Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum
Dropbox
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.
Bindingsangst en Verlatingsangst
Startpagina voor bindingsangst en verlatingsangst, hechtingsprobleem, borderline
17-07-2008
Gehechtheid als basis voor groei
Opvoeden van kinderen met een hechtingsstoornis
Gehechtheid als basis voor groei Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling. Een kind ervaart door een goede gehechtheid aan ouders een veilige basis in zijn leven. Het voelt zich over het algemeen veilig en geborgen bij de ouders. Die veilige basis zorgt ervoor dat een kind zich waardevol voelt en zich kan en durft te ontwikkelen. Als het een situatie niet aankan, vormt de relatie met ouders de basis om naar terug te keren en kan het kind met hun hulp verder. Wanneer die veilige basis ontbreekt, heeft dat verschillende gevolgen. Een kind voelt zich angstig en onzeker. Het laat op allerlei manieren merken dat het zich niet happy voelt, bijvoorbeeld met onrustig en druk gedrag, of door agressie of teruggetrokkenheid. De relatie tussen ouder en kind is dan zo verstoord dat er heel wat voor nodig is om het contact tussen ouder en kind te herstellen.
Gehechtheid betekent dat je kind zich verbonden, gehecht voelt aan jou als ouder. Het voelt zich veilig bij je en weet dat het bij jou terecht kan voor zorg en aandacht. Als er sprake is van een goede gehechtheid, merk je dat je contact hebt met je kind. Je merkt in het contact met je baby dat je baby het prettig vindt om geknuffeld te worden en om de borst of de fles te krijgen. Jouw verzorging en koestering zorgen voor een versterking van de relatie. Je merkt dat je je peuter kan troosten als het zich pijn heeft gedaan en het laat bij jou gevoelens van boosheid en verdriet zien. Je merkt dat je kind naar je luistert als je iets verbiedt (ook al moet je het soms wel drie keer zeggen) en dat het ook rekening gaat houden met jouw wensen.
Dat gevoel van zich gehecht voelen, zich verbonden voelen, heeft zijn basis in de baby- en peuterjaren. In die jaren is het belangrijk dat ouders een kind een veilige plek bieden door aan te sluiten bij waar een kind behoefte aan heeft, namelijk warmte, verzorging en aandacht. In de eerste maanden staan daarbij verzorging en koestering centraal. Doordat de baby verzorgd en gekoesterd wordt, ervaart het dat het blijkbaar belangrijk is. Als het een kik geeft, is er iemand die zorgt dat de vieze luier wordt verschoond en dat zijn maag weer wordt gevuld. Er is sprake van aansluiting: de ouders en het kind geven elkaar over en weer wat ze nodig hebben. Het kind geeft aan wat het nodig heeft en de ouders kunnen deze signalen opvangen en beantwoorden. De ouders merken dat het kind over het algemeen tevreden is en voelen zich dan ook weer tevreden over zichzelf; ze doen het als ouders blijkbaar goed.
De ouders geven hierbij hun kind niet grenzeloos alles waar het om vraagt. Ze bekijken wat goed is, zoveel drinken, zoveel slapen, en stellen zo al de eerste grenzen voor het kind vast. Die grenzen betekenen ook veiligheid! Stel je voor dat je als kind van een paar dagen of maanden al moet beslissen wat goed voor je is. Bij het kind ontstaat door deze verzorging en koestering de overtuiging Ik mag er zijn! Er is voor mij een plek op deze wereld; ik ben hier thuis.
In de volgende maanden en jaren is het belangrijk dat een kind, naast verzorging en koestering, ervaart dat het wordt gewaardeerd voor wie het is. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind, het leren lopen en praten, het ontdekken van de wereld, maar ook het leren ontdekken van eigen wensen en gevoelens. In deze jaren ontdekt een kind dat het zelf iemand is, los van de moeder en de vader. Het ontdekt dat het zelf een wil heeft en laat die wil ook gelden. Het kind heeft dan zowel de ruimte nodig om de eigen wil te laten zien en zich tegen de ouder af te kunnen zetten, als grenzen waardoor die ruimte wordt beperkt. Als dit goed verloopt, zal het kind na verloop van tijd zijn eigen wensen kunnen beheersen doordat het weet dat het niet alles mag wat het zelf wil. Het kind gaat kiezen voor bepaald gedrag.
Wat is een hechtingsstoornis of fundamentele relatiestoornis?
Definitie Een hechtingsstoornis wordt ook wel ´fundamentele relatiestoornis´ genoemd. Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en kind. Het begrip fundamenteel in het begrip fundamentele relatiestoornis heeft een existentiële betekenis: het kind kent geen menselijke betrokkenheid met de wereld. Het kind kent de wereld niet als zijn thuis. Het duidt op een fundamenteel geen deel hebben aan de wereld. Velen van fundamenteel relatiegestoorde kinderen dragen daarvan de gevolgen uit in hun gedrag en dagen daarmee de wereld uit hen een thuis in deze wereld te geven. Ze dagen de wereld uit te zorgen voor groeirelaties, relaties waarin ze kunnen groeien. Ook al maken ze het zichzelf en de wereld moeilijk vanwege hun ontwikkelde wantrouwen en haat. Wantrouwen en afwijzing vinden we niet alleen bij de kinderen maar soms ook bij de ouders en de wereld. Ouders die het kind achter het behang willen plakken, zich mateloos irriteren aan het gedrag.
Geen aansluiting In de verschillende leeftijdsfasen heeft een kind behoefte aan antwoord. Dat antwoord wordt gegeven door de opvoeders om het kind heen, door middel van liefdevolle aanraking, aandacht voor wensen en gevoelens van het kind en begrenzing van gedrag. Wanneer er in de eerste levensmaanden onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind. Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).
Wanneer er iets aan het fundament schort, kan een kind bijvoorbeeld uitdagend en agressief gedrag gaan vertonen of moeite hebben zich te concentreren op zijn werk en spel. Dat komt omdat er geen zogenaamde gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid. Beheersingspatronen groeien wanneer een kleuter op basis van de ervaren veiligheid in het contact met vader en moeder, graag de relatie met de ouders goed wil houden. Daarom wil het zich beheersen en zo zal het kind zich patronen van positief gedrag eigen maken. Een kind bij wie geen gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid, maakt gebruik van negatieve zelfhandhavingspatronen, wat zich vaak uit in een chaotisch zoeken zich staande te houden. Hierbij is het kind geneigd om zich vanuit het gevoel van onveiligheid afwijzend en agressief te gedragen. Het leeft met een groot wantrouwen naar de wereld, oftewel naar de volwassenen om zich heen.
Hierboven werd een primaire fundamentele hechtingsstoornis beschreven, die meestal zijn oorsprong vindt in een onvoldoende aansluiting in het lichamelijke aspect van het mens-zijn. Sommige kinderen ervaren echter wel de lichamelijke aansluiting met de ouders en voelen zich bij de ouders veilig, maar ze voelen zich ongeborgen doordat ze geen aansluiting ervaren in het affectieve / emotionele. Het kind ervaart geen emotionele warmte van de ouders uit. Ook dan kan er gesproken worden van een primaire fundamentele hechtingsstoornis, omdat een kind ook deze aansluiting nodig heeft om te kunnen groeien.
