Gevuld met paardenhaar of stro
heerlijk ruikend krakend leer
omgeven
zo maken ze niet meer
Links links rechts oneindig landend
heel soms ontvangend
vaseline boven de ogen
zwetend spoor bedrogen
snotslieren mijdend bijtend zout
dat ziedend prikt
de pols voelt intussen ietwat verzwikt
even aanzetten en schudt zijn hoofd
doserend berekenend
geïncasseerd blijven gaan
proeft hij bloed
moet blijven staan
Uit de hoek schreeuwt
dekking hoooooog!
fijn dit moment
een lerend betoog
Zoemende geluiden
harde kletsen
galmen zijn naam als een zee
van slaap naar slaap
gepekelde ogen vertroebelen
het zicht de armen hangen
aan slappe touwen
als tegengewicht
Zo die is neer
hij sloeg me als of ik
zijn moeder was
en ik hem of hij mijn schoonmoeder was
Als de angst niet meer bestaat
wie weet hoe het verder gaat
Een aangetast hersenschors
zit er soms een draadje los
De psyche controlerend beheersend
woede onderdrukkend wederkerend
Achterwaarts gaand door de hitte
vecht mijn hart uit met het vurig witte
IJzer gehelmd en gemaskerd
geheimen geprikkeld afgerasterd
Uitend schrijvend met geslepen zwaard
spinnen hersens bloedkolkend geaard
Bang om nutteloos te sterven
aarde bedekkend en bederven
Om eenmaal weg snel zijn vergeten
ach. stamppot is toch niet te vreten
Alles geopend word nu gedicht
de hoorn met nectar toch gezwicht
Geen zorgen geen lusten geen lasten
of behoefte om te betasten
Vergif in kleur en naamrijk varia
het geestdodend gif anti-depressivia
Populair zijn Prozac en Remmeron
schooltje gepekelde haringen in beton
Gelijk snoekbaars glazen ogen verdoofd
word de maatschappij van geest beroofd
Iedereen in lijn op een lopende band
ongelijken die wijken worden verbrand
Zombies lopen zwaar zielloos op straat
beter dan dat niets hen ontgaat
Gevoelloos lichtblauwe dode lippen
mensheid getemd alleen even chippen
Microfoontje en speaker ingebouwd in oor
politie bij machte full-continu verhoor
Fantasie- en futloos om te hengelen
gereïcarneerd plan van Dr. Mengele
De Verenigde Staten van Amerika of Japan
het nieuwe Sodom en Gomorrah
De lust te sterk voor Gods orders
waar engelen zich wederom vergrijpen aan de mens
Vaders eis negerend taboes doorbrekend
niet luisterend Gods bevel geven zij technieken
Veel te vroeg voor deze tijd
naar aard of hel verbannen
Geven zij ons nu P.C.'s en I-Pods
in onze handen
Onze kinderen opleidend
als Blackwater huurmoordenaars
Blind voor de liefde
want alles wat beweegt
dat schiet je verrot
Vijf jaar oud
Doom Twee is uit snel rennen zij naar Bart Smit
de benen uit hun lijf dankzij Bouncing Betty
Misschien niet genoeg geleden
of uit het verkeerde hout gesneden
Niet ons geest dan het lichaam
wreed getimed gepijnigd, irritant en bekwaam
Wakker houdend lust ontnemend
een carrousel vol ellende gevend
De slaapdemon is onvermoeibaar
trucks in varia op het nachtkastje klaar
Winnend van alcohol drugs en pillen
één uurtje slaap is al wij willen
Onvrijwillig stadswachten van 't duister
regen, straatlantaarns soms wat gefluister
Geen lepeltje lepeltje voor wat steun
eenzaam koud bed, bij de buren gekreun
Hoelang nog de hoofdprijs blijven betalen
voordat wij Incubus kiel kunnen halen
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
Hij zet een zestal vallen met blokjes kaas voor ratten
gooit akelig precies kiezelstenen naar naderende katten
strooit gif in iedere hoek gleuf en gaten
niets of niemand die aan zijn liefjes zaten
vertroetelend aaiend vertrouwt hij hen toe
van mijn vrouws gezwets wordt ik zo ellendig moe
bronchitus roggellend in zijn houten burcht
ruimt hij vloekend drie ratten door veren gewurgd
Zwetend zaagsel in haar en gezicht oneindig planken zagend nesten bouwend
doffers en spichtjes haast doodgeknuffeld doch hem rustig toevertrouwend
aanvliegend op hoofd schouders armen en rug vol spit
staat hij armen gespreid onder pluisjes veren en vogels in vol geluk
en pikken zij maiskorrels uit zijn lachende rode konen kunstgebit
Terugkerend een vlucht koppels geringd uit Bretagne
wacht de klok ongeduldig in zijn trillende handen
dalend op het monotone fluitje of het rammelend blik
trots als een pauw wint hij goud en zilver en brons
en ach die paar tientjes voor tabak en de Toto als extra schik
Keien gooien op de Parijse barricades
Lijken stapelen in Duitse open wagens
Kameraden meeslepen door de blubber
Knalt het oogje er doorheen schiet ik door het rubber
Watergeuzen die Spanjolen verbrandend slachten
Germanen die Angelsaksen tot de diepste haat verachten
Zogenaamde ketters in naam van God verbranden
Als kruisridder rijden met bebloede vergulden handen
Ach weet U, het blijft allemaal gissen
maar een ding is zeker
Als je goed kunt richten
is de pispot haast niet te missen
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
H1 D2 Ghetto Flat Pulomas (Verbasterd in Pulaumas wat Golden Island betekent).
D2 Ghetto Flat Pulomas (Verbasterd
in Pulaumas wat Golden Island betekent).
Na niet al te gek lange tijd,
ongeveer een weekje stappen met mijn nieuwe vriend Domingues de
taxichauffeur nam hij mij mee naar zijn gezin. Had deze boef een
gezin? Jazeker en hij had met mij een week lang feest lopen vieren in
de meest extreme zin van het woord. Ik stelde mij voor en schaamde
me, des te meer dat zijn Manadonese vrouw, welke trouwens de mooiste
dames zijn in Indonesië want je hebt daar nogal wat verschillende
eilanden en rassen, aardig en ontzettend knap en bovenal heel erg
lief bleek te zijn. Zij werkte achter de Balie in het Hilton van
Jakarta. Ik was weer eens verliefd. Maar zij was sinds kort in blijde
verwachting en nog iets anders wat veel essentiëler is: ik ben geen
matennaaier. Hij bleek vlak achter de woonwijk kampong Ambon te wonen
waar ik heel erg kort bij mijn vader verbleven had, in Oost Jakarta
(Jakart-Timur).
Domingues' woonwijk heette Pulomas
wat op het bord was doorgestreept met behulp van een fel lichtgevende
verf uit een spuitbus, met daaronder de tekst Pulau Mas, 'Golden
Island'. Het geheel bestond uit drieëndertig flatjes die dan ook
genummerd waren als belok één, belok twee enzovoort. Domingues
woonde in belok zevenentwintig. Ik had al iets van mijn vader gehoord
over deze buurt en dat was in zijn ogen niet veel goeds, en één van
zijn zakenpartners voormalig Generaal van Indonesië en tegenwoordig
Politiecommissaris van heel Jakarta met zijn vijfenvijftig miljoen
inwoners, wilde het liefst de hele boel plat bombarderen. Zo, wat had
die man een hekel aan Pulomas. Er bleek voor een Islamitische staat
(tweeënnegentig procent) geen ruimte te bestaan voor een in hun ogen
Sodom en Gomorrah gebied.
