Geen enkel goed heeft meer aantrekkingskracht op de mens uitgeoefend
als GOUD. Reeds in de Oudheid hadden de Egyptenaren en Babyloniers de
koorts goed te pakken. Menig Farao maakte indruk op de andere heersers
door te pronken met zijn gouden paleizen. De talrijke goudmijnen in
Nubië (zuidelijk Egypte) legden de Farao geen windeieren. De naam van
de streek betekent letterlijk goudgebied (nub= goud in het arabisch).
Dit Egyptisch goud was zo gegeerd door de naburige landen dat die
letterlijk bereid waren hun mooiste koningsdochters te reserveren voor
de Farao in ruil voor goud.
Toen het goud zon 4 à 5 duizend jaar
geleden algemeen aanvaard werd als betaalmiddel kon de Farao zijn pret
niet meer op. Hij hoefde het slechts door zijn slaven te mijnen en
verzekerde zich daardoor van een voortdurende bron van inkomsten. De
overvloed aan goud was zodanig dat ze er grote hoeveelheden van
meenamen in hun graf. Het verhaal van Toetanchamon is overbekend. In de
duizenden jaren die erop volgden, werd het plunderen van de graven een
nationale sport waar zelfs de doodstraf niet tegen bestand was. Wie
erin slaagde een koningsgraf te vinden, was op slag steenrijk.
Maar ook de Faraos zelf waren niet altijd zuiver op de graat.
Tussen de Farao en de Babylonische Majesteit bestond er een levendige
correspondentie. Egyptenaren waren niet zon vechtersbazen en kochten
de vrede meestal af met goud. De Babyloniers waren zich daar terdege
van bewust. Ze schreven de Farao aan om hem hun koningsdochter aan te
bieden. Ze zouden haar schenken voor ZOVEEL GOUD als dat de Farao
missen kon. Hoe meer goud, hoe groter de achting van de Babyloniers
voor de Farao zou zijn. Tussen de lijnen door ging het natuurlijk om
veel meer dan de koningsdochter. De volledige relatie tussen beide
landen stond op het spel. Menig keer waren de Babyloniers niet tevreden
omdat het goud te laat kwam of er te weinig van gestuurd werd. Dit was
een grove belediging voor hen en er kon geen sprake zijn om op die
manier hun koningsdochter aan de Farao te schenken. Uiteindelijk kwam
er meestal een deal waarbij beide partijen tevreden waren.
Toch was het soms kantje boord. Vooral als de zending goud van de
Farao DE PROEF IN DE SMELTOVEN niet had doorstaan. Het goud bleek soms
maar 1/4de van de aangegeven waarde te hebben. De zwaar verontwaardigde
Babyloniers schreven terug dat ze maar niet konden geloven dat hun
broeder hun vriendschap zo minachtte.
Deze feiten die zich duizenden jaren geleden afspeelden, zouden zich
nog ontelbare keren herhalen. Toen in West-Europa gouden munten werden
geslagen, bevatten deze munten steeds minder goud en steeds meer
minderwaardige metalen. Zo had de dinar (uitgegeven door de Saracenen
in Spanje) oorspronkelijk 4,2 gram goud. Enkele eeuwen later was dat
voor dezelfde dinar nog slechts 0,9 gram. Wie dacht dat vervalsen en
inflatie een recent verschijnsel is
Ook de dollar heeft (had) een gouden randje. De naam dollar was de
oorspronkelijke naam voor een ounce zilver. Deze munten werden
uitgegeven door graaf Schlick uit het Joachimsthal. Deze waren van een
uitzondelijke goede kwaliteit en waren gekend onder de naam Joachims
thalers (uiteindelijk vervormd tot dollar). Later werd de Amerikaanse
dollar gelijkgesteld aan een gewichtseenheid: 1/20,67ste van een ounce
goud, net zoals een pound 1/4de was van een ounce goud. Daarom is het
verkeerdelijk te stellen dat een ounce goud 20,67 dollar waard was,
enkel het omgekeerde is juist. Deze verhouding bleef officieel geldig
tot de Gold Reserve Act van 1934. Toen het papieren dollargeld
losgekoppeld werd van het goud, weten we allemaal wat er gebeurd is. 75
jaar later is de papieren dollar nog slechts 1/900ste van een ounce
goud waard, een inflatie van maar liefst 4500%.
De Babyloniers zouden zich hier niet laten aan vangen hebben. Zij wilden niets minder dan goud, PUUR GOUD.
|