Secundaire fundamentele relatiestoornis Het kan zijn dat een baby, peuter en ouder kind in alle veiligheid en geborgenheid is gekomen tot gezond gedrag. Er is sprake van wederkerige betrokkenheden met ouders en verdere bekenden. Dat betekent beheersing, een evenwicht tussen geven en nemen. Een dergelijke situatie kan door een of andere oorzaak, om een of ander reden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een kind geen aansluiting ervaart in andere aspecten van het mens-zijn, zoals het verstandelijke of het sociale. Geen aansluiting in het verstandelijke aspect vindt plaats als een kind geen uitdaging ervaart in het leren op school of wanneer er juist teveel eisen worden gesteld. Hierdoor voelt een kind zich niet op zijn plek. Ook als een kind geen sociale aansluiting vindt, geen contact heeft met leeftijdsgenootjes, voelt een kind zich verloren. Gevoelens van angst en wantrouwen zorgen voor ontwortelingsverschijnselen´. Als hier geen adequate aandacht voor is, kan het leiden tot een fundamentele verstoring van de aanvankelijke veiligheid en geborgenheid en kan het kind alle tekenen gaan vertonen van een primair fundamenteel relatiegestoord kind.
Het kind wordt ontworteld omdat het de veiligheid en geborgenheid kwijtraakt. Het komt terecht in een proces van desintegratie: het mist zijn verbondenheid en moet zich gaan handhaven. De gezonde beheersingspatronen, de Ik-ken voldoen niet meer en zakken weg. Kinderen die aanvankelijk goed in hun vel zaten, maar in een dergelijke existentiële crisis terecht zijn gekomen, noem ik secundair fundamenteel relatiegestoord. Het verschil tussen primaire en secundaire fundamentele relatiestoornis is zinnig omdat de weg terug anders verloopt. Secundaire fundamentele relatiestoornissen kunnen ook ontstaan omdat moeders in de tijd dat de lichamelijke en affectieve aansluiting van het kind aan de moeder levensvoorwaarde is, plotseling niet meer of minder beschikbaar zijn. Als niet vader of een ander al in de aansluiting deelde, kan het kind zijn aansluiting voor altijd verliezen.
Factoren bij het ontstaan van een fundamentele relatiestoornis
Kind Moeders kunnen na een normale bevalling signaleren dat er met dit kind iets mis is. Het kind lijkt aan het leven geen plezier te beleven, het kind lijkt moeder niet te accepteren, laat het er gewoon bij zitten of keert zich van de moeder af. Moeders, die iets vreemds aan het gedrag van de baby opmerken, zullen zich daarom melden bij de huis- of consultatiearts. Terecht, omdat het van belang is te laten nagaan of er iets lichamelijks is dat het kind hindert. Eerder is opgemerkt dat er nog te weinig op wordt gelet of het kind pijn heeft, waardoor het kind zich niet laat knuffelen en het drinken aan de borst een probleem is. Deze pijn kan veroorzaakt zijn door een lichamelijke moeilijke bevalling, waarbij er een verwringing van de nekwervels is ontstaan.
De genen bepalen in sterke mate de wijze waarop babys de wereld in komen. Er zijn babys in wier aard het ligt om zich geworpen te voelen, zich niet thuis te voelen in de wereld; in tegen stelling tot de babys die zich, in de meest beroerde omstandigheden, thuis en samen blijven voelen. Als ouders een baby in hun armen krijgen die angstig en afwerend is of veel huilt en niet reageert op de aandacht die het krijgt, is het heel moeilijk om met zon kind een band op te bouwen. Wat de ouders aan liefde en aandacht geven, lijkt door het kind niet te worden ontvangen.
De meeste kinderen zullen ergens tussen twee uitersten hun leven beginnen en ook later mogelijk tot dat grondstructurele terug blijven neigen. Zo zijn er kinderen voor wie aansluiting min of meer vanzelf, anderen voor wie deze aansluiting moeizamer, tot stand komt. Als volwassenen zullen ze zich overal en altijd wel thuis voelen en zich kunnen aansluiten of steeds moeite hebben met hun omgeving en moeilijk contact kunnen maken met anderen.
Zwangerschap In toenemende mate weten we dat de genen van de foetus en de lichamelijke en emotionele betrokkenheid van de moeder op de foetus invloed hebben op het zich wel bevinden van de foetus. Het is invoelbaar dat, wanneer moeder emotionele spanningen beleeft, fysiek en verbaal geweld pleegt of ondergaat, het welbevinden van de foetus wordt ondermijnd en er angst groeit. Omdat het ervaren van veiligheid voorwaarde is voor de ontwikkeling van hersentjes en beheersingspatronen zal het zich niet welbevinden negatieve invloed hebben op deze ontwikkeling.
Ouders Er zijn ook ouders die door omstandigheden in henzelf of daarbuiten het moeilijk vinden de benodigde aandacht en begrip voor hun kind op te brengen. Als je bijvoorbeeld zelf weinig contact en intimiteit, weinig begrip en liefde hebt ervaren in het contact met je eigen ouders, kan het heel moeilijk zijn om zon intieme band aan te gaan met je kindje. Zo kan je als moeder direct na de geboorte weerstand voelen om je baby in je armen te sluiten. Maar ook een (postnatale) depressie, lichamelijk verzwakt zijn, ziekte of relatieproblemen kunnen een ouder verhinderen om in voldoende mate er voor de baby te zijn.
Omgeving Tenslotte kunnen ziekenhuisopnames van het kind, een tijdelijke scheiding van de ouders doordat de ouder een periode in een ziekenhuis is opgenomen, een schokkende gebeurtenis in het gezin, etc. de veiligheid voor een kind en daarmee de gehechtheid verstoren. Voor veel kinderen (en volwassenen) geldt dat ze in een bepaalde mate gehecht zijn aan (een van) hun ouders. Geen enkele ouder is perfect en elk kind heeft zijn eigenaardigheden waardoor het basale hechtingsproces nooit helemaal perfect verloopt. Dat betekent dat veel mensen moeten leren leven met een bepaalde mate van onzekerheid en angst.
Pleeg- en adoptiekinderen Voor pleeg- en adoptieouders is het weer heel anders om een band met hun kind aan te gaan. Het is begrijpelijk dat er een zekere terughoudendheid of onzekerheid bij de ouders is, omdat de relatie van hen met het kind verschilt van het hebben van een biologisch eigen kind. Het eerste heeft iets kunstmatigs; het laatste heeft een min of meer vanzelfsprekende betrokkenheid. Een pleeg- en adoptiebaby is niet in eigen buik gegroeid, het is niet zomaar vanzelf eigen. Ook al ontvangt de pleegmoeder het kind direct vanuit de kraamkamer in haar armen, het is van een ander (geweest).
Ook voor het pleeg- en adoptiekind kan het heel moeilijk zijn zich (opnieuw) te hechten. Als pleegkinderen in een pleeggezin geplaatst worden, vindt er scheiding plaats van de (nog aanwezige) ouders. Plaatsende instanties nemen dan nogal eens een dubbele houding aan. Ze menen dat hechting aan pleegouders niet gewenst is, omdat plaatsing in een pleeggezin naar hun oordeel een tijdelijke zaak moet zijn. Als na geruime tijd wordt besloten tot een blijvende plaatsing in het pleeggezin is er al veel tijd verloren gegaan en is er bij het kind een grotere weerstand om dan nog tot hechting te komen. Pleegkinderen hebben ook vaak een moeilijke tijd in het gezin van herkomst gehad, waardoor het vertrouwen in de wereld en in zichzelf is geschaad. Dan is het moeilijk om je pleegouders te gaan vertrouwen.