Ik had het naar mij zin zeg daar,
elk flat bleek zijn specialiteiten te bezitten. Er woonde acteurs,
actrices, fotografen, fotomodellen, hoeren, flikkers, alles wat met
showbizz te maken had en vooral heel belangrijk in die dagen pillen
en wietdealers. Het was net of ik thuis was maar dan stinkend rijk en
alles heel dichtbij de hand behalve de Heroïne en Coke was niet te
krijgen en dat was perfect want daar zat ik tenslotte niet om
verlegen. Het was daar iedere avond feest bij iemand anders thuis. Ik
zei het gelijk. "Ik wil hier wonen! Zoek een leegstaande flat
voor me!"
Het duurde dan ook niet lang, één
dag en het was geregeld. Ik ging eerst indekos wat in de kost
betekent voor omgerekend negen euro per maand (v.e. kamer) tot er een
flatje leeg kwam te staan voor dertig euro per maand en daar had ik
drie kamers en een kleine badkamer voor. Het duurde niet lang voordat
ik in blok drieëndertig op mijzelf woonde en ik was ingeburgerd tot
een echte bewoner en een lid van de gang, de blokken zesentwintig tot
en met drieendertig. De vooral Ambonese bevolking heersten hier. Mijn
status was gelijk gesetteld want Domingues bleek de tussendealer van
wiet, waar hij veel respect mee afdwong. Hier in Nederland stelt dat
geen moer voor, daar krijg je echter de strop voor een jointje roken
dus dat is geen vergelijking. Laat staan verkopen. En ik was zijn
rechterhand want ging de spullen ook samen met hem inkopen, bij ene
waar ik de naam niet van noemen zal maar zijn codenaam was TBN.
Zo waren er iedere avond feesten in
flats met veel drank, wiet,pillen en orgiën en was het een beetje
mat dan gingen we op stap met de oude Chevrolet Cherokee Jeep van een
half blinde bestuurder, Jaya genaamd. Dat was altijd spannend, vooral
'snachts met die blinde achter het stuur, niemand durfde dan ook
naast hem te zitten maar gingen ze allemaal keihard lachend in de
laadbak zitten. Ik was bijrijder tot ik haast frontaal opgevouwen
besefte dat hij echt blind was. Zo was het elke avond feest op onze
parkeerplaats met de jongens en soms meiden maar niet te vaak, want
dat hadden de jongens liever niet te dicht bij huis, want ze gingen
wel allemaal vreemd maar allemaal twintig kilometer verderop, dus
wilden ze ook geen slapende honden wakker maken. Ik was niet getrouwd
en had geen vaste vriendin en begreep het probleem in het begin dan
ook niet. Over honden gesproken, de pillen van het merk bekka waar we
iedere avond twee rolletjes van tien tabletten per persoon van
opvraten, vijfentwintig cent. per rol, bleek achteraf 'obat anging
gila' te zijn, wat pillen tegen hondsdolheid zijn. Na maanden later
begreep ik mijn bijnaam De Witte Hond dan ook beter. Ik dacht dat ze
dat zeiden omdat ik overal opkroop volgens de getrouwde vrouwen. Uit
jaloezie dus. Maar het moge duidelijk zijn dat als je uit een stad
moet vluchten die net zo groot als Zuid-Holland is je het wel erg
bont hebt gemaakt oftewel een beetje hondsdol gedrag vertoond moet
hebben.
Domingues was zo niet nog gekker dan
mij en had inmiddels ook zijn baan opgegeven, waardoor er zelfs een
echtscheiding aan zat te komen. En hij was niet de enige met een
echtscheiding op komst. Al mijn maten, een stuk of tien nam ik elke
avond mee op stap. Hapje eten, bioscoopje pakken en dan naar
Sukabumi, naar de vrouwtjes van plezier. Nou, er ging echt helemaal
niemand meer naar zijn werk, de volgende dag. Als blikken konden
doden waren het die van hun echtgenotes wel geweest. En dat maanden
lang. En ik en Doom werden steeds gekker, van die hondenpillen
natuurlijk. Ik was daar miljonair van mijn inkomen maar toch
presteerden wij het de laatste week toch om zonder geld te komen
zitten. Er staat mij iets vaags bij dat we bijvoorbeeld met een
zwartgeverfd waterpistool toeristen stonden te beroven op de trap van
discotheek Stardust, wat toen de grootste discotheek van Jakarta was,
er konden daar wel tweeduizend mensen in. Of gewoon in een file
mensen beroven. Beesten waren we. Puur en puur a-sociaal. Eerlijk is
eerlijk. Nee aan het stappen kwam geen eind, dacht ik tenminste.
Op een gegeven moment werd ik na de
verkiezingen bij de 'dorpsoudste' van de flats geroepen die met mij
wilde praten over iets belangrijks. Ik dacht dat het met de
verkiezingen op komst te maken had. De verkiezingen die trouwens ook
een rel op zich waren en zijn, want de mensen worden dan ineens
verdeeld en heel erg agressief. Dan zijn er vijf partijen met ieder
hun eigen kleur. De witte is de Islamitische, de rode de
democratische met als lijsttrekker de dochter van Sukarno die Suharto
wilde verstoten, de groene partij voor de boeren, en de zwarte partij
weet ik niet meer en dan had je ook nog heel slim de goud omlijste
partij van president Suharto die heel vaag een embleem had met vier
vakken erin waar die andere vier partijen in stonden, zo van als je
twijfelt neem mij dan. En dat met goud omlijst, het Panca Warna
systeem, (het kleuren allerlei systeem). Het zijn allemaal
twijfelaars daar dus dat was APK goedgekeurd voor Suharto, jaar in
jaar uit. Nou was die verdeeldheid ook in Pulomas. Er waren zoals ik
al eerder zei drieëndertig blokken en die waren verdeeld in vijf
territoria, Sumatranen, Javanen, Manadonezen, Chinezen en ik woonde
bij de Ambonese blokken. De rest van het jaar heel Pulomas dikke
vrienden, maar nu als we 'savonds met elkaar stonden te babbelen of
op de motorkappen zaten op onze parkeerplaats, waren wij allen in een
rood T-shirt en een rode doek om ons voorhoofd.
De klewangs (kapmessen), knipmessen,
bijlen en mijn Samoeraizwaard lagen in de greppel achter de auto's
voor een eventuele aanval. We waren al een keer eerder verrast door
de zwarte partij, de avond ervoor en toen hadden wij moeten rennen en
waren er twee goede gewonden onder ons gevallen. Maar nu stonden we
heel schijnheilig te blowen en allemaal naar beneden te staren,
kaarten of domino op een motorkap te spelen, net alsof ze ons zo weer
konden pakken. Maar we hadden vier man verdeeld op elke hoek van ons
gebied gezet waarvan er één dan ook al snel kwam aanrennen al over
zijn teenslippers struikelende om te vertellen dat ze er weer
aankwamen. Toen we het wit van hun ogen konden onderscheiden werden
we zogenaamd ineens wakker en hoop ijzer gekletter ging razendsnel
rond omdat iedereen zijn wapen had verstopt achter zijn rug, in de
auto met open raam of simpel op de bumper of onder de auto. Op het
moment dat het geschreeuw van de zwarte groepering ons benaderde en
ons in bonken denkt te kunnen hakken, renden wij met ons gereedschap
vliegensvlug op hun af en volgt er een denk ik zo'n vijf minuten
lange veldslag als zoiets in 'Braveheart' en ik kan u vertellen, dat
is een rush hoor! Alles wat zwart gekleurd, gekleed of geschminkt was
kapten en hakten wij om ons heen al rennende met de blinde woede van
de laffe aanval van de avond ervoor met die twee creperende jongens
die opgesneden in het riool hadden gelegen voor ogen en die we daarna
kermend en schreeuwend van de pijn hadden verbonden.
