikenschors vermalen.
Eikenschors werd gebruikt bij het looien van leer.
Voor het gemalen graan (bloem) en de vermalen eikenschors was een markt.
Rond 1890 waren er in Nederland ongeveer 9000 molens.
Om niet afhankelijk te zijn van de wind liet Teurlings een zuiggasmotor komen.
Deze motor had steenkolen en hout nodig om de molenstenen te laten werken.
Tien jaar later, in 1919, kwam er een leerlooierij bij.
Na de dood van zijn vrouw verkocht de molenaar/leerlooier de molen, de looierij en woonhuis.
De nieuwe eigenaar werd Augustinus Adrianus van Gorp, afkomstig uit Alphen.
Enkele jaren later, in 1929, kreeg Van Gorp veel pech.
De molen brandde grotendeels uit; hij werd hersteld en verbouwd.
De molenaar begon een graanmaalderij, aangedreven door een motor.
Hierdoor waren wieken overbodig, dus er kwamen geen nieuwe wieken.
Het bedrijf werd een onderdeel van een mengvoederfabriek.
In de jaren veertig werd het graan en de schors elektrisch gemalen.
Vanaf 1952 werd het veevoeder gemaakt d.m.v. een hamermolen.
Deze hamermolen vermaalde de grondstof tot kleine deeltjes, waarna het voeder geperst werd.
Twee dagen vóór zijn 59 ste verjaardag overleed Augustinus in 1954.
Zijn zoons Victor en Sjaak zetten het bedrijf voort.
De molen kreeg de naam Victoria.
In 2004 is het bedrijf verhuisd naar Waspik, kort daarna naar Waalwijk.
Het bedrijf handelt nu onder de naam Van Gorp Diervoeders.
De molen Victoria in Oosteind wordt weer in ere hersteld.
Hiervoor is een stichting gekomen: Stichting Molen Victoria Oosteind.
Met de restauratie van de romp is intussen begonnen.
Van verschillende kanten zijn subsidies binnengekomen; dat geld is hard nodig.
Over enkele jaren kunnen de Oosteindenaren trots zijn op een Rijksmonument.
07-04-2018 om 17:58
geschreven door Ad Bol
|
|
|
29-03-2018 |
Een foute burgemeester |
De Tweede Wereldoorlog is ook niet aan Oosterhout voorbijgegaan.
Zichtbaar was de benoeming van een burgemeester, die lid was van de NSB.
De zittend burgemeester, TMA ridder De van der Schueren, werd aan de kant geschoven.
De commissaris-generaal voor bestuur en justitie benoemde Jan Mertens.
JAJM Mertens, geboren 20 juli 1898 te Breda.
Hij was lid van de Nationaal Socialistische Beweging.
Een politieke partij, die opgericht was in 1931 door Anton Mussert.
De burgemeestersbenoeming van Mertens was begin november 1943.
Maar zoals in veel steden en dorpen, was hij een marionettenburgemeester.
De eigenlijke macht lag bij de Duitser Friedrich, hoofdcommandant.
Deze besliste wat er wel en niet mocht in Oosterhout, Den Hout, Oosteind en Dorst.
Mertens was in 1925 getrouwd met Cornelia B.
Vanaf november 1943 woonden zij met hun kinderen in de Arendstraat 13.
Een ruim huis, op stand, zoals dat toen heette.
Ervaring in de politiek had hij helemaal niet.
Zijn beroep was assuradeur, makelaar in assurantiën (verzekeringen en hypotheken).
Zijn vader had in Breda het zelfde beroep gehad.
Tijdens de periode Mertens was er een avondklok.
Van veel inwoners werden eigendommen gestolen.
De mensen werden tegen gewerkt en moesten veel van hun vrijheid inleveren.
En dat onder een burgemeester, die juist had moeten opkomen voor de inwoners.
Veel NSB-burgemeesters voelden zich in het nauw gedreven.
Zij kregen zelfs een pistool om zich eventueel te verdedigen.
De bevrijding kwam eerder dan Mertens gedacht had.
Hij werd ontslagen per 31 oktober 1944.
Ruim 400 burgemeesters met een NSB-achtergrond werden ontslagen.
Ze werden gearresteerd door de Nederlandse politie.
Maar ook door mensen uit het verzet.
De groep van 400 is ook strafrechtelijk vervolgd.
Ze kregen door een rechter een straf opgelegd.
Voor Jan Mertens was dat 4 jaar gevangenisstraf.
