Na vele verzoekjes is mijn bundel samengesteld, gedrukt en inmiddels verkrijgbaar in België bij de betere boekhandel te koop Binnenkort ook in Nederland maar zolang al vast te bestellen via het internet en wel op het adres http://www.writehistory.be/?p=manuscript&id=302 of via e-mail: fransborsthotmail.com Een speciale voorverkoop-prijs en gesigneerde exemplaren voor leden van Seniorennet! (Deze aanbieding geldt tot en met 14 Februari)
Gevuld met paardenhaar of stro
heerlijk ruikend krakend leer
omgeven
zo maken ze niet meer
Links links rechts oneindig landend
heel soms ontvangend
vaseline boven de ogen
zwetend spoor bedrogen
snotslieren mijdend bijtend zout
dat ziedend prikt
de pols voelt intussen ietwat verzwikt
even aanzetten en schudt zijn hoofd
doserend berekenend
geïncasseerd blijven gaan
proeft hij bloed
moet blijven staan
Uit de hoek schreeuwt
dekking hoooooog!
fijn dit moment
een lerend betoog
Zoemende geluiden
harde kletsen
galmen zijn naam als een zee
van slaap naar slaap
gepekelde ogen vertroebelen
het zicht de armen hangen
aan slappe touwen
als tegengewicht
Zo die is neer
hij sloeg me als of ik
zijn moeder was
en ik hem of hij mijn schoonmoeder was
Als de angst niet meer bestaat
wie weet hoe het verder gaat
Een aangetast hersenschors
zit er soms een draadje los
De psyche controlerend beheersend
woede onderdrukkend wederkerend
Achterwaarts gaand door de hitte
vecht mijn hart uit met het vurig witte
IJzer gehelmd en gemaskerd
geheimen geprikkeld afgerasterd
Uitend schrijvend met geslepen zwaard
spinnen hersens bloedkolkend geaard
Bang om nutteloos te sterven
aarde bedekkend en bederven
Om eenmaal weg snel zijn vergeten
ach. stamppot is toch niet te vreten
Alles geopend word nu gedicht
de hoorn met nectar toch gezwicht
Geen zorgen geen lusten geen lasten
of behoefte om te betasten
Vergif in kleur en naamrijk varia
het geestdodend gif anti-depressivia
Populair zijn Prozac en Remmeron
schooltje gepekelde haringen in beton
Gelijk snoekbaars glazen ogen verdoofd
word de maatschappij van geest beroofd
Iedereen in lijn op een lopende band
ongelijken die wijken worden verbrand
Zombies lopen zwaar zielloos op straat
beter dan dat niets hen ontgaat
Gevoelloos lichtblauwe dode lippen
mensheid getemd alleen even chippen
Microfoontje en speaker ingebouwd in oor
politie bij machte full-continu verhoor
Fantasie- en futloos om te hengelen
gereïcarneerd plan van Dr. Mengele
De Verenigde Staten van Amerika of Japan
het nieuwe Sodom en Gomorrah
De lust te sterk voor Gods orders
waar engelen zich wederom vergrijpen aan de mens
Vaders eis negerend taboes doorbrekend
niet luisterend Gods bevel geven zij technieken
Veel te vroeg voor deze tijd
naar aard of hel verbannen
Geven zij ons nu P.C.'s en I-Pods
in onze handen
Onze kinderen opleidend
als Blackwater huurmoordenaars
Blind voor de liefde
want alles wat beweegt
dat schiet je verrot
Vijf jaar oud
Doom Twee is uit snel rennen zij naar Bart Smit
de benen uit hun lijf dankzij Bouncing Betty
Misschien niet genoeg geleden
of uit het verkeerde hout gesneden
Niet ons geest dan het lichaam
wreed getimed gepijnigd, irritant en bekwaam
Wakker houdend lust ontnemend
een carrousel vol ellende gevend
De slaapdemon is onvermoeibaar
trucks in varia op het nachtkastje klaar
Winnend van alcohol drugs en pillen
één uurtje slaap is al wij willen
Onvrijwillig stadswachten van 't duister
regen, straatlantaarns soms wat gefluister
Geen lepeltje lepeltje voor wat steun
eenzaam koud bed, bij de buren gekreun