Wanneer adoptiekinderen uit hun land van herkomst worden gehaald, worden ze geconfronteerd met een verandering van klimaat, van sfeer, van reuk, van personen. Je zult maar uit de armen van een zeer lichamelijk ruikende moeder worden gelegd in de geparfumeerde armen van een adoptiemoeder. Toch je hechten aan die nieuwe moeder, je veilig voelen bij die nieuwe geur, is niet vanzelfsprekend.
Stiefkinderen Voor stief-ouders rijzen weer andere problemen. Zij kunnen geconfronteerd worden met een kind dat moeite heeft om hen als nieuwe partner van vader of moeder te accepteren. Soms ziet het kind in hem of haar een rivaal in de relatie met vader of moeder en ziet de nieuwe partner op de plaats komen van de biologische ouder. Een stiefouder kan zo in de situatie terecht komen dat zijn/haar liefde en aandacht niet wordt ontvangen door het stiefkind, maar wordt afgewezen. Wanneer de gevoelens van rivaliteit en onvrede niet worden overwonnen en er geen volledige acceptatie groeit en dus geen hechting, zal de nieuwe partner altijd op een afstand worden gehouden of met het kind in een mate van strijd gewikkeld zijn.
Welk gedrag zie je bij kinderen met een fundamentele relatiestoornis?
Babyleeftijd Kinderen voor wie de aansluiting niet goed verloopt, kunnen de volgende gedragingen laten zien: onrustig gedrag, ontevreden indruk maken, veel huilen, niet geknuffeld willen worden, moeder niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken of verstijven als het wordt opgepakt.
Peuters Peuters die zich in hun babytijd onveilig hebben gevoeld, blijken in de peutertijd de geborgenheid in de relatie met de ouders niet te kunnen ervaren. Maar ook ouders die te nonchalant met hun peuter omgaan, het te weinig continu omsluiten en denken dat een kind vanzelf wel groeit, bevorderen een relatiestoornis. Er is te weinig aansluiting om beheersing uit te lokken.
De actieve peuter De zichzelfhandhavende peuter is irritant vasthoudend, vertoont doorzettend gedrag. Het kind doet maar, luistert niet. We kunnen honderd keer hetzelfde zeggen, het houdt helemaal geen rekening met ons, het lijkt alsof we helemaal niet voor hem bestaan, het doet of we gek zijn, het is eigenlijk helemaal niet een van ons. Of we nu lief tegen hem zijn of streng, het maakt niets uit.
De passieve peuter Niet alle relatieloze peuters keren zich actief af, er zijn er die zich passief teweerstellen tegen de wereld. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn met aan zichzelf te worden overgelaten. Ze laten met zich doen zonder enig blijk te geven dat er contact is. De ouders vinden het kind ontzettend lief; het doet nooit iets wat verkeerd is, vraagt nooit aandacht, kan urenlang zitten of liggen zonder lastig te worden, maar kijkt altijd wel naar hen. Als het op schoot genomen wordt laat het alles met zich doen. Soms lijkt het of het kind er niets bij voelt. Ook als het wel iets terugdoet lijkt het alsof het kind na-aapt zonder dat er gevoel bij zit; eigenlijk geeft het kind helemaal niets terug.
De zich vastklampende peuter Wanneer een baby zich vastklampt aan de moeder en niet alleen gelaten wil worden getuigt dat van angst, van onveiligheid. Datzelfde kan gelden voor een peuter die hoe dan ook zich voortdurend wil nestelen, door moeder wil worden gedragen of bij moeder op schoot wil zitten. Het kan ook zo zijn dat het vastklampgedrag manipulerend is. Pasgeboren babys en ook peuters zijn bijzonder slim. Ze proberen op soms heel slimme wijze hun zin te krijgen en moeder om hun vingertje te winden.
Kleuter en schoolkind Wanneer een fundamentele relatiestoornis wordt geconstateerd bij een kleuter of schoolkind, dan is het kind de vorige fasen niet gezond doorgroeid. Er is geen aansluiting geweest in de lichamelijke en/of emotionele fase. Daardoor heeft deze kleuter en later schoolkind geen basis en zo ook geen energie voor een gezonde aansluiting in de verstandelijke fase. Ontwikkeling op school verloopt daardoor vaak moeizaam. Het kind heeft alle energie nodig om zich te handhaven.
De fundamenteel relatiegestoorde basisschoolkinderen kunnen zich op verschillende manieren in leven proberen te houden. Deze zelfhandhavingspatronen staan niet duidelijk los van elkaar, ze kunnen verweven met elkaar voorkomen.
Het drukke, ongedurige, chaotische kind Het drukke, chaotische kind kan het niet laten om te doen wat aan wensen in hem opkomt en kan geen verleiding van buitenaf weerstaan. Heeft hij trek in iets, dan zal hij het zoeken, ziet hij iets dat hij wenst, hij zal het nemen. Voortdurend klinkt het ik wil, ik wil. Afspraken zijn niet te maken, hij zal zich er niet aan kunnen houden, tot wanhoop en ergernis van de ouders. Het kind staat hulpeloos en kan zich hoogstens beroerd voelen bij het zien hoe de omgeving op zijn gedrag reageert. Een jongen die hoopte dat medicijnen hem zouden helpen om rustiger te worden, maar tot de ontdekking kwam dat hij daardoor toch zichzelf niet in de hand kon houden, reageerde verdrietig en teleurgesteld: Niets helpt me. Dit betekent dat op deze leeftijd het kind zich nog min of meer bewust is van zijn ellende. Hij heeft er weet van dat hij niet in staat is het door hem gewenste evenwicht tussen zijn behoeften in de wereld waar te maken. (Als jong volwassene is het zich beroerd of schuldig voelen meestal achter zijn zelfhandhaving verdwenen en komen deze begrippen niet mee in zijn woordenboek voor.)
Het agressieve kind Het agressieve kind is te vergelijken met het chaotische kind, maar het is in aanleg vitaler, sterker. Ook dit kind heeft angst ervaren vanwege onveiligheid en ongeborgenheid. Het kind liet zichzelf niet gaan in chaotisch gedrag maar daagde de wereld uit tot antwoord. Het niet krijgen van een antwoord leidde tot de ontwikkeling van wantrouwen en vormen van zelfhandhaving, een zichzelf uitdagend staande houden. Langzamerhand ging het over naar agressiever zelfhandhaving. Hoe ouder het kind werd des te heviger, harder en agressiever de zelfhandhaving. Terecht werden deze kinderen door Redl en Winemann getypeerd als kinderen die haten. Dat doen ze ook en daarom is het moeilijk om deze kinderen te zien als angstige, zich onveilig voelende peuters. Een kind dat de vroegere behoefte aan veiligheid en geborgenheid niet meer bij zichzelf (h)erkent: Ik heb niemand nodig! het verdriet en de daar achter liggende angst van onveiligheid en geborgenheid lijken volkomen afwezig.