"Dendam! Dendam!"
Schreeuwen wij wat wraak betekent. Nu renden zij voor hun leven, voor
sommigen echter te laat. Ik en Doom renden voorop hakkende en
ontwijkende want pijn voel je op dat moment niet, dat komt achteraf
om daarna ook nog eens achter hun na te rennen terwijl ze al lang uit
ons territorium verdwenen waren om toch nog een paar flinke halen
over hun rug te kappen. We hebben ze heel Pulomas uitgejaagd de weg
over. De rest van de verkiezingen hebben wij dan ook van niemand meer
totaal geen last gehad. Er werden zeven man weggevoerd met de
ambulance, is ons verteld. Het moge duidelijk zijn dat wij niet op
een onderzoek stonden te wachten van het leger of de mobiele eenheid
als een zwaarbewapend en gehavend zogenaamd geïnteresseerd publiek,
dat werkt niet. Ik was de volgende dag jarig maar had daar op dat
moment geen flauw benul van.
Er werd op de deur geklopt, ben
direct klaar wakker en pak mijn naast mijn bed gelegen samoeraizwaard
en ging achter de deur staan en vroeg mijn wit weggetrokken bediende
de deur een klein kiertje open te doen want het was zo vroeg en dat
op zondag, tien uur pas er klopte iets niet. Mijn vrienden lagen
allemaal nog in coma dat was zeker. De deur gaat langzaam op een kier
en ik zie mijn bediende schrikken dan spring ik in een tot mijn
knieën afgeknipte gerafelde spijkerbroek met ontbloot bovenlijf wat
onder de krassen en sneden zit met een rode soort van Ramboband om
mijn voorhoofd met wilde ogen in mijn kop voor de deuropening om het
daar zijnde hoofd met een schreeuw te splijten. Staat Godverdomme
mijn vader voor mijn neus met zijn vrouw en een cadeautje. Ik kan nog
net op tijd de slag inhouden tot net boven zijn kruin.
"Ga je mee, we gaan weer,"
zei hij teleurgesteld in mij tegen zijn vrouw. "Hij is gek!"
hoorde ik hun tegen elkaar zeggen toen ze de trap afliepen. "Hij
is in een beest veranderd." "Ik wil niet meer over hem
praten," antwoordde mijn vader zijn vrouw. Spierwit vertrokken
zij, mij verbijsterd achterlatend en met een flinke kater. En ik
moest nog wel bij de dorpsoudste op bezoek.
Verrot vervallen en gezakt in de grond
stinkende door de regen weggespoelde stront
De zogenaamde hoofdstad van Nederland
zinkt van ellende en ouderdom weg in het zand
Arrogantie decadentie en borstklopperij
vol met stinkgrachten ergens aan het Ei
Eindelijk is het eerdaags einde verhaal
het dorp op palen in het rioleringskanaal
Zelfs tot ver na mijn dood
zullen mijn letters je eeuwig laten beven
fouten en wreedheden doen herbeleven
In inkt geschreven, gedrukt of getikt
voor je in wroeging of walging bent gestikt
Vanuit mijn graf lach ik hard
laat jouw haren ten berge rijzen
doch spijt of hemel zullen jou nooit meer prijzen
Kon je maar eervol terugklimmen omhoog
was je maar gebleven onder zijn regenboog
Onder bruggen en in stinkende riolen
beneden voeten van geldmagnaten verscholen
Een andere wereld die 's nachts pas leeft
een code die justitie hoofdpijn geeft
Dieven, verslaafden, zwervers, hoeren betastend
snel verdiend geld aan Absint en wijn verbrassend
Als de bovenwereld surrealistisch droomt, dansen zij de gehele nacht
genietend voor heel even, van elkanders kleurenpracht
De Indonesische adelaar landt op
zijn baan. Na Abu Dubai en Singapore ben ik eindelijk aangekomen in
'Jakarta, de stad van mij vader,' wat wel zo stoer klinkt. Maar nee
hoor ik ben maar een simpele Nederlander. Jakarta een poel van
verderf (en een lol) zou ik later beseffen was slechts een soort van
toevluchtsoord geweest voor ons. Een Aardje naar zijn vaartje dus.
Even lekker weg uit dat gestreste belastende Nederland. Dat hij niet
terug kwam na jaren. Zoiets maakt mij wakker, wordt ik nieuwsgierig
van en ga ik dus even kijken bij pappies. Toch?
Wat een rotvlucht! Negentien uur
lang. Pijn in mijn reet van het zitten. Nou duurt het niet lang meer.
De meute wordt langzaam wakker. Er gebeurt eindelijk iets. Wachtend
in de wolken omslaat mij een beklemmend gevoel. De ovalen raampjes
zijn beslagen van de naar adem happende en transpirerende reizigers
of van de tropische atmosfeer waarin wij afgezakt zijn. Bidden
misschien? Ik zie zelfs een klein plasje liggen in mijn patrijspoort.
Zit ik op zee? Lekt dit vliegtuig? Maak mij druk om niets blijkt
dankzij de stewardess. Ik probeer eilanden te zien waar iedereen van
droomt waar Indonesië uit bestaat. Eenmaal door de wolken zie ik
daar bruine puzzelstukken drijven. De zee blauw met witte streepjes
met eilanden als houten vlotten. Eigenlijk een negatief gevoel. Ik
dacht aan jungles, sawa's, palmen uiteraard en zo stereotiep groen
voort. Alle mensen staan langzaam op als wakker wordende zombies met
spierwitte gelaten. De monden wijd open gapend, dat geluid er bij:
"Uaaaggghhh." Precies. Gebroken van de reis die veel te
lang duurde vond iedereen. Ze kunnen moeilijk die eilanden op sleep
nemen. Beetje dichterbij brengen, dacht ik hardop. Gemene blikken
kijken mij dood. Mooi is dat. Vind ik prachtig en ken dat dan niet
laten. Dat gezeik. Mensen klagen altijd zo.
Krakend mijn rug strekkend doe ik
professioneel mee maar heel snel want ik geef ze niet te veel
krediet. Iedereen plaatst nog even snel de handbagage boven zijn
hoofd voordat de gordels vast moeten. Kinderen stemmen klinken en
schreeuwen stout. "Ga zitten," klinkt een chagrijnen
schreeuw terug. "We zijn er bijna,' zingen ze onvermoeid terug.
Grappig. Die rood aangelopen hoofden.
