Misselijkmakende penetrante zonneoliëen Grovve korrels tussen tenen en bilnaad Iemand doet misselijkmakend yoga in spagaat
Vlieger stort neder puntig op mijn kruis
Handdoeken op klutje mutje, was ik maar thuis
buikliggend gluur ik verhit mee naar de geest bevrijdende lauwe zee Mijn pik letterlijk in het zand
Het terras is evenzo nog erger
kijken of ze kijken en als ze kijken
dan vooral niet terug kijken!
Een uurtje hongerig wachten op koude spaghetti of warm bier, dat is vakantie! Nee, dat is zelfs onbetaalbaar plezier!
Er is niets dat mijn wereld veranderen zal
dat voel ik aan mijn donkere water
Steeds als ik verschijn op het hengstenbal
lig ik niet met een poes maar met een kater
Vuurstenen hart zoekt ketsende vonken
de zon trekt minirokjes en hotpants buiten
Contactgestoorde woorden die eens blonken
doen mij staren naar jou in spiegelende ruiten
Verlijdt U niet tot het duister
waanzinnigheid en gefluister
Waar televisies tot U spreken
reclames boodschappen leken
Waanzinnigen en demonen
schreeuwen, manen en tot u honen
Waar Satans rijk regeert
U consumeert, verteert, en reguleert
Denk goed na over de gevolgen
de macht, de kennis is verbolgen
De prijs die U betalen zal is hoog
bent zeker niet de eerste of laatste die hij bedroog
Ten tijde dat ik wachtte op een
plaats in de flat Pulomas heeft mijn vader in gratie mij toch nog
even een paar daagjes in huis genomen en ook nu kon ik voor even bij
hem terecht. 'S avonds rijde ik wel ieder keer met een betsjak naar
de flats toe die net achter kampong Ambon liggen over de lange
donkere weg langs het weiland waar ook de manege zich bevond en waar
onze tabletten die wij gretig slikten zijn oorsprong hadden bleek
later.
Nu echter bleef ik eens thuis want
ik was verliefd op het buurmeisje geworden. 'S avonds zit ik op het
koele dak van mijn vader te wachten op de bediende van de buurman
totdat zij de was op komt hangen. Via een ijzeren trap in de keuken
kon ik naar boven klauteren alwaar de kamertjes bevonden van onze
bedienden en die van de buren. Zij heette Tini en leek veel op
Pocahontas maar dan in het echt. Hetzelfde haar, gezicht en lichaam
wat je normaal alleen kunt tekenen zo mooi en dezelfde gratie als die
van een kat zo galant.
Ik zit naar de sterren te kijken als
er een van hun die boven West Jakarta stond, wij woonden op een
heuvel en keken boven de stad uit, zilverkleurig schitterde terwijl
de rest geel scheen. De 'ster' schiet ook nog eens als een wesp zo
snel omhoog. Omhoog? Sterren vielen toch alleen? Ik besloot deze in
de gaten te houden. Een satelliet kon het niet zijn daar ging hij
veel te snel voor, met de snelheid van het licht zeg maar. Dan duikt
hij naar Zuid Jakarta. U moet weten dat Jakarta net zo groot is als
de helft van Zuid-Holland dus dat was nogal een afstand om te
overbruggen in een seconde. Zowaar ik hier zit, dit is echt gebeurt.
De zilveren 'ster' schiet weer omhoog om op een centraal punt te
blijven hangen. Nu is Noord Jakarta aan de beurt en ja hoor weer
schiet hij als een wesp zo snel naar beneden om daar een seconde of
vijf te blijven hangen. Weer schiet hij omhoog. Ik begin hem te
knijpen. Ik had hier met iets te maken wat duidelijk een U.F.O. was
en Jakarta aan het bestuderen en daar zat ik dan met mijn bleke muil
op het dak op een hoog punt in Oost. Ik wist zeker dat ik op zou
vallen tussen die vijftig miljoen donkere mensen en ik voelde ook aan
dat dat zo was. Ze moesten mij hebben! Ze hadden mij gezien en wilden
mij observeren. Althans zo voelde ik dat heel sterk en zat als
bevroren stokstijf kon mij niet meer bewegen van angst. Als het ding
op mij af komt steeds groter wordend duik ik niet afwachtend met een
snoekduik het luik van het trapgat in, naar beneden stortend
tweeënhalve meter onder mij met mijn smoel op een grote wadjan, zo'n
wokpan wat het geluid maakt van een geterroriseerd drumstel en mijn
heup kletst op de witte plavuizen met een droog geluid. Door de
adrenaline van de schrik voel ik geen pijn en ren ik naar mijn vaders
slaapkamer om hem het nieuws te vertellen. Bonkend op zijn gesloten
deur vertel ik hem het verhaal. Waarop hij zegt dat ik aan het
afkicken ben en het mijzelf verbeeld heb. Hallucinaties wist hij
zeker.