Het in schijn aangepaste kind Vanaf heel vroeg heeft het in schijn aangepaste kind geen ruimte gekregen om eigen behoeften te laten blijken en als het kind die liet blijken werd daarop niet adequaat gereageerd. Het kind gedraagt zich als en lief, volgzaam en soms ook aanhankelijk kind. Helaas, het is een kind dat zich uitslooft door de omgeving geaccepteerd te worden en afgestoten te worden. Het kind is volledig afhankelijk van die omgeving en heeft niets eigens. Soms gedraagt het zich als een lief straathondje. Het maakt met allerlei mensen contact en komt op deze manier aan zijn trekken, zonder dat er sprake is van een echte relatie, van een wezenlijk contact.
Het kind met twee gezichten Het kind met twee gezichten leeft in twee werelden. Op zichzelf hoeft dit niet op een fundamentele relatiestoornis te wijzen. Immers ieder mens gedraagt zich in verschillende omgeving en situatie enigermate anders. Kinderen kunnen evenwel tonen binnenshuis of buitenshuis geen gezonde lichamelijke en emotionele beheersing te kennen. Een kind kan zich buitenshuis misdragen en negatieve gevoelens uiten, terwijl het kind zich binnenshuis aangepast, lief en aardig gedraagt. Het kind voelt zich in de relatie met de ouders blijkbaar onvoldoende erkend en voelt zich beklemd. Dat verschijnsel wijst op een fundamentele relatiestoornis wanneer het kind hevig verbaal agressief is, vecht en niet met gevoelens van angst en boosheid kan omgaan. Dat is ook het geval als school en politie problemen krijgen met het kind. Het kind lijkt op het vorige type kind, maar het in de klem zitten thuis heeft bij dit kind geleid tot hevig protest en agressiviteit buitenshuis. Wel probeert het kind voor zichzelf de schijn van veiligheid op te houden in een plezierig thuis. Het omgekeerde komt ook voor: buitenshuis lief en aardig en binnenshuis een onhanteerbare agressieve vlo. Het zijn fundamenteel relatiegestoorde kinderen die zich wreken op hun biologisch eigen, pleeg- of adoptiefouders. Ze zijn behendig in het uitspelen ven de ene wereld tegen de andere. De thuis wereld wordt zwart gemaakt in de buitenwereld. Ze vertellen te worden mishandeld, beschadigen soms zichzelf en zeggen dat de ouders dat hebben gedaan. Ze komen te laat op school, vergeten dingen en zeggen dat ze niet eerder van huis mochten of hun spullen niet gewassen zijn. Het kind ervaart thuis geen fundamentele veiligheid en probeert daarom, koste wat het kost, buitenshuis een soort veiligheid te ervaren. Het is als een kasteelheer of vrouwe die zich binnen het kasteel als een agressieveling gedraagt, de poort voor iedereen gesloten houdt, maar zich buiten al een lieftallige jonkheer of jonkvrouw laat adoreren.
Het kind met een dubbele bodem Sommige fundamentele hechtingsgestoorde kinderen vertonen een dubbele bodem. Ze kunnen zich in huis en buiten actief en positief gedragen en beheersen. Maar ze gedragen zich in de omgang kleverig. Ze hebben steeds behoefte de ouders en anderen lichamelijk en gevoelsmatig aan te raken door steeds door steeds een hand te willen geven bij het ergens naartoe lopen, door opmerkingen te maken over het contact met elkaar. fijn, he mam, wij samen! Enerzijds getuigen ze te beschikken over een gezond patroon van beheersing: er is sprake van positieve betrokkenheid met en deelname aan de wereld. Anderzijds is er de heel primaire kleinkinderlijke behoefte aan lichamelijke emotionele omsluiting die steeds mee speelt in de relaties. Dit werkt verstorend maar soms ook afstotend. Het kind zit steeds aan een ander te friemelen, wil heel close zijn met een ander. Het eist de ander voor honderd procent op en er mag geen ander tussen komen. Wanneer de ouder of een ander ingaat op deze primaire behoefte blijkt het kind onverzadigbaar te zijn. Met leeftijdsgenootjes komt het soms tot seksuele activiteiten; of het laat zich door ouderen daartoe verleiden.
Het kind dat het laat afweten Een kind dat het laat afweten trekt zich in zichzelf terug en zou het liefst dood willen zijn. Het kind voelt zich dermate alleen en waardeloos, dat het de eigen behoeften en de uitnodigingen van de omgeving ontkent. De mogelijk toch al geringe energie om te leven wordt gebruikt voor deze ontkenning: het zich terug trekken is een daad. Het kind onderneemt de stap naar het isolement, gaat naar het eigen kamertje; het kind wil niet horen en zien. Op school lopen deze kinderen er als zombies bij, slordig en ongeïnteresseerd.
Het schijnbaar normale kind Het schijnbaar normale kind is zijn fundamentele relatiestoornis vergeten. Op basis van ruime intellectuele mogelijkheden heeft het zich een plaats in de wereld veroverd. Dit is het droge intellectueeltje dat geen ander leven kent dan het verstand. Met zn verstand heeft het greep op het leven, is het verbonden met de wereld. Soms combineert het zich met sociale vaardigheden en heeft het kind bij bepaalde leeftijdsgenoten een goede aansluiting. Voor schaken en computeren is het altijd te vinden. Problemen en verschil van mening moeten wel met verstand worden opgelost. Emotionele toestanden zijn niet verstandig en worden ontweken.
Hulpverlening bij fundamentele relatiestoornissen Als er bij een kind een hechtingsstoornis is geconstateerd, worden er vanuit de reguliere hulpverlening een aantal alternatieven aangedragen. Veel alternatieven zijn niet effectief. Men biedt bijvoorbeeld gedragstherapeutische hulp aan: door middel van belonen en straffen of negeren het probleemgedrag van het kind verminderen. Of er wordt psychotherapeutische hulp, bijvoorbeeld speltherapie, aangeraden. Beide alternatieven richten zich echter niet op het fundament van het probleem. Het gedrag van een kind wordt immers bepaald door de eenzaamheid en de angst van het kind om in de steek gelaten te worden / te zijn. Bij gedragstherapie blijft een kind in de kou staan met gevoelens van angst en eenzaamheid. Bij de psychotherapeutische hulp wordt er wel aandacht besteed aan gevoelens van de kinderen. Wat echter niet lukt is om het kind te helpen zich veilig te gaan voelen in de relatie met de ouders, vertrouwen te krijgen in zichzelf en in de ouders. Dat laatste is nodig om van binnen uit beheersingspatronen voor gezond gedrag te laten groeien. Dat lukt vaak wel met de opvoedingswijze van Terug naar het begin, zoals beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dhr. de Lange. Bij deze opvoedingswijze begin je eigenlijk opnieuw met het kind. Het kind wordt voortdurend door de ouder naar zich toegehaald, waardoor er omsluiting wordt geboden. Door de angst van het kind om verlaten en in de steek gelaten te worden, zal het zich waarschijnlijk verzetten. Wanneer een kind merkt dat de ouder letterlijk en figuurlijk het kind niet loslaat, kan het gevoel van veiligheid langzaam groeien en krijgt het kind meer vertrouwen in zichzelf en de mensen om zich heen.