Hoelang nog de hoofdprijs blijven betalen
voordat wij Incubus kiel kunnen halen
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
Hij zet een zestal vallen met blokjes kaas voor ratten
gooit akelig precies kiezelstenen naar naderende katten
strooit gif in iedere hoek gleuf en gaten
niets of niemand die aan zijn liefjes zaten
vertroetelend aaiend vertrouwt hij hen toe
van mijn vrouws gezwets wordt ik zo ellendig moe
bronchitus roggellend in zijn houten burcht
ruimt hij vloekend drie ratten door veren gewurgd
Zwetend zaagsel in haar en gezicht oneindig planken zagend nesten bouwend
doffers en spichtjes haast doodgeknuffeld doch hem rustig toevertrouwend
aanvliegend op hoofd schouders armen en rug vol spit
staat hij armen gespreid onder pluisjes veren en vogels in vol geluk
en pikken zij maiskorrels uit zijn lachende rode konen kunstgebit
Terugkerend een vlucht koppels geringd uit Bretagne
wacht de klok ongeduldig in zijn trillende handen
dalend op het monotone fluitje of het rammelend blik
trots als een pauw wint hij goud en zilver en brons
en ach die paar tientjes voor tabak en de Toto als extra schik
Keien gooien op de Parijse barricades
Lijken stapelen in Duitse open wagens
Kameraden meeslepen door de blubber
Knalt het oogje er doorheen schiet ik door het rubber
Watergeuzen die Spanjolen verbrandend slachten
Germanen die Angelsaksen tot de diepste haat verachten
Zogenaamde ketters in naam van God verbranden
Als kruisridder rijden met bebloede vergulden handen
Ach weet U, het blijft allemaal gissen
maar een ding is zeker
Als je goed kunt richten
is de pispot haast niet te missen
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
H1 D2 Ghetto Flat Pulomas (Verbasterd in Pulaumas wat Golden Island betekent).
D2 Ghetto Flat Pulomas (Verbasterd
in Pulaumas wat Golden Island betekent).
Na niet al te gek lange tijd,
ongeveer een weekje stappen met mijn nieuwe vriend Domingues de
taxichauffeur nam hij mij mee naar zijn gezin. Had deze boef een
gezin? Jazeker en hij had met mij een week lang feest lopen vieren in
de meest extreme zin van het woord. Ik stelde mij voor en schaamde
me, des te meer dat zijn Manadonese vrouw, welke trouwens de mooiste
dames zijn in Indonesië want je hebt daar nogal wat verschillende
eilanden en rassen, aardig en ontzettend knap en bovenal heel erg
lief bleek te zijn. Zij werkte achter de Balie in het Hilton van
Jakarta. Ik was weer eens verliefd. Maar zij was sinds kort in blijde
verwachting en nog iets anders wat veel essentiëler is: ik ben geen
matennaaier. Hij bleek vlak achter de woonwijk kampong Ambon te wonen
waar ik heel erg kort bij mijn vader verbleven had, in Oost Jakarta
(Jakart-Timur).
Domingues' woonwijk heette Pulomas
wat op het bord was doorgestreept met behulp van een fel lichtgevende
verf uit een spuitbus, met daaronder de tekst Pulau Mas, 'Golden
Island'. Het geheel bestond uit drieëndertig flatjes die dan ook
genummerd waren als belok één, belok twee enzovoort. Domingues
woonde in belok zevenentwintig. Ik had al iets van mijn vader gehoord
over deze buurt en dat was in zijn ogen niet veel goeds, en één van
zijn zakenpartners voormalig Generaal van Indonesië en tegenwoordig
Politiecommissaris van heel Jakarta met zijn vijfenvijftig miljoen
inwoners, wilde het liefst de hele boel plat bombarderen. Zo, wat had
die man een hekel aan Pulomas. Er bleek voor een Islamitische staat
(tweeënnegentig procent) geen ruimte te bestaan voor een in hun ogen
Sodom en Gomorrah gebied.