We landen. De banden keihard piepend
op schurende remschijven. Bizar. Zo'n slechte landing heb ik nog
nooit mee gemaakt. Die schokbrekers kunnen ze wel naar de sloop
brengen. De piloot krijg nog applaus ook. Volop zelfs. Ik klap niet
mee want volgens mij ging hij boven op zijn rem staan. Ze zijn niet
helemaal goed hoor, klappen, dat tekende wel hoe moe de mensen waren
en blij dat ze er waren. Dat ze zelfs een paar brandwonden op de koop
toe zouden nemen. Als ze dat vliegtuig maar uit zijn. Niet te
geloven. Relaxt blijven is mijn motto. Komt allemaal wel goed als je
een beetje normaal doet tenminste. Maar ja dan weer die vraag; wat is
normaal?
Een geribbelde olifantenslurf
doorsjokkend hoor ik mijn vaders woorden met een telefonische klank:
"Je weet niet wat je ziet.'' "Zo mooi!" Nou?! Ik weet
niet hoeveel whisky's hij toen op had in die plane, maar ik liep door
een plastieken slurf met een ticket in mijn hand. Het plastiek
wapperend in de wind. Armoedig zeg. Tweede tegenvaller. Ben ik nou
zo'n zeikerd als de rest of is het allemaal zo slecht. Het is zo
slecht. Oh wacht even, hij had weer eens gelijk. Daar was het
verwachte. Prachtig mozaïek met edelstenen en weet ik veel allemaal:
Welcome to Indonesia. En verder; Sukarno Hatta Airport, gemaakt van
roodbruine klei. Door kinderen gemaakt? Ja, dat was leuk gedaan meer
kan ik er niet van maken.
Beetje kitsch maar alla of allez
voor ons zuidelijke vrienden. Spannend. Kleine mensjes die
Indonesiërs allemaal. Blauwe uniformen dwarrelen om mij heen. Een
marinedeuntje komt bij mij op. Bij de douane aangekomen slingerende
een rij mensen, allen met paspoort in de hand. Men kijkt of ze wel
goed staan. Doodsbang zijn ze. Ook had ik in Nederland al gehoord dat
ik uit moest kijken. Vooral voor de Indonesische mensen zelf is het
slecht vertoeven hier en natuurlijk de Japanners. Ze haten de douane
daar. Zij zijn dan ook dikwijls het slachtoffer van het blauwe gif.
Iedereen kijkt goed waar zij moeten staan. Er waren namelijk wel vijf
verschillende kleine balies met daar achter zeer magere mannen met
lange sigaretten die haast net zo dun als hun chocoladebruine nekkies
zijn. Deze vloeken tegen de grote glad gestreken blauwe kragen. En de
oude Indische mensjes in elkaar gekropen van angst te oud om nog te
lopen lijkt het. Met volle bossen grijs haar. De douaniers rokend
arrogant met een sigaret tussen de lippen, de mensen niet aankijkend
maar in de paspoorten, degenererend de wenkbrauwen omhoog met een
gemeen kijkende smoel. Als de rook in hun ogen komt. Roken zonder
handen moet je kunnen. Knijpen zij er één dicht waar door zij nog
gemener kijken en lijken want het was opgeblazen lucht met een grote
muil die hun eer verkochten voor een tientje of vijf. Een pet op met
een vette gouden rand erom, grote Nazi-adelaar in het midden. Strepen
op de schouder en borst. Links en rechts. Het valt mee dat hij ze
niet op zijn voorhoofd heeft gezet. Wat een sukkels zeg. Die mensen
zo te behandelen. Daar zou ik wel eens een keer alleen mee willen
zijn. Zou hen manieren leren. Het leken net kopspijkers. Die grote
petten op die kleine koppies, magere nekkies en schouderloze
lichaampjes er onder. Geen ponem. Nee, ik moest ze niet dat stond zo
vast als een huis. Die zijn zo corrupt als de pest.
Mijn vader stond me dus mooi niet op
te wachten. Ik had het kunnen weten. Angstvallig graai ik naar het
briefje met zijn adres. Zou ik het nog hebben na die anderhalve dag
durende reis? Zonder dat was ik nergens, letterlijk dan. Gelukkig,
mijn handen voelen klam een papiertje wat in een zweterig propje
veranderd was maar het was nog net te lezen. Nu nog uitspreken.Wat
staat daar, o ja dat was waar ook; de taxi moest een Blue Bird zijn
volgens zijn advies. Dat was een bedrijf van de regering en zou mij
niet oplichten.
De glazen wand scheidde de
Indonesische grond tussen mij en de luchthaven af, eindelijk. Door de
menigte mensen wurmend richting OUT probeer ik een Blue Bird te zien
en inderdaad zie ik achter een rij gele wrakken een mooie taxi staan
met een blauwe vogel op het logo. De glazen schuifdeuren gaan open en
de hitte doet mij als een rechtse hoek haast vloeren. Nou was ik al
niet zo gezond uit Nederland gekomen, zo een 20 kilo te licht dacht
ik daarnet het ergste gevoeld te hebben, schijnen ze toch nog
airconditioning te hebben binnen in dat vliegveld want ik loop nu
echt tegen een muur aan van vocht en hitte. Dus dit waren de tropen.
Welcome to Indonesia. Dit was echt zwaar lopen. Transpirerende geuren
afwisselend of juist met veel te veel aftershave dragende chauffeurs
proberen mijn koffer af te pakken, sterker nog de eerste keer dat ik
een ruk voelde lag hij al in een kofferbak van een smerige wagen en
zat de eigenaar al achter het stuur. Ja, dan moest je bij mij wezen,
dus ik deed die kofferbak open, koffer eruit en liep verder. Die vent
raar kijken. Nog aan mijn shirtje trekken ook, gelukkig was een licht
zetje tegen zijn borstkastje voldoende om hem te doen zwijgen al was
ik net zo mager als hem.
Toch dit gezeik gemengd met die
hitte en die verschillende stinkende geuren deden mij tollen en was
blij dat ik bij mijn Blue Birdje was aan gekomen. Het beeld veranderd
direct; een mooie schone auto geparkeerd voor een bosje samengesteld
uit mooie vetplanten en palmsoorten. De chauffeur rustig Engels
vragend waar ik heen moest. Airconditioning binnen. Ik leefde weer.
Er stonden hier nog meer Blue Birds, rijk en arm zeer gescheiden dus.
Ik was gewaarschuwd voor die chauffeurs van 'ja daar moet je even
doorheen zonder te luisteren'. En inderdaad was het weer niet anders
geweest. Tot nu toe klopten de reistips van pa. Ik had toch liever
gehad dat hij mij even opgehaald had of had laten halen maar dat
lijkt me logisch. Je weet heg nog stek hier. Vanuit mijn taxi is de
rit van vliegveld naar de stad een lange saaie rit van drie kwartier
over een tolweg tot we bij de stad aan komen want alle voorstellingen
die je van dit land had en overtuigd was te zien zou krijgen kreeg ik
maar niet te zien. Ik was dan ook blij toen hij eindelijk van die
rijksweg afdraaide richting stad. Misschien dat er nu iets gebeurde.
Het duurde niet lang of dat ik mij zelf betrapte, zij het dat mijn
mond open stond van verbazing want voor mij probeerde, het stoplicht
stond op rood, een man staand zijn scooter te balanceren met zijn
vrouw en schoonmoeder of moeder op het zadel, opa achterop, twee
kleine kleuters tussen zijn benen de mooiste iets oudere dochter op
het verroeste eens chromen rekje boven het voorspatbord. Origineel
een hele familie op een scooter, zoiets verzin je niet. En het licht
stond op rood, dat is balen dan. Klapkuiten waar je u tegen zegt.
