D3 De
witte hond.
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
|