Ik had het naar mij zin zeg daar,
elk flat bleek zijn specialiteiten te bezitten. Er woonde acteurs,
actrices, fotografen, fotomodellen, hoeren, flikkers, alles wat met
showbizz te maken had en vooral heel belangrijk in die dagen pillen
en wietdealers. Het was net of ik thuis was maar dan stinkend rijk en
alles heel dichtbij de hand behalve de Heroïne en Coke was niet te
krijgen en dat was perfect want daar zat ik tenslotte niet om
verlegen. Het was daar iedere avond feest bij iemand anders thuis. Ik
zei het gelijk. "Ik wil hier wonen! Zoek een leegstaande flat
voor me!"
Het duurde dan ook niet lang, één
dag en het was geregeld. Ik ging eerst indekos wat in de kost
betekent voor omgerekend negen euro per maand (v.e. kamer) tot er een
flatje leeg kwam te staan voor dertig euro per maand en daar had ik
drie kamers en een kleine badkamer voor. Het duurde niet lang voordat
ik in blok drieëndertig op mijzelf woonde en ik was ingeburgerd tot
een echte bewoner en een lid van de gang, de blokken zesentwintig tot
en met drieendertig. De vooral Ambonese bevolking heersten hier. Mijn
status was gelijk gesetteld want Domingues bleek de tussendealer van
wiet, waar hij veel respect mee afdwong. Hier in Nederland stelt dat
geen moer voor, daar krijg je echter de strop voor een jointje roken
dus dat is geen vergelijking. Laat staan verkopen. En ik was zijn
rechterhand want ging de spullen ook samen met hem inkopen, bij ene
waar ik de naam niet van noemen zal maar zijn codenaam was TBN.
Zo waren er iedere avond feesten in
flats met veel drank, wiet,pillen en orgiën en was het een beetje
mat dan gingen we op stap met de oude Chevrolet Cherokee Jeep van een
half blinde bestuurder, Jaya genaamd. Dat was altijd spannend, vooral
'snachts met die blinde achter het stuur, niemand durfde dan ook
naast hem te zitten maar gingen ze allemaal keihard lachend in de
laadbak zitten. Ik was bijrijder tot ik haast frontaal opgevouwen
besefte dat hij echt blind was. Zo was het elke avond feest op onze
parkeerplaats met de jongens en soms meiden maar niet te vaak, want
dat hadden de jongens liever niet te dicht bij huis, want ze gingen
wel allemaal vreemd maar allemaal twintig kilometer verderop, dus
wilden ze ook geen slapende honden wakker maken. Ik was niet getrouwd
en had geen vaste vriendin en begreep het probleem in het begin dan
ook niet. Over honden gesproken, de pillen van het merk bekka waar we
iedere avond twee rolletjes van tien tabletten per persoon van
opvraten, vijfentwintig cent. per rol, bleek achteraf 'obat anging
gila' te zijn, wat pillen tegen hondsdolheid zijn. Na maanden later
begreep ik mijn bijnaam De Witte Hond dan ook beter. Ik dacht dat ze
dat zeiden omdat ik overal opkroop volgens de getrouwde vrouwen. Uit
jaloezie dus. Maar het moge duidelijk zijn dat als je uit een stad
moet vluchten die net zo groot als Zuid-Holland is je het wel erg
bont hebt gemaakt oftewel een beetje hondsdol gedrag vertoond moet
hebben.