Jaloers wist ík zeker, daar hij ook
zeer geïnteresseerd is in U.F.O.'s. Nee vanavond ging ik niet meer
het dak op, hoe graag ik Tini ook wilde zien. De volgende avond zit
ik weer ietwat gespannen op het dak goed de sterren in de gaten te
houden. Ik moest wel op dat dak zitten daar de buurman niet alleen
tandarts was maar ook nog eens een Hadji, een soort van Islamitische
corrupte dorpsverrader. Heel gereformeerd wat relaties betreft. Het
liefst huwelijkte hij iedereen uit zonder dat ze elkaar ooit gezien
te hebben en dat alles tegen een zo'n hoog mogelijke prijs. Dus was
ik zo slim dat als hij lag te pitten, zijn bediende 's avonds zag op
het dak om een beetje te praten en te zoenen. Een stiekeme heel
onschuldige maar verliefde relatie hadden we en alleen haar zus die
ook bij die tandarts werkte wist ervan en stond netjes op wacht.
Zenuwachtig dat we snel moesten zijn stond zij dan met haar armpjes
te zwaaien van 'opschieten' daar zij haar moeilijk verkregen baantje
vanuit de kampong niet kwijt wilde raken door haar verliefde zus.
Mijn vader wist ervan en vond het goed zolang ik maar goed uitkeek
want hij wilde geen gedonder met de buurman daar hij ook zelf in
'zonde' leefde, ongetrouwd met een vriendin en daar moest hij de
corrupte Hadji al genoeg voor betalen vond hij. De volgende dag krijg
ik 's middags een briefje stiekem in mijn handen gedrukt van Tini's
jongere zus als haar baas een siësta houdt met daarop het adres van
Tini: 'Karanganyar, Cilacap Prowokorto Midden Java, Rumah Martha
Reja,' het huis van Martha Reja.
"Ze is naar huis gestuurd
Francis." Vervolgt zij. "En ze zou graag willen dat je naar
haar toe komt." Ik pak het briefje aan en stop het snel in mijn
zak, het stond geschreven op een blauwe envelop met een rode pen. "Pa
kijk nou, ze woont in Cilicap."
"Het lijkt wel een envelop van
de belasting." Beantwoordt hij. "Ik dacht dat Cilacap een
zeemansgeintje was!" "Hij heeft weer wat," "Hij
heeft een vriendin van de in uitgerekend ongeveer honderdduizend
dorpen en die woont in Cilicap, ik ga niet mee hoor," zegt hij.
Vastbesloten als ik was zou ik haar opzoeken, morgen al. Hoe had ze
dit kunnen doen zonder mij te verwittigen? Ze zal haar redenen wel
gehad hebben nam ik aan. Ik had een reis voor de boeg van zo'n
achthonderd kilometer.
De volgende dag ga ik op pad. Eerst
knip ik mijn pijpen af van mijn Levi's en koop in het winkelcentrum
Sarinah een Indiana Joneshoed en een mooi vlindermes. Gewapend met
deze. wat geld en een camera op mijn borst stap ik brutaal een taxi
in met de taal die ik bemachtigd had in een weekje of twee, richting
treinstation. De trein laat drie uur op zich wachten maar dan is hij
er ook in volle glorie die de mensen langzaam overeind doen komen
daar iedereen lekker ligt te slapen op het perron want niemand
heeft daar dan ook een horloge, althans ééntje die goed loopt
want komt de trein vandaag niet komt die morgen wel. Nee stress was
daar ver te zoeken, heerlijk! Wel wennen in het begin maar dan zweef
je er gewoon in mee. Een oude stoomlocomotief die sissend en stomend
de wagons trekt komt piepend tot stilstand, lijkt zo weggereden uit
een oude Sherlock Holmesfilm. Ik zoek een plaatsje tussen kippen,
geiten en een lepralijder waardoor zowel mensen als dieren nog meer
van mijn bleke muil schrikken en snel opzij schuiven. En dit was
eerste klas, nou dan zou ik de tweede wel eens willen zien.
De trein vertrekt langzaam opgang
komend maar eenmaal op snelheid gaat hij dan ook hard en de wagons
corrigeren zichzelf op de kromme rails door af en toe een stuk de
lucht in te vliegen om weer op het spoor getrokken te worden als in
een cartoon van Walt Disney. Ook af en toe stopt hij omdat de rails
even 'snel' gerepareerd werden. Ook als hij vaart mindert en iedereen
uit het raam hangt kijk ik even mee. Een verroeste brug die half op
instorten staat die nog is gebouwd in de tijd van de Nederlandse
bezetting in het jaar zeventien of achttienhonderdzoveel kraakt en
schommelt onder ons. Deze bruggen heb ik een keer of twintig
overgestoken en iedere keer hou je je hart vast en soms stapt echt
iedereen uit om eerst de trein te laten gaan en dan liepen wij er
achteraan. Ook elke keer dat de trein stopt springen er mensen aan
boord om de meest uiteenlopende zaken te verkopen zoals gestoomde
nootjes, flesjes water, banaanchips, kelapa muda (verse kokos op
sap), tahoe met losse pepers en blimbings beter bekent als starfruit.
Ook door de raampjes tiert een welige handel.
In de namiddag bereiken we dan
eindelijk Prowokkorto en dus laat ik aan iemand het briefje zien en
vraagt of eerder tikte ik op het briefje op de woorden Cilacap,
Karanganyar want probeer dat maar eens uit te spreken als leek.