Ik zag fietsen gemaakt van oude
brommers, brommers gemaakt van oude fietsen. Autootjes gemaakt om
brommers heen enz. Er reed een bus voorbij die geen knipperlichten
had maar aan iedere zijde een vent die wijd naar buiten hing en dat
alles op teenslippers die tegen de chauffeur schreeuwden of hij naar
links of rechts moest, stoppen of juist rijden. Ik zit in een film
van Frederico Fellinni dacht ik bij mezelf. Wat een taferelen. Mijn
taxi trekt op om direct weer te stoppen. 'Hatsjie' nies ik en ruik
een dierenlucht en zeg tegen de chauffeur: "Smell like animals
he?"
Beetje medelijdende met hem omdat ik
zag dat hij zich schaamde. Beetje afleiding toch? Maar tevergeefs,
hij wijst met zijn duim over zijn schouder naar achter kijkend in de
zijspiegel. Zo'n tweehonderd kippen bij elkaar gebonden op een fiets.
De berijder lachend een peuk rokend ontblotend zijn gele
kretektanden, zich niets aantrekkend van de kippen die tussen zijn
spaken zitten rrrrt, ting of die met hun kopjes over het asfalt
sleten. Nee Greenpeace was hier ver te zoeken. Ik kreeg een brok in
mijn strot, nog steeds als ik daar aan terug denk. "Mister,
mister." Lacht hij beleefd naar mij. "Your fucking chicken
man!" Roep ik boos terug, het raam open gedraaid.
"It's just a poor stupid man."
Mijn chauffeur mij tot kalmte brengend. Dat zal dan ook wel weer waar
zijn. Balancerend rijdt de kluwen veren met daaronder twee banden
verder. Kan je het raam weer dicht doen vraagt hij aan mij, de taxi
bloedverziekend heet geworden in minder dan vijftien tellen. Pff. De
taxi trekt op, staat weer stil trekt op, staat weer stil, stoplicht
na stoplicht dan opeens een grove stop die mijn hoofd tegen het koele
leer van de hoofdsteun doet slaan voor een man met twee matrassen, op
iedere schouder één, over een bamboepaal steunend in zijn nek die
nog even voor ons langs wil piepen en steekt snel over, rennend zover
dat mogelijk was. Een man met drie meter hoog tupperware op zijn
hoofd, kijkt haast beledigd naar mijn verbaasde gezicht. Het leek wel
een bijenkorf hier, er werd wat gehandeld, de gekste dingen werden
lopend fietsen al dan wel brommend verkocht. Ik dacht en wist wel
zeker dat als ik later iets van drugsgading nodig zou hebben dat ik
hier geen flater zou slaan. Dat alles tegen een bruine achtergrond
van de kleine toko kaki lima's wat letterlijk vijf voets winkeltje
betekent waar je echt alles kunt kopen. Die ook precies
éénmetervijftig waren zou ik later achter komen. Wat daar allemaal
in gebeurde.
Af en toe vraag je jezelf af heb ik
dat nou goed gezien want dan geloof je echt je eigen ogen niet en ook
kwam ik er hier wel vaker achter, dat hier bepaalde uitspraken zijn
grondvest hadden. Zo zag ik een jongen moe, zijn vrienden
uitschelden, van een fiets afstappen en om beurten ruilde. Deze fiets
was gelast op een tredmolen met daaraan een dynamo om wat licht te
verkrijgen in de 'winkel' en om de man met zijn verspuit van
werklicht te voorzien. Deze verfspuit gaat op lucht uit een staande
fietspomp waarbij ook twee jongens staan opgesteld en zich uiteraard
de pleuris pompten. "Airbrush Cars and Motors Special Painting
Internasional," prijkt er trots op zijn 'luifel'. Een busje werd
onder handen genomen en het stond zeker niet minder mooi op de
zijkant als dat het machinaal gedaan zou worden, het was echt te gek
zo mooi. Wat een kunstenaars ongelooflijk! Later in de jungle zou er
een zuigerveer uitklappen en niet meer gereedschap bewapend dan een
schaartje heeft onze bijrijder onze motor toen gerepareerd. Bizar,
maar dat komt nog wel.
Een ongelooflijke penetrante
strontlucht stijgt ineens op in mijn neus alsof ik onderste boven
gekeerd met mijn kop in het riool stak, zo erg, en de chauffeur deed
net alsof er niets aan de hand was. Sterker hij heeft iets leuks te
vertellen. Ik ben benieuwd. "Priok priok, VOC VOC," zit de
man helemaal opgelaten tegen mij te schreeuwen en te wijzen alsof er
iets moois te zien was, wijzend naar een oude hoge muur begroeid met
alg en onkruid onder de vogelstront en blubber en wel 10 meter hoog
wat later de muur van een oud V.O.C. fort blijkt te zijn. We rijden
langs grachten gevuld met zwart water tegemoet met daar op
bamboehuisjes op vlotten. Nee, dit was de ergste armoe door mij ooit
gezien. Een vrouw zat knielend haar zoontje met het zwarte water te
wassen. Het naakte chocoladeknulletje met zijn witte ingezeepte
gezicht begint te springen en te schreeuwen met zijn handen voor zijn
piemeltje als hij mij ziet. Een ferme ruk maant hem tot halve kalmte.
Tappend dansend naar mij wijzend als vrijbrief voor zijn optreden
blijft hij na een ferme ruk aan zijn arm maar in de houding staan.
Grote waterratten maken kolken in het water. Een baby schrijdt. Een
beet?
Het V.O.C. fort maakt mij aan het
dagdromen en zie de soldaten in vol ornaat in de zestiende eeuw voor
me. Het jaar 1640, stel je voor, die zware wapens sjouwen en hun
kleding bestond uit ijzeren en lederen stukken en een vilten hoed met
een pluim. Jezus. En dan in deze hitte, wat een beesten moesten dat
geweest zijn omdat te kunnen overleven. Eerst nog een maand of
anderhalf met een of andere boot mee, scheurbuik en stormen
riskerend. Ben je eindelijk op plaats van bestemming kan je wegrotten
in zo'n stinkfort.
Waar klagen wij dan nog over, dat de
vlucht te lang duurt, twintig uur? Je taxi geen A.C heeft? Alles is
zo betrekkelijk. Mensen zeuren zo. We zijn te verwend. Ik krijg een
schuldig rotgevoel en schaam me. Moet je mij hier nou zien zitten met
mijn reet weggezakt in een rode leren taxistoel, een zacht koel
windje blaast in mijn gezicht uit de AC een relaxed liedje op de CD
speler en moet je dan die mensen zien tobben om het gezinnetje in
leven te houden want dat doen ze netjes hoor geloof het of niet, hoe
ze het doen, doen ze het maar zelfs die mensen in zo'n hut op een
bamboevlot krijgen het voor elkaar om hun kinderen naar school te
krijgen in een spierwit overhemd en een uniform. Meestal krijgen ze
vanwege geldgebrek hun koters niet op school maar het gebeurd,
strijkijzertje, Rinso waspoederzakjes van een stuiver en schrobben
met een borstel op een wasbord.