De namen van de veroordeelden kwamen in de Staatskrant.
Ze kregen na de oorlog ontslag, dikwijls met terug werkende kracht.
Dat wil zeggen, dat hun ontslag al eerder was ingegaan.
In veel gevallen werd het salaris stopgezet.
De pensioenrechten, die ze hadden opgebouwd, vervielen.
Allemaal zaken, waaraan de jonge kinderen van Mertens niets konden doen.
Het huis in de Arendstraat, dat een Rijksmonument was, is gesloopt.
Alleen het bovenste gedeelte van de voorgevel is nog origineel.
In het opnieuw opgetrokken pand zijn nu twee winkels.
29-03-2018 om 16:28
geschreven door Ad Bol
|
|
|
16-01-2018 |
Zwerfafvalpakker |
Misschien herkent u ze, de ZAPpers, de zwerfafvalpakkers?
Mensen die met een afvalknijper het vuil van de straat of in de natuur pakken.
Dat vuil gaat in een oranje plastic zak, waaromheen een ring is.
Zij doen dit werk vrijwillig; ze willen een schone omgeving.
Schonere straten, schonere plantsoenen, schonere parken, schonere natuurgebieden.
Ze zorgen ervoor, dat de omgeving er netjes uitziet voor hen zelf, maar ook voor anderen.
Zo'n afvalruimer kunt u ook worden; in Oosterhout zijn er al 180 geregistreerd.
U kunt werken in uw straat, uw buurt of in een andere buurt van de stad of kerkdorp.
En wat er zoal gevonden wordt? Ga er maar eens voor zitten of: houd u schrap.
flessen (glas, kunststof), blikjes, kartons, papier, plastic (drugs)zakjes, rietjes,
kauwgom, plastic boodschappentassen, takken van hondenbezitters, bierflesjes,
lappen, zakdoekjes, condooms, stenen, planken, gedeelten van meubels,
kunststof schaaltjes voor frites en snacks, kledingstukken (ook onderbroeken),
snoeppapier, sleutels, hondenpoep, sigarettenpeuken, electronica-onderdeeltjes,
afgeschoten vuurwerk, plastic zakken met afval erin, afgedankte kamerplanten,
tuinafval, hydro-korrels, kunststof bloempotten, lege spuitbussen, kroonkurken,
houten vlonders, spijkers, schroeven, moeren, revetjes, schroevendraaier, wietafval.
Soms zie je letterlijk, dat het afval op de straat wordt gedumpt.
Het portier van een auto gaat open en een hand komt naar buiten.
Iets erin zwaait richting onderkant auto en na het wegrijden blijft het afval liggen.
Mensen staan er niet bij stil hoe lang het duurt eer het weggegooide afval is "afgebroken".
Wist u, dat een sigarettenpeuk met filter er minstens 2 jaar over doet om te verdwijnen?
Kauwgom kan wel 20 jaar vastgeplakt zitten op een stoeptegel.
Een leeg blikje maakt het helemaal bont: het blijft er 50 jaar liggen.
En een kunststof fles heeft nog meer tijd nodig om helemaal weg te zijn uit de natuur.
Een luchtballon is leuk in de lucht, maar pas na 20 jaar is hij echt weg.
Natuurlijk zijn er genoeg redenen om alle rotzooi niet op te ruimen.
Zoals: Daar ben ik te oud voor, ik werk, er zijn genoeg jongeren,
als nu iedereen zijn eigen troep eens opruimt, laat het mensen met een taakstraf doen.
Weet u ook nog een reden om het niet te doen? Zo ja, erg jammer.
U kunt beter een reden zoeken om ook het zwerfafval op te ruimen.
Mensen moeten beseffen, dat de natuur die troep niet alleen aan kan.
In Oosterhout helpen de ZAPpers de gemeente die afvalberg van 300.000 kilo op te ruimen.
Sommige dingen van het afval worden weer gerecycled.
Dàt en een schone stad, een schoon dorp, moeten de 181 ste ZAPper aanspreken.
U kunt zich aanmelden bij de gemeente via telefoon, app, balie of e-mail.
De gemeente zorgt er voor, dat u een afvalknijper, oranje zakken, een ring en een hesje krijgt.
"Schoon trekt schoon aan" is het motto van de gemeente en de zwerfafvalpakkers.
De natuur, de stad en 55.165 inwoners zullen blij zijn als u deze stap zet.
Misschien komen er dóór u weer meer ZAPpers in Oosterhout, Den Hout, Oosteind en Dorst.