"Hadoe," zegt de man en wijst naar ver weg en beveelt mij
een angkot busje aan. Wat V.W. busjes zijn waar je tegen betaling in
en uit kunt springen. Angkot betekent dan ook 'goed vast houden'. Na
een rit van twee uur sta ik half in de jungle in het plaatsje Cilacap
en rijdt het busje niet verder. Snel spring ik eruit daar deze zich
alweer omkeerde om terug te rijden. Ik dacht er te zijn, het kon toch
niet veel gekker? Niets was minder waar. Hier vandaan moest ik
achterop een crossmotor de jungle in. Ok zo gezegd zo gedaan, ik was
er nu toch.
Na een uurtje rijden diep de jungle
in staakt ook de motor door de vastzuigende modder. Ik reken met hem
af en hij wijst mij dat ik het pad moest blijven volgen, het zou niet
ver meer zijn misschien een kwartiertje lopen.
Na dit kwartiertje dat een uurtje
was geworden worden de bomen iets minder dicht en veranderden
loofbomen in palmbomen met een westernachtige nederzetting in zicht
met geen kip verder te zien. Met op de achtergrond niet de Rocky
Mountains maar hoge met palmen begroeiden vulkanen en bergen wat een
prachtig panorama was. Aan weerszijden van het pad ongeveer vijf
huizen van hout met een soort houten vlonders ervoor met leuningen en
een oude verroeste trainrails in een greppel die de jungle in
verdween welke niet meer gebruikt werd dat was duidelijk. Een
spookstad. Als ik goed kijkt zie ik toch iemand zitten met zijn rug
naar mij toe met een fles Bolsch Dubbele Jonge Graanjenever en een
wit hoedje op en een goor singletje aan. Het was een oude magere
uitgeteerde man die ik van achteren op zijn schouder tikt om te
vragen naar het huis van Marthe Reja daar ik aannam dat ik eindelijk
was aangekomen in Karanganyar want op een bord stond er Karang Ayam
wat betekent 'de kip is gaar'. Moest ook veranderd zijn in de tijd
dat Sukarno aan de macht kwam net als zoveel andere plaatsen. Zo
heette Jakarta bijvoorbeeld Batavia, Bogor Buitenzorg en zo voorts.
Als ik de man aantikt draait deze zich om en vliegt overeind en rent
keihard weg, zijn fles achterlatend met zijn handen voor zijn mond
hard schreeuwend: "Setan! Setan," Wat satan of geest
betekent. De arme had waarschijnlijk nog nooit of al zestig jaar geen
blanke gezien. Nee televisie hadden ze hier niet. Stroom ook niet.
Tenminste toen nog niet, nu wel. Als hij terug komt met twee vrienden
zit ik op de vlonder te wachten tot hij wat bedaart is. Zijn vrienden
zeggen: "Bukan Setan, itu orang buleh!" "Nee joh dat
is een blanke, geen geest!" Ze lachen de verschrikte man even
uit, totdat ik het briefje laat zien. Weer een hadoe en ze wijzen
naar de top van de hoogste berg die mij doet staren.
"Serieus?" Vraag ik.
"Duarieus." wat een woordspeling is van hun en twee keer
serieus betekent. Godverdomme ik was gebroken en ging maar weer even
zitten. De ouwe die zo geschrokken was komt naast mij zitten en reikt
de fles aan en vraagt: "Slokkie?" Ik schiet in de lach;
"Zei je nou slokkie?" Hij was al zo oud vertelde deze in
gebrekkig Nederlands, dat hij zelfs de Nederlanders nog meegemaakt
maar had niet verwacht dat hij er ooit nog een zou zien vandaar de
schrikpartij. Hij schaamde zich want hij was tenslotte de bewaker die
het stoerst moest zijn van iedereen. Het huis waar ik op zoek naar
was stond boven op de top van een berg. Een klim van twee kilometer
stond mij te wachten. Met een bamboestokje haal ik de ergste klei en
modder van mijn schoenen af om daarna bij een waterput een paar
emmers omhoog te takelen en over mijn benen en gympies te gooien om
af te spoelen. Ik was tot mijn knieën toe in de blubber gezakt met
dat stukje lopen door de jungle en daar er wel een beetje netjes uit
wilde zien voor mijn meisje zover dat mogelijk was na die helse rit
in de trein. Ik was goed opgeknapt van die drie borreltjes en ging
met volle moed na de oude man een mazzeltje gegeven te hebben de berg
te lijf. Naar de top wel te verstaan. "Helemaal boven?" had
ik nog gevraagd. "Ja helemaal boven." Het eerste stuk was
weer vrij modderig maar na een minuut of twintig lopen word het pad
gelukkig harder en droger. Vreemd, in Europa hoe hoger je komt hoe
kouder het word. Het was hier weer zoals alles andersom.