Op taxichauffeurs met een oude auto
na, kom je daar nergens stinkende mensen tegen of het moeten blanken
zijn. Elke Indonesiër douchet minimaal drie keer per dag. Trouwens
als je dat niet doet krijg je daar problemen kwam ik snel genoeg
achter. Het is daar zo heet dat je gewoon minimaal drie keer per dag
een paar emmers koud water of een steelpannetje van plastiek
gebruiken ze daar, over jezelf heen moet flikkeren anders krijg je
zelfs ook binnenshuis een zonnesteek en een zwerm ongedierte achter
je reet aan vliegen waar je nog nooit van gehoord of die je nog
nimmer gezien hebt. Nee ook niet op Discovery channel! Vraag me niet
hoe maar het is gewoon zo. Rijk en arm vergelijkend komt de taxi
langzaam maar zeker op mijn bestemming aan. Ik was benieuwd hoe mijn
vader er uit zou zien, donkerbruin natuurlijk, hij zat hier al meer
als vier jaar. Hij moest een ontzettend lekker wijf hebben zeiden
onze gezamenlijke vrienden, hij was namelijk een keer met haar in
Nederland geweest maar ik had hem toen niet gezien. We mijden elkaar
wel vaker als de pest een paar jaar achter elkaar. Nee van
vriendschap was nog nooit sprake geweest. Dat hield op toen ik een
jaar of tien was. Ik bezat dan ook wel de nodige zenuwen om hem weer
onder ogen te komen maar volgens mijn moeder was dat niet nodig
geweest, hij zou mij maar wat graag helpen met afkicken, nou dat heb
ik geweten. Mijn vader met sari, een
met batik bedrukte lende doek opgerold tot aan zijn middel met
daarboven een ontbloot bovenlijf en halfvergane zeemanstatouages op
de armen stond n de deuropening van zijn huisje te wachten. Heen en
weer schuddend en op en neer door kuilen rijdend, gelijk Parijs-Dakar
waren wij in een armoedige woonwijk gearriveerd, pikdonker met kleine
olielampjes hangende aan een paal of hek in de voortuintjes. "Zo
daar hebben we de verloren zoon," Zei hij lachend terwijl ik
uitstapte uit de taxi. "Ga maar naar binnen ik reken wel af, dat
krijg ik zo wel binnen terug." In vloeiend Maleis riep hij zijn
bedienden op appel om mij te helpen mijn koffer uit de kofferbak te
halen. Verbaasd, niet langer als twee tellen over zijn 'outfit'
schrik ik van zijn in en intens spierwitte gezicht, een als een neger
zo bruin verwachtende. "Nee dat doe ik zelf wel." Zei ik.
"Helemaal niet daar betaal ik ze voor." "Wen daar maar
gelijk aan hier doet een blanke niets zelf." "Helemaal
niets?" Vroeg ik met een schuin oog?
"Heb je in de bajes gezeten
pa?" Vroeg ik. "Nee, nee." Lachend als een boer met
kiespijn. Zag ik daar nu al een teleurgesteld gezicht? Had ik dat
niet mogen vragen dan? Ik vroeg hoe het mogelijk was dat hij zo wit
zag en hij vroeg me of ik de hitte buiten had gevoeld. "Even
maar," antwoordde ik. "Bij het instappen van taxi."
"Nou ga jij dan met dit weer in het zonnetje zitten?" Vroeg
hij cynisch. "Nee dat lijkt mij ook niet." Dat raadsel was
opgelost. "Moet je iets eten?" "Ze hebben een
heerlijke rijsttafel aangemaakt." Mijn afwijzende antwoord niet
aannemend. "Speciaal voor jou." "Ik zal je gelijk even
voorstellen aan mijn vrouw, je nieuwe moeder. Zei hij bijna trots.
Daar bij was ook het volgende raadsel opgelost; 'zijn prachtig mooie
en lieve vrouw.' Mooi was ze niet en aardig stootte ik mijn neus grof
tegen tijdens het eten toen ze scheldwoorden naar de bedienende
meiden begon te bulderen. Helemaal om niets, een schoon glas werd
gevraagd of ze commandeerde dat er tien man tegen de muur moesten
worden afgeschoten. En snel en zonder vlekken. Mijn bek hing weer
eens open van verbazing wat al de tiende keer was de laatste drie
uur, mijzelf nooit eerder in het leven betrapt had op dit afwijkend
gedrag. Het gebrul, geschreeuw en gevloek daarbij smakkend en
graaiend in haar eten was voor mij het plaatje rond. Mijn nieuwe
moeder was Idi Amin twee.
Mijn vader die niets ontgaat zei dat
ik kon of normaal moest doen of al weer kon vertrekken. Het was ZIJN
vrouw, daar moest hij voor kiezen en ik had me te gedragen of ik kon
vertrekken. Ik begreep het en ik zweer u dat ik echt mijn best deed,
wat denk je. Er hing een stille spanning in de kamer als of het kon
gaan onweren met af en toe een brul van Idi. Ik kon gewoon mijn
lachen niet in houden. Hij was helemaal verliefd, kwam lijzig over
als betoverd en was helemaal zich zelf niet. Ik weet dan ook niet wat
ze met hem gedaan hebben maar kosher was het niet. Dit was mijn vader
niet. Was dit nou een tropenkolder? Zo kwam het dat ik net aangekomen
al weer op straat stond met mijn hutkoffer op wieltjes. Daar was ik
lekker mee. Het was pikkedonker, een zeer armoedige woonwijk troef.
Als je van een woonwijk kon spreken, ze noemden het niet voor niets
Kampong Ambon. Mijn vader was bezig met een verhuizing naar beter had
hij gezegd. Ik ging niet terug naar Nederland wat er ook gebeurde dat
had ik met me zelf afgesproken. Daar lag de afgrond voor mij. Maar
laat ik nu eerst uit deze buurt zien te komen. Muggen zoemen om mijn
kop en ratten groot als katten maken zich uit de voeten van het
geratel van de koffer wieltjes. In de verte en dan weer dichtbij hoor
ik geluiden voor de eerste keer waarnemend. Ik hoorde een harde knal
van een deur van mijn vaders deur die hij achter zich dicht sloeg en
het kwade vergrendelen van sloten. Ook de bedienden mochten mij ook
niet uitzwaaien en werden ruw naar binnen getrokken.
Wat moest ik doen? Een woordenboek
bemachtigen dat leek mij duidelijk. Er spreekt hier niemand Engels
dus dat word ook nog eens Maleis leren. Gelukkig dacht ik aan de
markt waar ik met de taxi langs was gereden, daar moest een
woordenboek te koop zijn, ik bedoel als daar een vent rondloopt met
een slaapkamermeublement op zijn nek zal er ook wel een woordenboekje
te krijgen zijn, niet? In ieder geval zo redeneerde ik. Heel langzaam
komen er drie betsjaks, van die fietsen met een karretje er achter
waar je in mee kunt rijden, zich aanbieden. Ik nam er twee, God
dankend dat het eerste wat ik gedaan had was geld wisselen met mijn
vader. In de een zette ik mijn koffer schuin tegen het zitje aan in
de tweede ging ik zelf zitten. "Taxi! Blue Bird!" "No
problem mister. noooo problem..."
De Bleu Bird werd een Yellow Monkey
maar van oplichting was geen sprake al was hij wel een
onderwereldfiguurtje. Dat was namelijk precies wat ik nu nodig had.