16-01-2018 om 12:30
geschreven door Ad Bol
|
|
|
26-12-2017 |
Kerst in een cel |
In 1756, zijn geboortejaar, was de naam Pieter, Petrus, bij de populairste jongensnamen.
En in 1827 de eerste kerst in een gevangenis van een Oosterhoutenaar.
Pieter de Prenter kwam in een cel, iets groter dan een kribbe.
Pas opa geworden van een kleinzoon, die hij niet zag opgroeien.
"Onze" Pieter was geboren op vrijdag 25 juni 1756 in Oosterhout.
Vader was Cornelis de Prenter en moeder Elisabeth Petrus Vermeulen.
Getuigen: Joannes Vermeulen en Petronella de Prenter.
Pieter groeide op in een gezin met tenminste 5 kinderen.
Tot hij de ware ontmoette: Johanna Cornelisse Kouwelaar, geboren in 1747 te Oosterhout.
Vóór haar huwelijk met Pieter was zij gehuwd geweest met Adriaen Peter Bakx (mei 1777).
Deze Adriaen had twee kinderen uit een eerdere relatie.
Adriaen en Johanna kregen 4 kinderen: Petrus, Maria, Cornelius en Joannes.
In het huwelijk van haar en Pieter kwamen 5 kinderen.
Cornelia, Franciscus, Antonia, Petrus, Adrianus (vroeg overleden) en nog een Adrianus.
Al die kinderen opgeteld, was het een groot gezin.
En zoals dat gaat: de kinderen verlieten de ouderlijke woning.
Johanna, de vrouw van Pieter, Petrus, overleed 21 februari 1820 te Oosterhout.
Hij leefde zijn leven tot in het jaar 1827 .
Toen werd hij gearresteerd; hij had iets gedaan wat niet mag en niet kan.
De aanklacht was: Aanranding van minderjarigen.
Dat was ongehoord voor een 71-jarige, een man op leeftijd.
De straf was niet mals: 10 jaar en tp.
Het was 6 november; hij zou dus kerstmis "vieren" in gevangenschap.
Er zouden nog 7 van zulke kerstmissen volgen.
Het leven in de gevangenis in die tijd was geen lolletje.
De schande was in een Oosterhoutse familie gekomen.
Het strafvonnis werd uitgesproken door het Hof van Assisen te 's Hertogenbosch.
Hij had ook tp gekregen; dat betekende te pronkstelling.
Vastgebonden staan op een schavot en uitgelachen en bespot door de mensen.
Zo'n te pronkstelling kon ook gebeuren in de gevangenis.
Opgelegd door de rechter en in dit geval voor maximaal 10 jaar tijdens de maaltijd.
6 November 1830 werd hij overgebracht naar de strafgevangenis te Woerden.
Deze was in een voormalig kasteel, dat gebouwd was in 1410 .
Getallen, waarachter veel leed zat, een persoonlijks leed, maar ook een familieleed.
Er zaten mensen vast van 6 maanden tot 22 jaar.
Op 14 februari 1835 overleed Pieter de Prenter in gevangenschap.
Nummer 180 kon in het gevangenis-register doorgestreept worden.
Leeftijd 79, maar die laatste jaren hadden anders kunnen zijn.
Naar zijn laatste gedachten kunnen we alleen maar raden.
Maar zeer waarschijnlijk heeft hij spijt gehad, heel veel spijt.
26-12-2017 om 15:39
geschreven door Ad Bol
|
|
|
03-12-2017 |
Huis van Oranje - Nassau en Oosterhout |
Al honderden jaren komen de Oranjes naar Oosterhout.
Het ging soms om officiële bezoeken, maar dikwijls om een klooster.
Dat klooster is het Sint Catharinadal aan de Kloosterdreef 1 - 3 .
De zoons van Willem van Oranje, Maurits en Frederik Hendrik, steunden de eerwaarde zusters.
Het was een moeilijke tijd voor katholieken, dus ook voor een kloosterorde.
Frederik Hendrik liet de zusters "Nonnen van Sinte Katarinen-dal,
die hij met haare bewilliging, verplaatste te Oosterhout".
Dat is te lezen in een boek uit 1744 van Thomas Ernst van Goor.
De zusters woonden in Vroenhout (Roosendaal), Breda en Oosterhout.
Het voortbestaan van St. Catharinadal is te danken aan de prinsen van Oranje.
Daardoor wordt dit klooster ook wel Oranjeklooster genoemd.