Deze opvoedingswijze is geschikt voor kinderen tot 9 jaar. Vanaf die leeftijd is het nauwelijks meer mogelijk om kinderen terug te brengen in de peuterachtige betrokkenheid, die bepalend is voor de opvoedingswijze. Deze kinderen kunnen wel baat hebben bij de sociogroepsopvoedingswijze (SGS). Hierbij wordt door begeleiders een groep gecreëerd om jongeren door middel van allerlei activiteiten een positieve betrokkenheid te laten ervaren in de omgang met elkaar. Vanuit die veilige situatie, vanuit dat wij-gevoel, gaan de jongeren zich gedragen volgens de positieve groepsnormen. Deze opvoedingswijze wordt momenteel, met succes, gebruikt bij criminele jongeren.
Terug naar het begin met kinderen tot 9 jaar
Bedoeling van deze opvoedingswijze De bedoeling is allereerst het kind er toe brengen zich in relatie met de ouders te begeven en het zich (uiteindelijk) lichamelijk over te geven. Het kind ervaart dan dat het veilig is bij de ouders, dat het bij de ouders hoort, dat het van de ouders betrokkenheid en liefde kan verwachten. Als een kind aan de ouders gevoelens en behoeften durft te tonen is dat een teken van een beginnende aansluiting. Het kind heeft er wel (enigszins) vertrouwen in dat het van de ouders antwoord zal krijgen op de uitgesproken behoefte. Het door het kind ervaren van veiligheid en betrokkenheid moet uitgroeien tot een wederkerige betrokkenheid, waarbij het kind rekening wil en kan houden met de ander. Er is dan sprake van zelf antwoord krijgen van de ander, maar ook de ander antwoord geven.
Het proces van ouder en kind
A. De baby Als een kind niet geneigd is zich te nestelen bij moeder, is het belangrijk dat de moeder het kind juist veel bij zich neemt. De moeder biedt lichamelijke nabijheid en draagt en knuffelt het kind totdat het zich overgeeft aan moeders nabijheid. Als een kind zich in hoge mate onveilig voelt en dit bijvoorbeeld uit met veel huilen en onrustig gedrag, wordt het kind gedragen. Ook kunnen hulpmiddelen als het gebruik van muziek en ´moederbuik-geluiden´ worden ingezet om de baby rust te geven.
B. De peuter
I. De actieve peuter Bij irritant, afstotend, uitdagend gedrag van het kind wordt de ouders gevraagd dit gedrag niet te negeren of te straffen, maar het gedrag te zien als een signaal van zich niet veilig voelen. Vaak zien de ouders in de ogen van het kind de onrust opkomen of ze herkennen een gevoel van irritatie bij zichzelf. De moeder (zo mogelijk) wordt gevraagd het kind in die situaties bij zich te nemen, wat met het kind te stoeien en te knuffelen. Wanneer het kind dit niet accepteert is het belangrijk het kind nadrukkelijker vast te houden en zo te omsluiten. De moeder praat met vriendelijke woorden tegen het kind om het ook zo te verzekeren van haar liefde. Als het kind zich hieraan gewonnen geeft, is er de mogelijkheid tot lichamelijk en affectief samen-zijn. Ook moeders irritatie ebt dan weg. Het kind ervaart door de lichamelijke nabijheid de veiligheid bij moeder en ervaart door de lieve woorden van moeder haar liefde, haar affectie.
Als zo aansluiting is gevonden kan de moeder duidelijk maken dat ze het gedrag akelig vindt en dat ze er verdrietig van wordt. Vanuit de basis van aansluiting kan een kind ervoor kiezen dat gedrag niet te vertonen om de warme relatie met moeder in stand te houden. Het zich gewonnen geven gaat echter niet zomaar. Het kan zijn dat het kind zich niet durft over te geven en de angstgevoelens uit door schoppen, slaan, etc. Vasthouden is dan noodzakelijk, ook al kan dit heel wat tijd en energie kosten. Soms is dit voor ouders (bijna) niet op te brengen. Omdat ouders meestal weinig herkenning en steun vanuit de omgeving ontvangen is begeleiding van een deskundige noodzakelijk om het vol te kunnen houden.
II. De passieve peuter De passieve peuter zoekt geen aandacht. De moeder zal die aandacht toch moeten bieden door het kind bij zich te nemen, te knuffelen, ´gymnastiek´ te doen en zo tot aansluiting te verleiden of te dwingen. Als een kind zich tot aansluiting laat verleiden en zich nestelt bij de moeder, kan moeder het contact uitbouwen. Andere kinderen laten zich niet tot het positieve contact verleiden en gaan zich op een gegeven moment verzetten. Op dat moment wordt de opvoedingswijze gevolgd zoals die is beschreven bij de actieve peuter.
C. Basisschoolkinderen tot ongeveer 9 jaar Bij deze kinderen geldt dezelfde opvoedingswijze als beschreven bij de peuters. In de praktijk blijkt het proces echter vaak moeizamer te zijn en meer tijd te vergen, omdat de kinderen al zo lang met angst en wantrouwen hebben geleefd. Zich overgeven aan de ouders is beangstigend. Het kind vertrouwt eerder de eigen zelfhandhavingsmechanismen, zoals niemand vertrouwen, je eigen weg gaan, etc. Bij deze kinderen is het nodig om continu te blijven investeren. Door middel van het vertellen van verhaaltjes kan inzicht in eigen gedrag en gevoelens worden bevorderd. Verhaaltjes met thema´s als ´de vulkaan´, die iedere keer uitbarst, ´het kasteeltje´, het kind dat zich eenzaam heeft verschanst, kunnen door de ouders worden verteld. Voor de verschillende type kinderen zijn specifieke aanwijzingen beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dr. G. de Lange.
Aanraken en aangeraakt worden zijn van wezenlijk belang voor een goede emotionele ontwikkeling, zowel in de kindertijd, als in het verdere verloop van het leven.
In deel 1 van Haptonomie maakt Bob Boot, aan de hand van de haptonomische theorie en de praktische toepassing ervan (haptotherapie), de lezer bewust van het gevaar van een verschraald gevoelsleven en het belang van een juiste balans tussen voelen en denken.
In het tweede deel van dit boek beschrijft hij, met gebruik van voorbeelden uit zijn eigen praktijk, onderwerpen als zwangerschap en geboorte, kindertijd en opvoeding, vriendschap en relaties, tederheid en seksualiteit, agressie en conflicten, ziekte en verlies en rouwverwerking en overlijden.
De belangstelling voor haptotherapie is erg toegenomen de laatste jaren. Dat komt omdat binnen die therapie aandacht is voor heel de mens, dus voor psyche én lichaam.
Door het ontwikkelen van je gevoel en tastzin leer je beter omgaan met spanningen, pijn, verdriet en stress.
Zelfhulpgids om de diepere oorzaken uit het eigen persoonlXke verleden van levensproblemen op te sporen.