Domingues was zo niet nog gekker dan
mij en had inmiddels ook zijn baan opgegeven, waardoor er zelfs een
echtscheiding aan zat te komen. En hij was niet de enige met een
echtscheiding op komst. Al mijn maten, een stuk of tien nam ik elke
avond mee op stap. Hapje eten, bioscoopje pakken en dan naar
Sukabumi, naar de vrouwtjes van plezier. Nou, er ging echt helemaal
niemand meer naar zijn werk, de volgende dag. Als blikken konden
doden waren het die van hun echtgenotes wel geweest. En dat maanden
lang. En ik en Doom werden steeds gekker, van die hondenpillen
natuurlijk. Ik was daar miljonair van mijn inkomen maar toch
presteerden wij het de laatste week toch om zonder geld te komen
zitten. Er staat mij iets vaags bij dat we bijvoorbeeld met een
zwartgeverfd waterpistool toeristen stonden te beroven op de trap van
discotheek Stardust, wat toen de grootste discotheek van Jakarta was,
er konden daar wel tweeduizend mensen in. Of gewoon in een file
mensen beroven. Beesten waren we. Puur en puur a-sociaal. Eerlijk is
eerlijk. Nee aan het stappen kwam geen eind, dacht ik tenminste.
Op een gegeven moment werd ik na de
verkiezingen bij de 'dorpsoudste' van de flats geroepen die met mij
wilde praten over iets belangrijks. Ik dacht dat het met de
verkiezingen op komst te maken had. De verkiezingen die trouwens ook
een rel op zich waren en zijn, want de mensen worden dan ineens
verdeeld en heel erg agressief. Dan zijn er vijf partijen met ieder
hun eigen kleur. De witte is de Islamitische, de rode de
democratische met als lijsttrekker de dochter van Sukarno die Suharto
wilde verstoten, de groene partij voor de boeren, en de zwarte partij
weet ik niet meer en dan had je ook nog heel slim de goud omlijste
partij van president Suharto die heel vaag een embleem had met vier
vakken erin waar die andere vier partijen in stonden, zo van als je
twijfelt neem mij dan. En dat met goud omlijst, het Panca Warna
systeem, (het kleuren allerlei systeem). Het zijn allemaal
twijfelaars daar dus dat was APK goedgekeurd voor Suharto, jaar in
jaar uit. Nou was die verdeeldheid ook in Pulomas. Er waren zoals ik
al eerder zei drieëndertig blokken en die waren verdeeld in vijf
territoria, Sumatranen, Javanen, Manadonezen, Chinezen en ik woonde
bij de Ambonese blokken. De rest van het jaar heel Pulomas dikke
vrienden, maar nu als we 'savonds met elkaar stonden te babbelen of
op de motorkappen zaten op onze parkeerplaats, waren wij allen in een
rood T-shirt en een rode doek om ons voorhoofd.
De klewangs (kapmessen), knipmessen,
bijlen en mijn Samoeraizwaard lagen in de greppel achter de auto's
voor een eventuele aanval. We waren al een keer eerder verrast door
de zwarte partij, de avond ervoor en toen hadden wij moeten rennen en
waren er twee goede gewonden onder ons gevallen. Maar nu stonden we
heel schijnheilig te blowen en allemaal naar beneden te staren,
kaarten of domino op een motorkap te spelen, net alsof ze ons zo weer
konden pakken. Maar we hadden vier man verdeeld op elke hoek van ons
gebied gezet waarvan er één dan ook al snel kwam aanrennen al over
zijn teenslippers struikelende om te vertellen dat ze er weer
aankwamen. Toen we het wit van hun ogen konden onderscheiden werden
we zogenaamd ineens wakker en hoop ijzer gekletter ging razendsnel
rond omdat iedereen zijn wapen had verstopt achter zijn rug, in de
auto met open raam of simpel op de bumper of onder de auto. Op het
moment dat het geschreeuw van de zwarte groepering ons benaderde en
ons in bonken denkt te kunnen hakken, renden wij met ons gereedschap
vliegensvlug op hun af en volgt er een denk ik zo'n vijf minuten
lange veldslag als zoiets in 'Braveheart' en ik kan u vertellen, dat
is een rush hoor! Alles wat zwart gekleurd, gekleed of geschminkt was
kapten en hakten wij om ons heen al rennende met de blinde woede van
de laffe aanval van de avond ervoor met die twee creperende jongens
die opgesneden in het riool hadden gelegen voor ogen en die we daarna
kermend en schreeuwend van de pijn hadden verbonden.