Ik loop nu op een twee meter breed
pad met aan de linkerzijde een afgrond met daarbeneden een
schitterend palmenjungle en rechts een sawa (rijstveld met van die
trappetjes) met daarachter ook diezelfde palmen tegen een turkooizen
lucht. Hoe hoger ik kom hoe mooier het uitzicht. Star-Trek achtige
blauwe met groene vulkanen op de achtergrond. In mijn bewondering
voor dit natuurschoon had ik niet door gehad wat er achter mij
gebeurde. Dit zag ik pas na drie kwartier lopen wat eigenlijk eerder
klimmen was daar het steeds steiler werd. Ik was gebroken en kreeg
krampen in onder en bovenbenen en haalde een flesje, in het stadje
'Soepkip' ingeslagen water uit het kleine rugzakje en ging op een
steen zitten en veegde het zweet van mijn voorhoofd en uit mijn ogen.
Dan zie ik een groep mensen die mij waarschijnlijk geruisloos
achtervolgd waren. Het meeste mannen, mager donkerbruin en met van
die uit die Vietnamese oorlogsfilms kegelhoeden op en blootsvoets of
alweer op teenslippers. Ze hadden allen een klewang in de handen in
plaats van in hun schede gestoken. Hallo! Moesten ze mij hebben? Of
waren ze net gestopt met rijst planten, plukken of riet snijden wat
dan ook? Fok! Ik kreeg het even heel benauwd. Ik ging er maar even
bij staan en smeet mijn flesje water achteloos weg na dit half leeg
over mij heen gegooid te hebben, wat ervan in mijn hoed te kiepen en
er een beetje van te drinken. Als ik daarna mijn vlindermes pak en
een paar keer snel laat rond draaien om mijn hand en het snel
uitklapt om daarna mijn blik over die van hun laat glijden, het mes
langs mijn been houdend omdat ik ze niet te veel wilde provoceren
daar dit pure bluf was, deinzen zij iets achteruit en blijven op een
meter of tien afstand van mij staan. Allen mompelend met zware
mannenstemmen en neuriënde jammerende vrouwen tegen elkaar. Hoelang
liep dit stel al achter mij? Het waren ongeveer vijftien mensen en ik
had niets gehoord. Door de betovering van de schoonheid der natuur
hier waarschijnlijk. Ik besluit een stukje achterwaarts verder naar
boven te lopen om te kijken wat er gebeurt. De menigte loopt mee
precies de zelfde afstand houdende. Als ik pardoes stop, stoppen hun
ook, net een tiende seconde later. Het ijzer van hun messen klettert
van schrik tegen elkaar aan. Dit deed mij denken aan die film van
Danny Kaye in 'The purple pimpernel' waar hij schitterde als hofnar
(ik nu dus) een ontsnapping deed met hordes ridders achter hem aan
die lopen en stopten met dat blikken geluid van harnassen en zwaarden
tegen schilden kletterend wanneer hij dat deed, maakte niet uit welke
kant op. En dat in versnelde opname, prachtig!
Er was één groot verschil, ik kon
er nu de humor niet van inzien. Ik kon niet verder lopen van de hitte
maar kon ook niet blijven staan terwijl er misschien overlegd werd
hoe ze mij het best af zouden maken. Hun blikken gleed over de Canon
camera met groothoeklens die op mijn borst hing, waar ze van de
verkoop ervan minstens met hun vijftienen een jaar van konden vreten
en misschien nog wel twee huizen laten bouwen ook, die trouwens
verdomd zwaar begon te worden. Ik hoorde "unga unga," en
dacht aan kannibalenfilms, ze gingen me toch niet opvreten? Voor mijn
gevoel zat ik hier midden in de bush. Dat dat nog veel erger kon kwam
ik later achter. Wist ik veel dat dat woordje gewoon nee betekend in
het Soendanees, ik was nog niet zólang in Indonesië. Misschien net
een paar weekjes en misschien was het wel inderdaad niet zo slim er
alleen op uit te trekken. Maar ja dat is mosterd na de maaltijd of
sambal, whatever! Ik moest er nu aan geloven.
Mijn broek schuurde in mijn liezen
en voelde schraal tegen bloedend aan, ik bleef weer even staan zette
mijn hoed af en trok mijn T-shirt uit om de mouwtjes er van af te
snijden. Op het moment dat ik mijn shirt uittrok hun in de gaten
houdend deinsden zij achteruit. Oh, waren ze een beetje bang? Ik
kreeg een klein klein beetje hoop en moest dit zien uit te buiten of
ik was er geweest. Als ik klaar ben trek ik mijn shirt weer aan,
rugzakje om en liep een meter of vijf verder om mij daarna pardoes om
te draaien met mijn armen wijd en met grote stappen op hun af te
rennen met een luid: "Whaaa," schreeuwend, waarop zij allen
het bergpad afrenden elkander verdringend. Ik stond met open bek te
kijken dat de truck van een oude vriend van mij die Berry heette ook
in Indonesië werkte. Berry zag er letterlijk uit als een motorduivel
die net van een sticker of T-shirt was gerukt met zijn lange oranje
peenharen en al zijn littekens in zijn gezicht omdat hij een keer
ruzie had gehad met Hells Angels die hem hadden gepakt en met zijn
gezicht over het prikkeldraad hadden afgeraspt. Precies in het
weekend dat ik niet mee was gegaan. Ik ging namelijk elk weekend
achterop de motor mee stappen en had zelfs een motorjack van mijn
ouders gehad en daar ik toch hasjiesj en wiet verkocht was dit voor
mij een extra leuk gebeuren. Ik verkocht goed in motorclubs zoals 'De
Chillum' en 'De Blokhut' in Rotterdam zuid.