Ieder komt problemen in zijn leven tegen. Soms werken die blokkerend of beïnvloeden ze je leven op een ongezonde manier zodat je niet jezelf kunt zijn. Vaak is onduidelijk hoe dit komt. Bij nader onderzoek blijkt dit met vroegere pijnlijke gebeurtenissen samen te hangen. Deze zijn weggestopt, ontkend en van een grote deklaag voorzien. Als men bereid is vroegere pijnlijke ervaringen onder ogen te zien, te ontdoen van verkeerde informatie en verzinsels, en de confrontatie met de waarheid aangaat, is het mogelijk daaruit juist de kracht te putten om de huidige situatie en de toekomst aan te kunnen. In het boek vele concrete vragen om te beantwoorden (met ruimte voor de antwoorden); je wordt zo meegenomen om je eigen helingsproces tijdens het lezen van het boek door te maken. In het boek staan vele voorbeelden waarin ieder zich op een of andere manier in herkent. De schrijver is al twintig jaar psychiater en heeft een eigen tv-talkshow in Amerika. Hij publiceerde al veel meer. Het boek is niet moeilijk. Het zal wel moeilijk zijn om zonder hulp, alleen aan de hand van dit boek, echt grote problemen in je leven op te lossen. Een goed boek waar een lezer iets mee kan als hij zijn eigen problemen wil aanpakken.
Ik kon wel door de grond zakken Over verlegenheid en sociale angst
In de serie Zorgen voor jezelf.
De toegankelijke en praktische boeken uit deze serie helpen mensen inzicht te krijgen in mogelijke oorzaken van veel voorkomende (gedrags)problemen, en geven handvatten om er zelf iets aan te doen.
De handzame boeken zijn een uitstekende bron van informatie voor mensen met deze klachten en voor hun omgeving. Zij kunnen zo - zelfstandig of met hulp van arts, therapeut, maatschappelijk werker of psycholoog - hun problemen aanpakken.
Ook van de auteur(s): Ieder deel van de serie is geschreven door een of meer auteurs die op dat specifieke terrein deskundig zijn en in de praktijk ervaren zijn. De serie als geheel staat onder redactie van de psychologen Theo IJzermans en Jan Schouten. Produktief denken[dec. 2000] Mij krijgen ze niet gek[dec. 2000] Dat durf ik niet[dec. 2000] Complete serie: Zorgen voor Jezelf
Wekelijkse groep in Rotterdam, locatie Djoj: dinsdag avond van 19:30 tot 22:30. Informatie en data kunnen opgevraagd worden bij Marja Pelt en Frank van Mastrigt.
In Nederland kunnen deelnemers aanspraak maken op de Ziektekostenverzekering. Er is een eigen bijdrage per zitting. Voorwaarde is dat de groep geleid wordt door een psychiater of psycholoog.
Verdere tarieven zijn op te vragen bij de therapeuten.
De aantrekkingskracht van foute mannen Samenvatting
Hoewel de schrijfster de nadruk legt op mannen, bestaan er wel degelijk ook foute vrouwen die dezelfde persoonlijke kenmerken hebben. Deze mensen zijn niet geschikt voor het hebben van een relatie, hoe hard dit ook klinkt. Het is een illusie dat op elk potje een dekseltje past: sommige zijn zo onherstelbaar beschadigd dat niets zal passen.
Basis uitgangspunt
Elk mens wil graag op zijn levenspad een partner: het is niet sex of voortplanting die ons een ander laat zoeken, maar onze eenzaamheid. We willen iemand die op ons pad bij ons blijft en ons steunt in barre tijden, in ons gelooft en naast ons staat. Helaas maken sommigen foute keuze en kiezen een foute reisgenoot. Hoe weet je of je een goede betrouwbare reisgenoot kiest? Stel de volgende vragen:
Stel je eisen, of ben je tevreden met wie maar met je mee wil?
Houdt hij/zij woord?
Haakt hij/zij halverwege af?
Wil hij/zij ook jullie gezamenlijke zak dragen?
Op blz. 218 geeft CR een signalement van een foute reisgenoot die meer dan twee kantjes beslaat. Het gaat te ver die hier over te nemen, bovendien is het zoals met alles: iedereen vertoont op zijn tijd wel eens dergelijk gedrag bijv. het niet willen uitpraten, of een afspraak niet nakomen. Het wordt ernstig als dat soort dingen structureel blijken te zijn In grote lijnen zijn foute reisgenoten personen die:
Niet in staat zijn tot langdurige liefde
Regelmatig gedrag vertonen dat de relatie ondermijnt
de touwtjes koste wat kost in handen willen houden, jij wordt op afstand gehouden
onderweg naar andere reisgenoten kijken om eventueel te switchen
Gebrek aan zelfinzicht hebben, niet gemotiveerd om daadwerkelijk te veranderen
Geen gesprek over de relatie aangaan
De andere partij lijdt onder de relatie. Dat lijden kenmerkt zich door nachten lang wakker liggen en piekeren, bang zijn voor ontrouw, voor de verwijten, in jezelf eindeloze redevoeringen tegen de ander houden in de hoop dat hij/zij je eindelijk zal begrijpen, dagboeken volschrijven over hem/haar, zelfhulpboeken lezen, controleren op ontrouw. Lijdzame positie is gevolg van
te veel begrip
teveel verantwoordelijkheidsgevoel
Degene die het lijden veroorzaakt kun je niet verbeteren omdat die persoon zelf niet onder zijn/haar gedrag lijdt.
Complexe voorgeschiedenis Het is niet gezegd dat iemand met moeilijkere ervaringen niet in staat zal zijn om een relatie aan te gaan. De ervaringen worden al in de vroege jeugd gevormd. Wanneer opvoedingssituatie vroeger onveilig was, kun je in je latere liefdesleven problemen hebben je emotionele leven toe te laten. Iemand is bang
samen te smelten met een ander: eigen identiteit is niet sterk genoeg en kan verloren raken.
zich bloot te geven, ook zijn/haar zwakke kanten laat zien
verwaarloosd te worden
zijn eigen identiteit te verliezen
Welke foute relaties mogelijk?
Bindingsprobleem (CR gebruikt die term liever dan bindingsangst): kan verschillende kenmerken hebben:
Vrijblijvendheid: er worden geen vaste afspraken gemaakt
Knipperlichtrelatie: er zijn voortdurend conflicten waardoor afstand ontstaat, maar na tijdje komen partners weer bij elkaar vanwege het vertrouwde gevoel
Don Juan(ina): charmante persoon die jou wil totdat je je hebt gegeven en daarna nieuwe prooi zoekt
ladyhopper: er kan geen keuze gemaakt worden tussen kandidaten
perfectionisme: je bent nooit goed genoeg. Maar de perfecte partner bestaat helaas niet.
oude vrijster/eeuwige vrijgezel:verzorgend type die geen eigen leven hebben opgebouwd
Relatie verslaafd: CR verwijst naar boek van Susan Forward, Als liefde een obsessie wordt
Redder- Slachtoffer. Werkt niet omdat niemand in slachtoffer rol wil worden geduwd.
Met een "stille": in feite reis je dan alleen
Hoe dan wel? Een relatie kan alleen vruchtbaar zijn als je je naast de ander geplaatst weet. Dus niet dat een partner een rol als alwetende of almachtige boven de ander speelt, waardoor iemand wordt gekleineerd. Accepteer de ander zoals die is, niet zoals die zou moeten zijn. Naar elkaar luisteren: niet de ander voorschrijven hoe iets moet worden opgelost. Er is warmte tussen de partners.