Er waren ook leden van de familie Nassau als zuster in dit klooster geweest.
De kleinzoon van Frederik Hendrik, prins Willem Hendrik, had gronden in Oosterhout.
Deze gronden heten nu "Gecombineerde Willemspolder" te Oosteind.
De prinsen/stadhouders Willem lV en Willem V brachten ook een bezoek aan Oosterhout.
Deze eerste prins gaf toestemming om een handboogschuttersgilde op te richten. (St. Sebastiaan)
Het St. Catharinadal werd door de twee prinsen niet vergeten.
Prins Frederik, zoon van koning Willem 1, had veel gronden in en rond Oosterhout.
Deze gronden kreeg hij in 1840 van de Staat in eigendom.
Toen hij overleed (1881) kwamen die gronden weer aan de Staat der Nederlanden.
De koningen Willem 1 en Willem 11 brachten de zusters van het Catharinadal ook een bezoek.
Willem 11 had de proost (geestelijk leider) van het klooster een kelk geschonken.
De zusters hadden Willem 11 (toen nog kroonprins) antieke meubels gegeven.
In 1834 bracht deze kroonprins een bezoek aan het Sint Sebastiaan handboogschuttersgilde.
En in 1839 bezocht hij Dorst tijdens zijn reis van Tilburg naar Breda.
Daar werd hij verwelkomd door de schutterij en baron Van Oldeneel tot Oldenzeel.
Waarschijnlijk kwam Willem 11 in café (herberg) "Van Gendt en Loos".
Eigenaresse was Mooie Keetje, ofwel Anna Cornelia van der Maade (zie foto).
Dit café stond waar nu de kruising Leijsenhoek - Mathildastraat is.
Ook zijn zoon, koning Willem 111, kwam er: Keetje kreeg van hem een gouden halsketting.
De koning was in dat jaar, 1870, bij het schuttersgilde vanwege het honderdjarig bestaan.
Willem 111 logeerde in hotel "Koppelpaarden", dat naast "Van Gendt en Loos" stond.
Zijn dochter, koningin Wilhelmina, bezocht Oosterhout in 1916.
Zij inspecteerde de legertroepen en bezocht het Sint Catharinadal.
In de tuin van de Herensociëteit (nu Stadstuin De Schelp) woonde zij een concert bij.
Ook haar man, ZKH prins Hendrik, kwam naar het klooster aan de Kloosterdreef.
Hun dochter, koningin Juliana, bezocht Oosterhout in 1938, 1949 en 1971 .
26 november 1982 was koningin Beatrix te gast bij de zusters Norbertinessen.
En de laatste koninklijke gasten waren koning Willem-Alexander en koningin Maxima in 2015 .
De Oranjes en Oosterhout: vierhonderd jaren in 40 zinnen.
03-12-2017 om 12:00
geschreven door Ad Bol
|
|
|
11-11-2017 |
|
11-11-2017 om 17:40
geschreven door Ad Bol
|
|
|
|
Andrzej Franciszek Molik |
In de jaren 80 van de vorige eeuw kreeg Dorst een uitbreidingsplannetje.
Een van die straten daarin werd vernoemd naar Andrzej Franciszek Molik.
Molik, een Poolse soldaat, die heeft meegeholpen om Dorst te bevrijden.
In de oorlog van 1940-1945 (of beter 1939-1945) was hij gevlucht naar Frankrijk.
Dat hadden veel Poolse soldaten gedaan; daar zat ook hun regering.
Via Gibraltar en Portugal konden zij naar Schotland vluchten.
Daar werd in 1942 de Eerste Poolse Pantserdivisie samengesteld.
De bedenker ervan was de toenmalige generaal-majoor Stanislaw Maczek.
Dit legeronderdeel heeft er mede voor gezorgd, dat Europa bevrijd werd.
Het begon met de landing in Normandië, ook wel D-Day genoemd.
West-Frankrijk werd bevrijd, ook Parijs, Brussel, Luik, Antwerpen.
Zeeuws-Vlaanderen, West-Brabant, Roosendaal, Etten-Leur, Dorst.
28 oktober 1944 vocht in Dorst de Eerste Poolse Pantserdivisie.
Molik, Galuba, Mincer en veel andere Poolse soldaten vochten met de vijand.
Andrzej en de zijnen versloegen de tegenstander; Dorst was bevrijd.
Maar andere vijandelijke legeronderdelen kwamen vanuit de bossen.
Zij heroverden op 29 oktober 1944 's morgens vroeg dit plaatsje.