Binnen een uur had ik een Maleis engels woordenboek 25 gram wiet en
een doos Rohypnol en een fles Jamesson whisky. De chauffeur werd
direct mijn vriend en maakte dan ook gelijk een afspraak voor de
volgende morgen. Ik had alles wat ik nodig had om te slapen, ik was
tenslotte in Indonesië om af te kicken. Van alles voorzien bracht
hij mij naar een goedkoop hotel (wat hij chique vond) voor de prijs
van 15000 roephia's omgerekend toen zeven Euri per nacht met ontbijt.
Het krioelde wel van de kakkerlakken in de badkamer maar ik was te
moe om daar bang voor te zijn terwijl ik dat de meest smerigste
beestjes ter wereld vind. Nou daar lag ik dan eindelijk en begon naar
de ventilator te staren Whisky drinkend wiet rokend nadenkend over
mijn nieuwe 'vriends' laatste woorden. En wat zou hij daar mee
bedoelen? "Heroïne no good!" "Fuckky fuckky good!"
"Gele (wiet) very nice" en "Good food thats the life
for a king like you." Ik kreeg er ogen als schotels van, ik
voelde me helemaal geen koning maar hij ging maar door: "You are
a millonair now don't forget that en be carefull for your cash!"
"King? Miljonair?"
Ik ben een junk dacht ik. Moet zwaar
gaan afkicken. Aan de andere kant was ik ineens heel erg trots op
mezelf, al was mijn koffer nog dicht, de wieltjes kapot gereden in
mijn vaders verrotte straatje na onze zeer korte ontmoeting wat mij
zeer deed en dwars zat en zag ik er uit als de Dood van Pierlala.
Maar ja, ik ben nu eenmaal in Indonesië en ik moet het zien te
rooien. Ik ben nu pas twee uur alleen en heb nu al een vriend, hij
wilde zelfs geen fooi van mij aannemen al pakte hij wel gretig een
flinke pluk wiet aan. Daar ik over Indonesië geen ene klote af wist
gleden mijn gedachten al snel af naar mijn geboorteland waar ik in
een buurt woon die alleen bestaat uit Turken Marokkanen, Surinamers,
Hindoestanen, Antillianen en een paar Afrikanen. Er loop in mijn wijk
echt geen enkele blonde meid of knul die mij blij kan maken met een
glimlach. Elke twintig meter die ik loop word ik geroepen: " Hé
blonde Bruin Wit?" (heroïne en cocaïne). Daar komt nog bij dat
er in een straal van vijftig straten tien autootjes rond rijden met
Marokkaantjes die net hun rijbewijs hebben die ook nog eens heroïne
en zwaar met zeep versneden cocaïne vanuit hun auto verkopen die mij
óók nog eens aanroepen. Sterker nog, ze komen zelfs aan mijn deur
bellen. Dus al met al: "Dank u regering!" "God dank u
voor mijn zwakte." "Pa en ma gelukkig bedankt voor mijn het
trainen van mijn doorzettingsvermogen." Nederland mag voor mijn
part in de stront zakken en met name Rotterdam-Zuid. Als ze de kuip
maar laten staan want het Feijenoordbloed zal altijd blijven stromen
en daar moet ook niemand aankomen, al kan ik zelf geen enkele bal
recht vooruit passen.
Nou ja daar lag ik dan op bed in
mijn nieuwe woordenboek te bladeren. Ik had de badkamerdeur voor de
kakkerlakken vergrendeld met mijn loodzware hutkoffer. Ik had een
lijstje gemaakt met mijn eerste levensbehoeften en vragende
voornaamwoorden zoals: eten, drinken, poepen, kopen, betalen, waar
wie, hoe, hoeduur enz. Gelukkig voor mij hebben ze daar geen
werkwoordsvormen, daarbij opgeteld slechts een paar aanwijzende en
persoonlijke voornaamwoorden en dan zweer ik u dat ik de volgende
morgen vloeiend Maleis praatte al was het dan wel achterstevoren.
Maar dat komt dan ook omdat het een zeer arme taal is. Bijvoorbeeld
mijn woordenboek had tweehonderd Engelse pagina's en hooguit dertig
Maleise. Dus één woord heeft meerdere betekenissen. Ik zal een
voorbeeld geven, zo betekend jalan straat en jalan jalan lopen of
uitgaan. Moet je voorstellen dat je vraagt aan een meisje loop je mee
door de straat, daarna gaan we uit? Later merkte ik dat het niet
alleen een arme taal is maar ook een erg luie maar dat is vanwege de
extreme hitte hier. Die hele zin van daarnet is gewoon jalan jalan en
dan begrijpt dat meisje dat wel. Zo simpel aanhoeken. Trouwens ik was
toch koning? Ik praat nu in ieder geval vloeiend Bahasa Indonesia
kwam ik achter en geen Modern hoog Maleis dus. Het Bahasa Indonesiä.
Met een handdoek over mijn gezicht ter bescherming tegen de
kakkerlakken want ik was te dronken en stoned om te voelen als er
eventueel een kakkerlak in mijn mond zou kruipen. Na ook nog wat
slaappillen viel ik eindelijk in slaap.
Zwaar in coma hoor ik gebonk op mijn
deur gemixt met een zware stem en giechelende meisjes. "Wat is
dit godverdomme nou." Nog half dronken opende ik de deur om uit
te willen halen, maar dan zie ik mijn nieuwe vriend met een big smile
en drie mooie meiden die brutaal mijn kamer inlopen en op mijn bed
gaan zitten. Wat gebeurt er allemaal dacht ik, ik had ineens drie
Sandra Remers van vijftig jaar terug of Beertje Beers in mijn nest.
Wat gebeurt er? Ik ging weer zei het iets meer perplex op mijn bed
liggen zover er nog plaats was want ik kon niet anders dan wrikken en
ik was kapot. De chauffeur, Domingues wist ik nu, riep: "Kom op,
opstaan we gaan de stad in met zijn allen lekker eten." "Thats
good for you."
Na een snelle douche stelde hij de
meisjes voor als Tia, Lolly en Poppy. Domingues was geïmponeerd om
dat ik Bahasa sprak en zei me dat ik een ingenieur was en ik
beantwoordde hem daarop dat hij gek was. "Domingues ada orang
gila," Toen zeek hij echt in zijn broek van het lachen.
"Professor, ingenieur!" Riep hij weer. Hij vroeg of ik de
dames 24 uur wou huren voor 5000 Rp. per stuk. Ik vond dat best want
dat even snel omgerekend kon ik makkelijk missen. Aangezien hun in
galakleding waren heb ik ook maar mijn nette pantalon, leren
schoenen, wit overhemd en mijn Armaniriem om en Ray-Ben op Ik was het
ventje op en top met 980.000 roephia's op zak en voelde ik me als Al
Pacino uit Scarface, alleen Michelle Pfijffer ontbrak maar ik had nu
wel leuke vervanging maal drie.
We zitten nu met zijn vijven in de
auto, ik achter in tussen twee meiden en de minst leuke had ik voorin
gezet naast Domingues. Langzaam rijdend door de straten krijg ik een
euforisch gevoel, alles is hier zo fucking goedkoop. I own Jakarta!