Ik moest mij altijd goed vasthouden
aan hem, klemmen eigenlijk omdat hij de neiging had bij elk stoplicht
op zijn achterwiel te rijden en mijn helm van rikketik met mijn
achterhoofd over de weg ging waarna ik eenmaal weer neergeklapt en
rechtgezeten hem een leverstoot gaf waarop hij dan zei: "Pleurisaap
hahaha!" Ik paste eigenlijk een beetje op hem al was hij zeven
jaar ouder. Als ik dan weer eens een weekend niet meegaat word het
hem fataal. Zijn motor was in beslag genomen door de politie. En nu
reed hij zonder rijbewijs uiteraard zeer, zeer wild auto. De volgende
morgen loopt iedereen naar de Oldegaarde om te zien waar Berry was
overleden. Hij was zo hard tegen een lantarenpaal aangereden dat de
paal geknakt was en de lampenkap dwars door het dak op zijn kop was
terecht gekomen. Is dat raar? Hartstikke dood. Ik heb hier veel
verdriet over gehad want het was een gozer met een hart van goud.
Niet dat ik constant gehuild heb maar nog steeds schieten de tranen
uit mijn hol als ik er aan denk bij wijze van spreken dan. Is het
niet van verdriet is het wel van het lachen. We zaten bijvoorbeeld
een keer in ons clubhuis ergens rond de pubertijd van 'De Espeloboys'
in een voormalig kleuterschooltje wat we gekraakt hadden. Met zijn
zesjes en de oudere Berry er toevallig bij, die kwam ons een beetje
zieken, toen er plots honderd of meer 'Doriedevils' aan kwamen om ons
aan te vallen. 'Dories' hebben ze van het woord doortrapper dat is
een soort fiets dat je op je achterwiel kan rijden met een vastgezet
tandwiel in de achterband. Berry zegt tegen ons naar achter douwend:
"Dat regel ik wel met die teringapen," en liep met wijd
gespreide armen naar buiten met dat feloranje haar over dat zwarte
motorjack, heel zijn muil onder de littekens en brulde toen ook van:
"Whaaa," waarop ze allen spierwit van schrik en ongeloof
wegtrokken en er alle honderd vandoor gingen als Eddie Merckx.
Allemaal hard lachend en gillend en schreeuwend van de zenuwen.
Sommige trapten zelfs hun ketting kapot en renden nu met het stuur in
hun hand verder, anderen vielen of reden tegen elkaar of een muur
aan. Wij pisten haast in ons broek van het lachen. Arme Berry. God
hebben zijn ziel en dank zij hem zal Hij op de mijne nog even moeten
wachten.
Ik voelde me heel sterk na de
gevluchte groep Javanen, trok mijn hoed een beetje scheef zoals
Indiana Jones en liep mij ook zo voelend verder. Ik hoor geroezemoes
achter mij en als ik mij omdraait is de meute er weer en staat netjes
op tijd stil. Nu besluit ik er langzaam op af te lopen en laat hun
het briefje zien met het adres erop. Weer lopen zij weg, op één na
en een man die een meter of drie achter hem blijf staan als
rugdekking. Trillend pakt hij het briefje aan en geeft het aan zijn
maat welke naar boven wijst, naar een paar huisjes vlak onder de piek
van de berg of vulkaan dat kon je niet zien hier vandaan door de
begroeiing. "Terimah Kasih," zeg ik, wat dank je wel
betekent. Hij knikt; "Turus," "Verder." Na wat
gerust te hebben loop ik weer verder. De groep achtervolgers is
ineens verdwenen als ik bij twee huisje aankom die geheel zijn
opgetrokken uit bamboepalen en of riet. Dat mens, een oude vrouw die
de vloer aan stond te vegen met een bundel bijeengebonden takken
kreeg haast een hartaanval maar vertelde na wat op adem gekomen te
zijn met een hand op haar borst zwaar ademend dat ik nog verder
omhoog moest. Nog verder? Dacht ik, ik moet nu toch bijna op de top
zijn.
Niet veel later bereik ik dan ook de
top waar een huisje wat twee keer zo lang was als de vorige maar voor
de rest het zelfde alleen nu met gesloten deur. Dit was het laatste
huis, hier moest het wezen. Ik klop op de gevlochten rieten 'deur'.
Ik klop nog eens en hoor een zachtjes "masuk" "binnen"
zeggen. Als ik de deur open doe en naar binnen stap valt de rieten
deur achter me dicht en zie ik niets dan twee zeer kleine roodoranje
lichtjes in het pikkedonker. Ik pak mijn Zippo aansteker slaat hem
aan tegen mijn heup aan en verlicht de boel een beetje. Met open mond
zie ik een man en een vrouw gekleed in vodjes gehurkt zitten op een
paal die in de breedte tegen de bamboemuur is aangeslagen, een
metertje boven de grond. Hun onderarmen rusten op hun knieën de
handen gekruld voor hun schenen en beiden met een joint in hun mond
waar je echt u tegen zegt. Het leken wel die aapjes uit de machine in
de Diergaarde Blijdorp waar je vroeger tegen een dubbeltje betaling
kon zien hoe ze Mexicaanse muziek begonnen te spelen. Ik kon daar
uren naar kijken tot ik van verveling van mijn ouders verder moest
lopen. Nu had ik een cultuurschok hoewel die joints het wel een
beetje goed maakten. een beetje thuisgevoel gaven.
