Goud is niet zoals een andere grondstof. Het kost
enorm veel om het uit de grond te halen. Het kost nog meer om het puur
te maken, om het te bewaren en dit alles om het weer onder de grond te
steken waar het al vandaan kwam, maar nu in kluizen. Het enige ander
nut is het om rond uw nek of aan uw oren te hangen. Kortom nuttelozer
kan niet meer. Dit is niet mijn mening maar die van Willem Buiter,
professor van Europese politieke economie en vooral adviseur van
internationale organisaties, centrale banken, overheden en private
financiële instellingen.
Deze zeepbel kan gerust
nog 6000 jaar meegaan, goud kan zelfs stijgen tot 5000$ per ounce,
daarom heeft het geen zin om ertegen in te gaan, maar het blijft een
zeepbel die ooit gaat uiteenspatten, sluit Buiter zijn betoog af.
Ja, nu is het begrijpelijk waarom het financieel systeem op springen
staat. Als dit soort mensen de adviseurs van het systeem zijn of zijn
ze eerder de uithangborden van het systeem? Met zon redenering is
alles een zeepbel. Ook de mensheid en zelfs de aarde is een zeepbel,
want ooit komt ook daaraan een einde. Deze mens begrijpt blijkbaar (of
doet alleszins een poging) zelfs de basis niet van economie.
Economie ontstaat vanaf het moment dat 2 mensen door middel van ruilhandel
hun beider situatie kunnen verbeteren. Zo zal een visser zijn overschot
aan vissen die hij zelf niet kan consumeren, ruilen voor kleren met een
kleermaker, voor hout met een houthakker, enz. . De sleutel tot succes
is dat de visser meer waarde hecht aan de kleren dan zijn teveel aan
vissen en dat de kleermaker meer waarde hecht aan vissen dan aan zijn
teveel aan kledingstoffen. Dit is de enige voorwaarde voor de ruil.
Gaandeweg heeft men ondervonden dat rechtstreekse ruil
niet altijd interessant is of zelfs onmogelijk. Diezelfde visser kan
moeilijk zijn te bouwen huis volledig betalen met vissen. De aannemer,
de architect, de metser zullen dit immers geen goede ruil vinden.
Ziedaar de geboorte van een tussenruilmiddel. De visser verkoopt zijn
vissen voor dit tussenruilmiddel, waarmee hij de aannemer, architect en metser zal betalen. Het is duidelijk: Alleen een tussenruilmiddel die door IEDEREEN interessant en aanvaardbaar is, zal een kans op slagen maken.
Het heeft duizenden jaren geduurd tot men eindelijk het perfecte tussenruilmiddel had gevonden: GOUD en ZILVER.
Ontelbare andere ruilmiddelen zijn hen vooraf gegaan, maar allen hebben
ze het onderspit moeten delven. De voordelen die beide hadden waren te
uitgesproken.
Het ruilmiddel moet éénduidig en homogeen zijn.
Zowel goud als zilver voldoen aan die voorwaarde, dit in tegenstelling
tot bvb. een krentenbrood. De waarde daarvan zal afhangen of er 200
krenten in zitten of slechts 1.
Een tweede zeer belangrijke eigenschap voor een perfect ruilmiddel is schaarste.
Zand zal nooit werken, maar ook het gratis ongebreideld scheppen van
papiergeld door een beperkte groep, zal ervoor zorgen dat dit een
slecht ruilmiddel wordt. Ongedekt papiergeld is immers niet schaars.
Een derde eigenschap is stabiliteit van het
ruilmiddel. Chocolade of ijs die smelten in de zomer, ons krentenbrood
die oudbakken wordt, of schelpen die verbrijzeld kunnen worden, zullen
nooit een perfect ruilmiddel zijn. Goud en zilver zijn relatief zeer
inerte metalen en zijn dus uitstekend geschikt voor hun functie om
zelfs duizenden jaren opgeslagen te kunnen worden.
Het ruilmiddel moet ook te meten zijn (rekeneenheid). Een gewicht
is uiterst geschikt. Zijn het nu munten van 1 ounce, staafjes van 100
gram of blokken van 1 of 14 kg, het maakt niet uit. Men kan ermee
rekenen en zo waardeverhoudingen bepalen ten opzichte van andere
goederen of diensten.
Ten slotte is compactheid ook een voordeel.
Piepschuim of pluimen zijn nogal onhandig om zaken mee te doen. Het
ruilmiddel moet voor zo weinig mogelijk last zorgen voor de ruilhandel.
Al voldoet goud en zilver relatief goed aan deze voorwaarde, het heeft
hier zijn meerdere moeten erkennen in papieren substituten.
Aanvankelijk was dit geen probleem, de wissels of het papieren geld
waren alleen de vertegenwoordigers van het onderliggend goud of zilver.
Jammer genoeg liep het hier telkens mis. Iedere keer opnieuw vergat men geleidelijk aan dat dit papier een dekking
nodig had. Steeds opnieuw in de geschiedenis begon het papieren geld
zijn eigen leven te leiden en vergat men hoe het ontstaan was. Telkens
opnieuw liep het verkeerd af. Ook deze keer zal het opnieuw verkeerd
aflopen. Toen Milton Friedman, Nobelprijswinnaar en de architect van het huidige vlottende fiatgeld systeem,
de oplossing aanbood om het toenmalig geldsysteem weer uit het moeras
te trekken, had hij 1 grote waarschuwing: creëer nooit meer geld dan
nodig voor de economische transacties (m.a.w. de geldhoeveelheid
mag niet sneller groeien dan de economische productie groeit). Wellicht
had hij toen al een vermoeden dat de centrale banken en overheden zich
daar niet zouden aan houden en hiermee het financiële systeem van het
fiatgeld op de helling zetten.
Zoals Greenspan de problemen heeft opgelost met nog meer krediet, zo
heeft ook Bernanke het gedaan met nog veel meer geld. De grenzen lijken
bereikt en we zitten in het end-game. Hopelijk komt het nieuwe boek van
Middelkoop niet te laat
. In ieder geval lijkt het mij meer
waarschijnlijk dat goud niet enkel nog 6000 jaar meegaat, het zal zelfs
de bubble overleven die mensheid heet.
|