"Dendam! Dendam!"
Schreeuwen wij wat wraak betekent. Nu renden zij voor hun leven, voor
sommigen echter te laat. Ik en Doom renden voorop hakkende en
ontwijkende want pijn voel je op dat moment niet, dat komt achteraf
om daarna ook nog eens achter hun na te rennen terwijl ze al lang uit
ons territorium verdwenen waren om toch nog een paar flinke halen
over hun rug te kappen. We hebben ze heel Pulomas uitgejaagd de weg
over. De rest van de verkiezingen hebben wij dan ook van niemand meer
totaal geen last gehad. Er werden zeven man weggevoerd met de
ambulance, is ons verteld. Het moge duidelijk zijn dat wij niet op
een onderzoek stonden te wachten van het leger of de mobiele eenheid
als een zwaarbewapend en gehavend zogenaamd geïnteresseerd publiek,
dat werkt niet. Ik was de volgende dag jarig maar had daar op dat
moment geen flauw benul van.
Er werd op de deur geklopt, ben
direct klaar wakker en pak mijn naast mijn bed gelegen samoeraizwaard
en ging achter de deur staan en vroeg mijn wit weggetrokken bediende
de deur een klein kiertje open te doen want het was zo vroeg en dat
op zondag, tien uur pas er klopte iets niet. Mijn vrienden lagen
allemaal nog in coma dat was zeker. De deur gaat langzaam op een kier
en ik zie mijn bediende schrikken dan spring ik in een tot mijn
knieën afgeknipte gerafelde spijkerbroek met ontbloot bovenlijf wat
onder de krassen en sneden zit met een rode soort van Ramboband om
mijn voorhoofd met wilde ogen in mijn kop voor de deuropening om het
daar zijnde hoofd met een schreeuw te splijten. Staat Godverdomme
mijn vader voor mijn neus met zijn vrouw en een cadeautje. Ik kan nog
net op tijd de slag inhouden tot net boven zijn kruin.
"Ga je mee, we gaan weer,"
zei hij teleurgesteld in mij tegen zijn vrouw. "Hij is gek!"
hoorde ik hun tegen elkaar zeggen toen ze de trap afliepen. "Hij
is in een beest veranderd." "Ik wil niet meer over hem
praten," antwoordde mijn vader zijn vrouw. Spierwit vertrokken
zij, mij verbijsterd achterlatend en met een flinke kater. En ik
moest nog wel bij de dorpsoudste op bezoek.
Verrot vervallen en gezakt in de grond
stinkende door de regen weggespoelde stront
De zogenaamde hoofdstad van Nederland
zinkt van ellende en ouderdom weg in het zand
Arrogantie decadentie en borstklopperij
vol met stinkgrachten ergens aan het Ei
Eindelijk is het eerdaags einde verhaal
het dorp op palen in het rioleringskanaal
Zelfs tot ver na mijn dood
zullen mijn letters je eeuwig laten beven
fouten en wreedheden doen herbeleven
In inkt geschreven, gedrukt of getikt
voor je in wroeging of walging bent gestikt
Vanuit mijn graf lach ik hard
laat jouw haren ten berge rijzen
doch spijt of hemel zullen jou nooit meer prijzen
Kon je maar eervol terugklimmen omhoog
was je maar gebleven onder zijn regenboog
Onder bruggen en in stinkende riolen
beneden voeten van geldmagnaten verscholen
Een andere wereld die 's nachts pas leeft
een code die justitie hoofdpijn geeft
Dieven, verslaafden, zwervers, hoeren betastend
snel verdiend geld aan Absint en wijn verbrassend
Als de bovenwereld surrealistisch droomt, dansen zij de gehele nacht
genietend voor heel even, van elkanders kleurenpracht