"Tini?" Vroeg ik. Ze
stonden beiden op gaven een diepe buiging en kusten mijn handen. Ze
maakten mij duidelijk dat zij haar ouders waren. Ik had al heel wat
aparte schoonfamilie gehad maar dit sloeg alles. Wat was dit nou
allemaal. Traditie zeker. Ik wist niet of ik nou blij moest zijn of
verbaast, dus hielt het maar even in het midden. Ze liepen mij voor
naar buiten naar de achterkant van het huis waar er een waterval naar
beneden stroomde en waaronder 'mijn' vriendin stond te douchen en
haar lange glimmende ravenzwarte haar stond te wassen. Ik draaide mij
om van ongeloof en wuifde de ouders weg met een vriendelijk "Terimah
kasih." Ik zoek het verder wel uit vanaf hier. Buigend lopen zij
achteruit weg. Ik had verkering met Pocahontas, nu wist ik het zeker.
Als Tini mij ziet staan wrijf ze de
shampoo uit haar knipperende grote ogen of ze het wel goed ziet of ik
het daadwerkelijk ben of toch ook een geest? Alsof er een andere
blanke gek deze berg beklommen zou hebben. Maar eenmaal verliefd ben
ik niet te stuiten door niks niet en niemand niet. Dan pas rent zij
zo snel als ze kan van de ene kei naar de andere springend de rivier
door. Pocahontas! We ontmoeten elkaar midden in rivier waar ze om
mijn middel springt haar benen om mij heen vastklemmend en draaien
rondjes tot we lachend dronken in het water vallen. Als we opstaan en
wat heftig gezoend te hebben trek haar weer mee terug onder de
waterval en spoel de rest van de shampoo uit haar mooie haren en
perfecte lichaam. Het natte flinterbruine jurkje liet niets te
verbergen over en ze was precies zo mooi als ik me had voorgesteld en
ik had ze ter plaatse genomen als ik de ogen van haar ouders niet in
mijn rug voelden prikken. Dan maar even onder de koude 'douche' de
waterval dus. Ze lacht me niet uit maar toe en kijkt hongerig wat het
er allemaal niet makkelijk op maakte. Kon mijzelf moeilijk gaan
voorstellen aan haar ouders met een stijve snikkel in mijn broek wat
verdomd zeer deed trouwens in die strakke afgeknipte spijkerbroek.
Als mijn brandje half geblust is
door mij te fixeren op het natuurschoon om mij heen en niet, absoluut
niet naar Tini te kijken met haar doorschijnende jurkje loop ik hand
in hand met haar mee, haar blik en lichaam ontwijkend en zij mij
uitlachend en elleboog plaagstootjes in mijn zij gevend. Dat
traditionele gedoe kreeg ik ook de pleuris van dat kon u zich wel
voorstellen, maar ja het is nou eenmaal een islamitisch land en zo
werkt dat daar. Moest er iets voor over hebben al was en is het soms
erg wreed maar iemand moest het vuile werk doen.
Voordat ik de hut, meer kan ik het
niet noemen binnenstap overzie ik met mijn hoed de zon tegen houdend
de met palmbomen begroeide jungles onder mij in de dalen tot zover
het oog reikt. Ik stel mij voor dat ik op deze plek een huisje laat
bouwen met een schotel op het dak, aggregaatje voor
stroomvoorziening, een koelkastje erin en zou er ook één geven aan
haar ouders als bruidsschat zijnde die ik eigenlijk behoorde te
krijgen maar wat alleen als blanke zijnde het daar andersom werkt
mits je dat toelaat dan. Een badkamer was niet nodig, ik had mijn
eigen waterval. Ik droomde weg en zag het hélemaal voor me. Mijn
eigen koninkrijk op de top van deze prachtige berg! Twee palmbomen
staan drie meter uit elkaar net aan de rand van het ravijn. En daar
komt mijn hangmat tussen! De wietplanten groeiden welig tegen het
hutje van mijn schoonouders zelfs op het dak lagen de toppen van de
vette planten, dit was 'heaven' ik moest die ouders inpalmen. Leuk
gedacht zo gedaan; na wat handen schudden en kussen en voorstellen en
een kop thee met een koekje werd het al snel donker en kreeg ik
achter een gordijntje in de hut mijn eigen slaapplaats met hun
dochter. "Samen?" Vroeg ik nog met mijn stomme kop, maar
kreeg al snel een duw in mijn rug van Tini. "Mond dicht,"
zegt ze." Ongelooflijk dacht ik. Hoe zat het met die Hadji
dan?" Vraag ik als we alleen zijn. "Dit was toch verboden
vroeg ik haar." Niet dat ik het erg vond. "Ach die komt
echt niet helemaal naar boven klimmen Francis, hij is al oud en veel
te hoog klimmen!" "Vertel me iets nieuws." Probeerde
ik duidelijk te maken in hakkietakkie Indisch. Maar zij praatte
helaas alleen Soendanees (Javaans) en ik slechts was een beginneling
Indonesisch, nou dat is lekker converseren maar niet heus. Gelukkig
maakte de taal der liefde alles goed en werd er eigenlijk zeer weinig
gepraat en op een zo goed als mogelijk zijnde discrete manier
gevreeën in die plaggenhut.