Er vielen gewonden en zelfs doden: 7 Polen en 6 Duitsers.
Onder die doden was helaas ook Andrzej Franciszek Molik.
Zijn dode lichaam werd gevonden bij een waterput van een boerderij.
Dat was op de grens Dorst-Bavel in de Lijndonkseweg, bij de Lage Aard.
De hele dag werd er tussen beide partijen hard gevochten.
Maar de gealliëerden wonnen: Dorst was weer bevrijd op 29 oktober 1944.
In de avond van die dag begroeven de Poolse soldaten hun kameraad.
Gestorven voor Polen, gestorven voor Nederland, gestorven voor Dorst.
Andrzej Molik mocht maar 31 jaar worden.
Geboren in Krakau (Krakow) te Polen op 5 oktober 1913.
Overleden op 29 oktober 1944 te Dorst, een voor hem onbekend dorp.
Hij werd begraven in een weiland, perceel nummer B 232 .
De soldaten trokken verder, want er was nog veel te doen, nog veel te bevrijden.
Korporaal Molik bleef achter, maar hij werd niet vergeten.
Twee jaar later, 29 oktober 1946, werd hij herbegraven.
Zijn graf is nu te vinden op de begraafplaats aan de Vogelenzanglaan 17 a te Breda.
Op de grafzerk, in kruisvorm, zijn naam, geboortedatum en overlijdensdatum.
Zijn rang (kapral, korporaal), legeronderdeel en legernummer 7985 .
En het Poolse legersymbool: een helm met adelaarsveren.
Dat symbool herinnert aan de Slag bij Wenen in het jaar 1683 .
Andrzej F. Molik en de andere 79 gesneuvelden riep ik toe: Mannen, bedankt.
En bij de grafzerk van Molik heb ik een verloren gewaaid kaarsje gezet.
In de Vredeskapel te Dorst is een marmeren plaat met daarin zijn naam: Molik Andrzej.
11-11-2017 om 17:39
geschreven door Ad Bol
|
|
|
21-10-2017 |
Lenaert van Boischot |
Twee zinnen uit een oud lied, het Nederlandse volkslied:
"..........den Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.
In Godes vrees te leven heb ik altijd betracht."
Iemand, die zich daar goed aan hield, was een inwoner van Oosterhout.
Zeker niet de minste; hij was schout van die plaats.
Lenaert van Boischot werd geboren in 1532 als zoon van Jan Baptist en Elisabeth van Doerne.
Zijn vader was secretaris in de gemeente Oosterhout.
Lenaert (Lennaert van Boeschot) werd al op jonge leeftijd schepen in zijn woonplaats.
Met de andere schepenen en de schout, Jan Maschereel, bestuurde hij deze plaats.
In 1561 trouwde hij met Mariken Quirijnen.
Hij was rentmeester / zaakwaarnemer voor verschillende voorname personen.
Jan Maschereel woonde in slotje De Blauwe Kamer (nu Sint Catharinedal).
Deze Jan was vóór de prins van Oranje en tegen de Spaanse koning, Filips ll.
Door de Spaanse generaal Alva werd hij ontslagen.
En in zijn plaats werd op 1 maart 1570 Lenaert van Boischot de nieuwe schout.
Ook werd hij kastelein, d.w.z. kasteelbewaarder, van Huis ten Strijen (Slotbosse Toren).
Dit was eigendom van het huis Oranje-Nassau en werd opgeëist door de Spaanse koning.
Het was een drukke tijd, want de Tachtigjarige Oorlog was pas begonnen.
Lenaert kreeg een zware opdracht: handhaven van de veiligheid in Oosterhout.
Hij moest rechtspreken en zorgen dat de vonnissen werden uitgevoerd.
De wetten van de Spaanse koning Filips ll moesten nageleefd worden.
Hiervoor moest Van Boischot de eed afleggen bij de drossaard van Breda.
In die tijd werden mensen, die van katholiek overgingen naar protestant, ketters genoemd.
Van Boischot was hierop tegen en liet de namen van enkele Oosterhoutenaren opschrijven.
Deze lijst liet hij ophangen op de deur van de Sint Janskerk op de Vismarkt.
Alva veroordeelde hen, in naam van de koning, ter dood.
Wat zij aan goederen hadden, ging naar de Spaanse staat, d.w.z. naar Filips ll .
Lenaert moest ervoor zorgen, dat dit vonnis werd uitgevoerd.