Dacht ik en terecht. Elke maand ééncommatwee miljoen, dan heb ik
per dag veertigduizend om op te maken. Dat wordt feesten. Dat wordt
beesten. dacht ik in mijzelf. Na een goed restaurant gevonden te
hebben (het was 11 uur in de ochtend) ik had helemaal geen honger was
moe en wilde slapen of neuken maar vreten? Ik vond het vreemd maar
Domingues weet hoe het hier toe gaat dus ik volg even om de kat uit
de boom te zeiken, ik bedoel natuurlijk te kijken. We hebben daar
heerlijk gegeten zoals verse kreeften, garnalen zo groot als lange
vingers, gegrilde inktvis met heerlijke witte rijst en heerlijke
groentes. Ik was bang voor de rekening. Ik dacht dat het me honderden
guldens zou kosten want we hadden ons met zijn vijven prop vol
gegeten maar toen de bon kwam op een blaadje zag ik 17000 Roepias
(toen acht Euri). En dat voor een koningsmaal. Ja, ik ga me hier wel
thuis voelen. Nog niet wetende wat me te wachten stond.
Autobiografie,reisverhalen: De Dwaling De inleiding
De dwaling
Inleiding.
Ik waarschuw u dat dit
zijn niet de gewone reisverhalen zijn die u gewent bent en ik weet
dan ook zeker dat dit niet in het Michelin boekje komt als een
aanbevolen reisgids of iets van die gading. Nee, dan heb ik het over
de belevenissen van een ooit zijnde puur asociaal persoon die
daarnaast ook nog eens 32 jaar verslaafd is geweest. Aan dan ook
alles waar je verslaafd aan kunt zijn. Dan ook nog een beetje
schizofreen. Wat ook niet anders kan, na al die tijd vergiftigen van
lichaam en geest. Daar naast aardig belezen, vrij intelligent en
crimineel vanaf zijn vijfde jaar.
Kijk, leest u daar nou wel eens een
reisverhaaltje over? Logischerwijs is dit eigenlijk haast onmogelijk.
Bedoeld, normaal gesproken is zo'n iemand of gestoord en zit diep
weggestopt in een afgezonderde vleugel van een of ander gekkenhuis,
ernstig ziek vanwege aids bijvoorbeeld of vaker nog gewoon dood door
een overdosis of opgebrand door het harde leven. We worden meestal
dan ook niet ouder dan vijfendertig. Soms veertig en gebeurt dit wel
dan zijn ze meestal te stom om ook maar één zinnig woord op papier
te krijgen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Ik ken vooral vele
oude junks, de 'diehards' die maar niet kapot te krijgen zijn. Dat
komt omdat er haast geen nieuwe bij komen. Heroïne is uit. Ik hoor
bij het staartje van de oude stempel. Dus dat is niet zo raar dat
verslaafden niet zo vaak een boek schrijven en dan zeker geen
reisverhalen. Hooguit een spirituele reis in de straatkrant, die te
verkrijgen zijn op elke straathoek van Nederland verkocht door een
verslaafd of asiel zoekend persoon. Dan toch nog even Christiane F.
die niet helaas verder kwam als het treinstation Bahnhof of Zo. Is
helaas ook terug gevallen. Onze Herman (Brood) waar ik trouwens een
groot fan van ben niet verder dan de bar waar hij naar snackte en
vervolgens in een Broodje gezond stikte en uitgleed over de dakrand
dacht ik.
Nee ik zei de gek, leeft nog steeds.
Heb vele reizen over de gehele wereld gemaakt. Kan ze nog na
vertellen ook. Althans ik ga ervoor en we zien wel waar het schip
strandt. Wie weet kan ik u vermaken met enkele van deze toch wel heel
aparte avonturen. Waarvan ik het in ieder geval waard vind om hier
iets meer over te vertellen. Reisverhalen bijvoorbeeld of
rijstverhalen is misschien toepasselijker daar ik toch wel het
grootste gedeelte van mijn reistijd in Azië heb doorgebracht en dan
met name in Indonesië. En dan
ga ik niet op die gelikte manier van de gewend zijnde dagelijkse
kots, sorry kost waar er dertien van in een dozijn langs passeren.
Bedoelende natuurlijk de als maar terugkerende prachtige desa's,
vulkanen, heerlijke kruiden- en etensgeuren. En al die meest
vriendelijke gastvrije mensen der aardkloot enz. enz. Die geijkte
indostijl pas ik niet
toe. Daar heb ik te lang voor daar gezeten. Of beter te lang daar
rondgedoold. Sowieso ben ik helemaal geen Indo dat is punt één. En
de Wolkers en Tante Liens waren wat Indonesië betreft of blind en/of
dom of zo hypocriet als de neten. In ieder geval ik krijg het mijn
strot of pen niet uit. Excuses naar de fans. Verder zal ik de nodige
avonturen vertellen over elders ter wereld uit mijn zonn(d)ige tijd
maar dat later.
Ja het is in Indonesië inderdaad op
sommige plaatsen mooi ja. Maar iedereen houdt toch wel van een beetje
spanning ook dacht ik zo, bedoelende niet van dat a;tijd maar weer
alles in kannen en kruikengedoe. Kom nou. Misschien wel het mooiste
land ter wereld. Op sommige plaatsen dan.
Over het smerigste land ter wereld
hoor je nooit wat. Voor die titel kunnen ze echt wel meestrijden,
zeker West-Java.
Moordlustige agenten, militairen
achter je aan bijvoorbeeld, van die dingen hoor je niet.
De Jappen-tijd
soms daar buiten gelaten en heel misschien wat gecensureerde praatjes
en zwart-wit filmpjes over de oude kolonialen. Nee voor mij geen
'Geef mij maar nasi goreng' en meer van die Indo-onzin zoals "Hadoe
hadoe." Of het moet daadwerkelijk gezegd zijn dan heel
misschien. Maar genoeg over die misvattingen over de koek en ei
eilandeden wat het mij betreft. Ik ga over de realiteit beginnen.
Wat natuurlijk ook een ongelooflijk
feit is dat ik precies zelf degene ben die dacht zich echt nergens
meer over te kunnen verbazen maar dit nog steeds toch weer en opnieuw
doe over het simpele maar zeer vreemde feit dat ik überhaupt nog
leef. Elke dag trek ik zeker nog wel een paar maal mijn wenkbrauwen
op. Van: hoe is dat nou eigenlijk mogelijk? Natuurlijk heeft bijna
iedereen alle ellende aan zich zelf te danken. Je bent toch tenslotte
overal en altijd zelf bij. En toch durf ik te zeggen dat dat je
reinste onzin is. Hooguit behoedzaam zijn kan van tijd tot tijd
leeftijd verlengend werken. Natuurlijk heb ik daar tegenover ook mijn
schitterende paradijselijke momenten meegemaakt. Waar ieder persoon
alleen maar van kunt dromen, velen zelfs. Maar ook door het bekende
licht in de tunnel ben ik zeker minstens vier maal omgeven. Kogels,
messen en teveel bizarre situaties waar ik ongevraagd altijd maar
weer in beland. Ik zit onder de littekens. Ook geestelijk. Dus vraag
ik me steeds vaker af of ik niet een engeltje op mijn schouder heb
zitten met een reet ter grote van die van Karin Bloemen. Bij voorbaat
dank schat.
Doodsangst, avontuur, onbegrip,
verbazing, walging en puur genot overspoelen mij bij gedachten over
dit land. Waar wachten we op? "Here comes the young men!."