Nogal logisch als je splinternieuwe
schoonouders twee meter verder achter een gordijntje mee zitten te
luisteren en te giechelen. Ze was nog maagd ook wat normaal is daar,
voor het huwelijk dus daar moest ik ook nog even doorheen. Wat een
ellende en ik voelde me zwaar bekeken. Nou ik weet niet wat er
veranderd en gebeurd is maar na een uurtje waren we die hele ouders
vergeten en hebben we ingehaald waar zij al zo lang op had moeten
wachten, die hut pleurde haast van ellende uit elkaar van het
schudden. Een olielamp viel om en het glazen hulsje brak en de hut
stond nog even in de fik ook. Als ik trek in een sigaret heb en het
olielampje wat half naar de gallemiezen was iets hoger draait waar ik
mijn handen en neus bij verbrand door het aansteken van mijn peuk,
zie ik in het oranjegele licht dat er tranen uit haar ogen lopen. Wat
is er godverdomme nou weer aan de hand? Vraag ik mijzelf af. Ik
voelde de bui alweer hangen. Ik had haar hand dus al officieel
gevraagd aan haar ouders en een toestemming gekregen, we hadden
gekierd ook dat hadden ze ook gehoord dus wat was het probleem? We
zaten toch gesetteld nu? Het snikken liep over in hikken, neus
snuiten en toen kwam het los, het verhaal dus.
Ik bleek niet de enige te zijn die
haar liefhad en mooi vond. Kon ik voor in komen ze was toch een
prachtmeid, waarschijnlijk de mooiste van heel Cilacap of zelfs
Prowokorto. "Nou en?" vraag ik verontwaardigd, "We
zijn nou toch verloofd?" "Ik bedoel duidelijker hebben we
het niet kunnen maken voor Allah je ouders en de buren"En
misschien zelfs wel beneden in het dal in 'Soepkip' ?! "Die hele
hut stond te schudden!" Gelukkig lacht ze weer een beetje om
daarna weer met gefronste wenkbrauwen haar verhaal te vervolgen. "Zie
je Francis ik ben gekocht." "Gekocht?" "Ja toen
ik tien was heeft mijn vader een baal rijst aangenomen van een heel
gevaarlijke man uit Cilacap, een gangster die ook zaken in Jakarta
doet!" Ik begon hard te lachen: "Een baal rijst van
elfduizend Rp?" Een joet? Ze was verkocht voor een joet, een
tientje. "Schei uit met lachen en neem me serieus, ben je
achtervolgd vanmiddag?" "Ja dat kun je wel stellen!"
"Een mannetje of twintig met klewangs." "Hebben ze je
pijn gedaan?" Vraagt ze verschrikt met grote ogen en open mond.
"Pijn gedaan?" "Ik heb ze weggejaagd!" "Ik
dacht dat ze mijn camera wilde stelen."
"Hij heeft ze gestuurd om je te
vermoorden Francis." "Je bent zijn tegenpartij, hij is
direct gewaarschuwd bij jouw aankomst al." "Je moet
vertrekken nog voor de zon opkomt via de achterkant van de berg, ik
zal met je meelopen." "Pleur op joh met je gangster uit
Jakarta, ik vreet hem op als het moet, ga nou maar weer slapen,"
Vertrekken?! Had net een marathon berg en maagd achter de rug
verdomme, ik was gebroken! "Laat ze maar komen!"
"Welterusten!" "Selamat tidur." Nu steeds
sjacherijniger. Dan staat die vader letterlijk aan mijn grote teen te
trekken en te wenken en mompelen dat ik moest vertrekken en hulp
halen in Jakarta en terugkomen als ik zijn dochter wilde trouwen.
Tini zet mijn hoed op mijn sufgeneukte hoofd en begint mijn schoenen
bij mij aan te trekken en me omhoog te trekken. "Diam semua!"
"Kap is even allemaal!" Dat gesjor aan mijn lichaam.
"Godverdomme!" "Ik heb ook altijd wat!" vloek ik
mompelend en trek ik mijn T-shirt en broek aan. "Ok ik ga al, en
jij wijffie hoeft niet mee te lopen hoor, ik ben binnen twee dagen
terug met versterking!"