Niet iedereen in Oosterhout was het met hem eens, zeker niet de aanhangers van de prins.
Het verhaal gaat, dat hij op zondag 7 augustus 1572 gevangen werd genomen.
De Watergeuzen (aanhangers van prins Willem van Oranje) overvielen hem.
Dat was tussen het Kasteel ten Strijen en de Sint Janskerk.
Hij werd overgebracht naar Gorinchem, dat toen in handen was van de Watergeuzen.
Daar werd hij beschuldigd omdat hij tegen de prins was en omdat hij katholiek was.
Er volgden gesprekken, maar Lenaert bleef katholiek en vóór de koning.
Het vonnis viel en werd enkele weken later uitgevoerd.
8 september 1572, 's morgens, werd Lenaert van Boischot opgehangen.
Pas 's avonds mochten vrienden hem van de galg halen en begraven.
Zijn vrouw en zeven kinderen bleven achter; het achtste kind op komst.
Naar hem is 380 jaar later een straat in Oosterhout vernoemd: Van Boischotlaan (zie foto).
21-10-2017 om 15:40
geschreven door Ad Bol
|
|
|
13-10-2017 |
Vijf jaren weggegooid |
Op 10 juni 1819 was Oosterhout een inwoner rijker.
Die dag werd namelijk Cornelis van den Heuvel geboren.
Het gezin zou later 7 kinderen hebben, waarvan er één vroeg stierf.
Vader Philibert en moeder Johanna Klaassen probeerden voor die kinderen te zorgen.
Al gauw leerde Cornelis om stoelen te matten.
Riet zó proberen te vlechten, dat het een zitting voor een stoel werd.
Hij maakte er zijn beroep van, ook toen hij getrouwd was.
Zijn liefde vond hij in Elisabeth Verhulst, een Oosterhoutse.
Samen gingen zij wonen in het Kegelstraatje, een zijstraat van de Heuvel.
Dit straatje heet nu Heuveleind en gaat naar Arendshof.
In die buurt, wijk D nr 349), waren veel pottenbakkerijen.
Zij hebben ook enkele jaren gewoond in wijk A, achter de Sint Janbasiliek.
In Oosterhout kregen ze drie kinderen: Maria, Philibert en Johanna.
Het eerste kind stierf 10 weken na de geboorte.
Kort na de geboorte van hun derde kind, verhuisden ze naar Zevenbergen.
En daar maakte Cornelis een fout, een verschrikkelijke fout.
Hij werd gearresteerd en veroordeeld voor "Aanranding der Eerbaarheid".
Het vonnis was op 24 november 1850 in de Arondissementsrechtbank te Breda.
En op 8 januari 1851 werd hij veroordeeld door het Provinciaal Gerechtshof.
De aanklacht was: Openbare schennis der eerbaarheid of zedelijkheid".
"Eerloos en vijf jaren tuchthuis" was de straf, die hij kreeg.
Nog diezelfde dag werd hij "ingeschreven en overgenomen uit het Huis van Justitie".
De overbrenger / transporteur was marechaussee Gelen.
J. Hakker was verantwoordelijk voor zijn aanname in 's Hertogenbosch.
Dat was een zwarte dag in het leven van het gezin Van den Heuvel.
Of beter gezegd: Vijf zwarte jaren in dit jonge gezin.
29 juni 1851 is hij van 's Hertogenbosch overgebracht naar de mannengevangenis in Woerden.
Hier stond een gebouw, Het Kasteel genaamd, waar hij de straf verder uit zat.
Dit gebouw was rond 1410 als burcht gebouwd door hertog Jan van Beieren.
Deze hertog was ook heer van Woerden.
Daar zat hij waarschijnlijk alleen in een cel, een kleine cel.
Want in 1851 werd van hogerhand eenzame opsluiting ingevoerd.
Zijn gegevens werden in een groot boek geschreven.
De verantwoordelijke daarvoor was de directeur, zeer waarschijnlijk de heer F.F. Canneel.
Hij kreeg een volg- en kledingnummer: 132 .
Zijn nummer in het signalement-register was 28-246 .
Vermoedelijk heeft hij de volle straf van vijf jaren uitgezeten.
Na zijn straf ging Cornelis terug naar Zevenbergen, naar zijn vrouw en kinderen.
Er kwamen nog drie kinderen bij: Hendrikus, Jan en Pieter.
Of hun verdere leven over rozen is gegaan? Laten we het hopen.
13-10-2017 om 17:39
geschreven door Ad Bol
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|