Overzicht: De rest van het boek is steeds een nadere uitwerking van de thematiek: er zijn mannen die verslaafd zijn (dat kan van alles zijn: alcohol, drugs, sex maar ook werk of gewoon het andere geslacht). Of jaloers en bezitterig (je als bezit zien). Of gewelddadig. Of narcistische psychopaat.
Na het lezen van dit boek had ik wel de indruk dat ik rationeel het allemaal wel denk te weten, maar dat je het emotioneel niet altijd zo ervaart. Het is een schrale troost dat een algemeen gevoel is bij foute relaties.
Leuk: oproep op blz 173: Mannen die wel sterk en zwak kunnen zijn, lief en teder maar ook viriel en potent, en hun verantwoordelijkheid kennen en nemen, mogen zich melden (bij CR neem ik aan).
Borderline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem
BORDERLINE
Grenzen vervagen
Vanachter een gesloten deur
Gedachten plagen
De leegte heeft geen kleur
Het vullen van gaten
Met allerlei alternatieven
Je de wereld inpraten
Niemand leest je brieven
Emoties voelen
Begrijpen, delen
Weten wat mensen bedoelen
Wanneer ze met gevoelens spelen
De pijn een plek geven
Tussen het wit en zwart
Overleven
Want de wereld is hard
Er zijn geen grenzen meer
Het hoofd is dol
Niet plat dit keer
De aarde is hol.
Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.
Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.
Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.
Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.
Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.
Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.
Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.
Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp
De pijn door het einde van uw vorige relatie is nog altijd heftig. U bindt zich liever niet meer om nog meer pijn te voorkomen. U blijft oppervlakkig in uw nieuwe relatie, u durft zich niet te geven of u begint er zelfs helemaal niet meer aan.
Start u toch een nieuwe relatie? Dan hebt u allerlei strategieën om u in te dekken. Soms doet uw partner dat ook. Mooie momenten afzwakken. Het uiterlijk van uw partner innerlijk bekritiseren. Complimenten van de ander wantrouwen. Flirten met anderen om het gevoel te hebben nog in trek te zijn, mocht de relatie toch ooit mislukken.
Een dergelijke relatie heeft weinig kans van slagen. De angst voor de mislukking van de relatie werkt als een voorspelling die zichzelf vervult.
Hoe ontstaat het?
De angst om zich aan iemand te binden is tegenwoordig een van de grootste struikelblokken in relaties. De boosdoener is altijd een teleurstelling in het verleden: een verstoorde emotionele band met de ouder(s) of een mislukte relatie.
Hoe komt u ervan af?
Bent u uitermate gemotiveerd om iets van uw leven en relatie te maken? Dan hebt u met Mind Tuning® een grote kans van slagen.
Wat is de beste training?
Gewoonlijk voldoet groepscoaching uitstekend. Persoonlijke coaching heeft een exclusief karakter en is niet echt noodzakelijk. Wilt u héél snel uw persoonlijke coaching? Overweeg vipcoaching.
Separatieangst, separatieangststoornis of verlatingsangst is een psychische aandoening die zich bij kinderen (meestal tussen zeven en negen jaar oud) en soms jongvolwassenen (tot achttien jaar) kan ontwikkelen. In het DSM-IV is de aandoening ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen.
Kinderen in de leeftijd van achttien maanden tot drie jaar ervaren meestal angst of spanning als hun ouders de kamer verlaten. Vaak zijn kinderen bang voor verlating als ze voor het eerst naar school gaan. Normaal gesproken verdwijnt deze angst snel als hun aandacht wordt verlegd of als ze hun omgeving gaan verkennen. Vanaf de leeftijd van vier hebben kinderen meestal geleerd om enige tijd alleen te zijn.
Als de angst of spanning echter niet op een normale manier verdwijnt, kan er sprake zijn van separatieangst. Het kind is dan overmatig gespannen of angstig als de ouders er niet zijn of heeft erg veel heimwee in een onbekende omgeving. Soms projecteren kinderen hun spanning en maken zich zorgen om het welzijn van hun ouders of verzorgers.
Separatieangst kan optreden tot het achttiende levensjaar. Als deze niet geheel is verwerkt, kan deze nog optreden als symptoom van bredere ziektebeelden, bijvoorbeeld bij de borderline-persoonlijkheidsstoornis.
In de fase van ontwikkeling ongepaste en overmatige angst over separatie van huis of mensen waarmee een sterke binding bestaat. Dit blijkt uit drie of meer van de volgende criteria:
herhaalde overmatige spanning bij (anticipatie van) verlating van huis of mensen waarmee een sterke binding bestaat.
aanhoudende en overmatige zorg over het verliezen van mensen waarmee een sterke binding bestaat of zorgen over hun welzijn.
aanhoudende en overmatige zorg dat een onverwachte gebeurtenis tot separatie leidt (bijvoorbeeld verdwalen of gekidnapt worden).
aanhoudende terughoudendheid of weigering om naar school of ergens anders heen te gaan uit angst voor separatie.
aanhoudende en overmatige angst of terughoudendheid om alleen te zijn of belangrijke mensen te thuis missen of belangrijke volwassen op andere plaatsen.
aanhoudende terughoudendheid of weigering om te gaan slapen zonder een belangrijk persoon in de buurt of om uit logeren te gaan.
herhaalde nachtmerries over vormen van separatie.
herhaalde fysiologische klachten (bijvoorbeeld hoofd- en maagpijn, misselijkheid, braken) als een belangrijke persoon weggaat of als dit wordt verwacht.
De duur van de stoornis is minimaal vier weken.
De stoornis treedt op voor het achttiende levensjaar.
De stoornis veroorzaakt klinisch duidelijk lijden in de sociale omgang, op school of op andere belangrijke terreinen.
Bondingpsychotherapie Wat is Bonding psychotherapie?
De bondingpsychotherapie werd begin jaren 70 ontwikkeld en in praktijk gebracht door Daniel Casriel (1924-1983). Hij was een Amerikaanse psychiater en psychoanalyticus in New York. Hij noemde de therapie New Identity Process (NIP). Later kreeg de therapie de naam bondingpsychotherapie.
Bondingpsychotherapie is een intensieve vorm van groepstherapie, waarin pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden in een veilige omgeving emotioneel kunnen worden herbeleefd en verwerkt. De term bonding staat voor het proces dat gekenmerkt wordt door emotionele openheid bij lichamelijke nabijheid. Bonding wordt gezien als een natuurlijke behoefte, net zoals de behoefte aan lucht en voedsel.
Bondingpsychotherapie is een interactief groepstherapeutisch proces voor de behandeling van stoornissen, die ontstaan wanneer basale psychosociale behoeften die gerelateerd zijn aan neurobiologische processen, niet vervuld worden. De cliënt moet gemotiveerd zijn voor deze intensieve behandeling. Dan kunnen deze stoornissen verbeteren met behulp van ervaringsgerichte, lichaamsgerichte, non-verbale en verbale methoden. Speciale technieken kunnen worden aangeleerd. Deze zorgen voor essentiële veranderingen. Van belang hierbij is een ondersteunende emotionele relatie van de cliënt met de groep en de therapeut.
Veel mensen hebben in hun vroege kinderjaren een veilige hechting gemist. Onder een veilige hechting wordt verstaan dat je jezelf veilig kan voelen bij een belangrijke hechtingsfiguur (meestal de moeder of vader), bijv. in een situatie waarin er gevaar dreigt. Een eenvoudig voorbeeld is een dar kind zich brandt aan een strijkijzer of van zijn fiets valt en getroost wordt door zijn moeder en/of vader. Het kind leert hierdoor dat het in een moeilijke of pijnlijke situatie terug kan vallen op zijn ouders. Ook leert het dat het pijnlijke emoties mag uiten. Dit zorgt ervoor dat het kind hulp, steun of troost leert zoeken bij een betrouwbare andere persoon. Dat is een belangrijk kenmerk van veilige hechting. Zou het kind gestraft of weggestuurd worden, wanneer het in bovengenoemde situatie troost zoekt, dan kan het negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf ontwikkelen. Bijvoorbeeld Ik ben niet belangrijk, ik doe er niet toeof ik ben niet om van te houden of ik heb geen recht op troost of genegenheid, ik moet dit eerst verdienen. Uit onderzoeken is gebleken dat wanneer ouders niet juist op de emotionele behoeften van pasgeborenen inspelen, er geen goede hechting plaats vindt en babys gedragsproblemen kunnen ontwikkelen. Dit kan leiden tot bijv. problemen met slapen, eten of veel huilen. Het kan zelfs in extreme gevallen leiden tot overlijden wanneer er helemaal geen lichamelijke en emotionele nabijheid is. Bekend hierover zijn gegevens van weeshuizen in de Tweede Wereldoorlog, waarin babys soms ernstig verwaarloosd werden en zelfs overleden omdat er te weinig hechting plaats vond. Het ervaren van weinig veiligheid als kind kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat een van je ouders een lichamelijk of psychiatrisch probleem had (bijv. een ernstige ziekte of een alcoholverslaving), waardoor hij/zij er niet voor je kon zijn als kind. Of je komt uit een groot gezin en je ouders moesten zo hard werken om het gezin te onderhouden, dat ze geen tijd meer hadden om je aandacht en liefde te geven. Het missen van veiligheid in de belangrijke kinderjaren kan ertoe leiden dat je later moeite hebt met lichamelijke nabijheid van een ander en met het ervaren en doorgeven van genegenheid. Ook kunnen de negatieve gevoelens en gedachten, die je over jezelf ontwikkeld hebt, ertoe leiden dat je jezelf vaak somber of ongelukkig voelt of dat je erg onzeker en angstig bent. In de bondingpsychotherapie wordt gewerkt met oefeningen die gericht zijn op het losmaken van onderdrukte negatieve emoties uit het verleden. Dit wordt gecombineerd met het ervaren van lichamelijke nabijheid van de ander. Hierdoor wordt er ruimte gemaakt voor nieuwe en positievere ervaringen. En dit kan leiden tot een beter zelfbeeld en een beter psychologisch evenwicht. Wanneer je onveilig gehecht bent heb je vaak angst om je te binden en/of angst om verlaten te worden. Dit is vaak de basis van veel relatieproblemen en kan door deze therapie worden overwonnen. Mede dankzij een groeiend besef van het belang van een veilige hechting in de kinderjaren is in de laatste jaren de interesse voor de bondingpsychotherapie gegroeid. Door het ingrijpende en emotionele karakter van de sessies stuit deze therapie soms op een zekere weerstand, zowel bij cliënten als bij therapeuten. Door de jaren heen is de effectiviteit van deze methode bewezen, ook wetenschappelijk.
In Europa wordt bondingpsychotherapie toegepast in Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal, Slovenië, Zweden, en Zwitserland. Elk land heeft zijn eigen vereniging. Nederland en België vormen samen de Vereniging voor Bondingpsychotherapie (VBP). De Europese vereniging is aangesloten bij de European Association of Psychotherapy.
Stauss, K. Kösel-Verlag (2006), Bondingpsychotherapie, Grundlagen und Methoden
Struijk, A. (1997). Tegenoverdracht en bondingpsychotherapie. Handboek Groepspsychotherapie, aug. 1997;
De Klerk-Roscam Abbing J. (1994). De Casrielmethode. Handboek Groepspsychotherapie, jan. 1994 (pp M4.1 1-34);
Kooyman, M. (1990). Tederheidstekort en verslaving. In: Tederheid, over de gevolgen van tederheidtekort bij mens en dier. Uitg. SIGO (Stichting voor Interdisciplinair Gedragswetenschappelijk Onderzoek). A.D. de Groot en J.P. Kruijt (Red.), blz. 89-100. Boom: Meppel.
Höfler- Zimmer D. & Kooyman, M.(1996). Attachment transition, addiction and therapeutic bonding. An integrative approach. In: Journ. of Substance Abuse Treatment, 13(6) pp. 511-519.
Geerlings P. en De Klerk-Roscam Abbing J. (1985). Cathartische activerende, psychodynamische groepstherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie. Jaargang 11, pp 1-19;
Casriel D. Grosset & Dunlap, New York (1972). A scream away from happiness;
Martens J. (juli 2001). Bondingpsychotherapie in een residentiële setting voor de behandeling van drugsgebruikers. In W.R. Buisman e.a. (Red.), Handboek verslaving. (B 6119-1-34). Houten/Diemen : Bohn Stafleu Van Loghum.
Martens, J. (2000). Psychotherapiegroepen voor cliënten met harddrugverslavingen. In T. J. G. Berk et al., Handboek groepspsychotherapie (pp. N3.1-N3.44). Houten/ Diegem : Bohn StafleuVan Loghum.
Zijn verlatingsangst en bindingsangst hetzelfde? Ik zie geen verschil!
Aan de ene kant zijn bindingsangst en verlatingsangst het tegenovergestelde van elkaar, terwijl de begrippen aan de andere kant ook veel gemeen hebben. Een ingewikkelde toestand. Daarom eerst een uitleg van beide termen: Stel, u wilt graag een relatie aangaan. Zodra u de man of vrouw van uw dromen heeft veroverd, bent u bang hem of haar te verliezen. Deze angst is zo sterk dat het leidt tot conflicten en uiteindelijk zelfs een breuk (terwijl u dat eigenlijk niet wilt!). Dit noemen we verlatingsangst.
Het omgekeerde komt ook voor: u vindt voor de zoveelste keer een partner en gaat voor de zoveelste keer een relatie aan. Maar zodra de partner te dichtbij komt en de relatie te echt wordt, krijgt u het benauwd en maakt u een einde aan de relatie. Dit noemen we bindingsangst.
Verlatingsangst is dus de vrees dat een relatie wordt beëindigd terwijl bindingsangst juist de angst is om een intensieve relatie aan te gaan. Toch hebben beide soorten angsten veel met elkaar te maken. Want het blijkt dat mensen met verlatingsangst eigenlijk bang zijn om zich te binden en dat mensen met bindingsangst juist vaak bang zijn om verlaten te worden. Daarnaast hebben beide soorten angsten gemeen dat ze groter worden naarmate de relatie intiemer is. Ook leiden beide soorten angsten vaak tot het einde van een relatie.