"Beloofd?" "Doe niet
zo raar natuurlijk kom ik je halen!" Ze vliegt me om de nek
alsof dit een verrassing is, waar ik persoonlijk niets van begreep,
waarna ik innig afscheid van haar neem en ook even snel van haar
moeder die alweer met een toeter in haar mond op de wandstok zat. Ik
begon de berg af te sluipen door het gebladerte met mijn nieuwe
schoonpa. Hij gewapend met een klewang ik met een scherp afgesneden
bamboestengel in de ene hand en mijn vlindermes in de andere. Mijn
schoonpa kapte het woud voor ons weg. Het was maar een uurtje voor we
de desa's zouden bereiken. De bloedzuigers beten door mijn sokken
heen in mijn enkels en vulden zich tot de dikte van een vinger. Met
mijn mes schraapte ik ze van mijn armen en lichaam af, mijn gezicht
had ik bedekt met mijn shirt. Zo lig je met een schone maagd van
negentien te kieren en zo loop je met een of andere tamme indiaan
door de bush-bush met bloedzuigers in je muil. God is echt een
grappenmaker!
Na onder de schrammen van
doorrenstruiken en mijn witte tennissokken in roodbruin zijn
veranderd door modder en beten van bloedzuigers die trouwens op de
meest vreemde plaatsen zaten waar ik nog geeneens op terug wil komen
maar die brandt je er dan af met je Zippo of snijdt, schraapt ze
eigenlijk meer met een scherp mes van je huid af. Dus dan staat je
schaam- of borsthaar in de fik terwijl die vieze beesten sissend in
je gezicht uit elkaar klappen. Heerlijk niet? Adventure? Follow me!
Eindelijk als wij door dat woeste
bergwoud zijn gehakt en ons aan het ontwormen zijn zie ik gelukkig
dat ik vloeitjes bij me heb om deze te gebruiken zoals na het snijden
van jezelf bij het scheren en op te wonden te plakken om het bloeden
te stoppen waardoor wij als een soort van derde wereld kerstbomen
versierd onder de rode vloeislingers het woud uit stappen om over te
gaan in de blubber, kniediep de desa's in. Mijn hele pakje vloei was
op en er gaan er vijftig in een pakje dus dan weet u wel hoe we eruit
zagen. Als we nou een paar van die 'gehuurde jongens' tegen zouden
komen waar we verstoppertje voor liepen te spelen waren ze er keihard
vandoor gegaan. Daar ben ik van overtuigd. We leken wel twee zombies
of net inpakte mummies. En dan nog gewapend ook met speer en mes, wat
een vertoning. Ik blijf gelukkig altijd en overal de humor er van in
zien anders was ik allang weggestopt diep in een kelder van een of
ander gekkenhuis. Hier in de desa's hoefde ik geen bloedzuigers meer
te vrezen verzekerde 'Pa' mij, alleen was het vervelend dat het
geregend had want dan gingen de cobra's jagen. Hij wees naar het
einde zo'n anderhalf kilometertje verder waar het veilig was en het
huis van de Camat of burgemeester zouden bereiken wat in dit geval
gewoon een dorpshoofd of opperhoofd zou blijken. Nou heb ik een
beetje kaas gegeten van het dierenrijk en weet ik toevallig dat de
Javaanse cobra de allergrootste (zwarte) cobra is die er op de wereld
bestaat en dat als je gebeten word binnen dertig minuten hulp moest
krijgen anders was het einde verhaal. Nou hulp was hier ver te
zoeken, sterker nog ze liepen ons te zoeken om juist om zeep te
helpen. Pikdonker, nog steeds elke stap wegzakkend in de modder en
dat twee uur lang elke stap kon je laatste zijn waardeloos, alsof je
in een mijnenveld liep.
Eindelijk is het dan zover en
precies bij een zachte zonsopkomst en kraaiende hanen komen we aan
bij een witgeverfd zowaar stenen huis met een rood dak. Hier mocht de
boze wolf komen blazen werd mij verzekerd. We waren veilig. "Rumah
Camat," zegt mijn 'Pa'. Het huis van de burgemeester.
"Als je nou slim ben geef hem
dan een klein cadeautje dan hebben we hem mee, hij weet van de
situatie af," vervolgt hij. "Tienduizend genoeg?" (was
toen vierenhalf euro). "Zat," zegt hij. "Weet je, hij
krijgt er nog een slof sigaretten bij ook en jij ook." Snel
loopt hij naar een van de toko kaki lima's (lett.vert:
vijfvoetswinkeltjes) waar hij iemand wakker maakt en twee sloffen
Sjam Soe kocht. De boef wist wel welk merk hij nam, de duurste. Het
zijn ook de lekkerste sigaretten daar en je word er lichtelijk high
van en geruchten doen de ronde dat er een klein heel klein beetje
wiet in zit. Dat was voor mij voldoende info. Mijn merk was vanaf
toen Sjam Soe met een geel bandje en zonder filter. De 'burgemeester'
word moeilijk wakker en eindelijk doet er een bediende of dochter de
deur open, die gelijk spierwit wegtrok. We zagen er niet uit
natuurlijk. "Frissen jullie je maar wat op," zegt ze
binnensmonds met gesloten ogen en gebogen hoofd. "In de
tussentijd maakt Pak Camat zich klaar om u beiden te ontvangen."
"Had je nog een biertje meegenomen?" Een slof sigaretten
van mijn 'pa' aanpakkend. "Hadoe, vergeten Francis!" Fijne
schoonpa, begint dat gedonder nou al? Ik ken hem net een halve dag.
Probeert nou al mij pilsje te blokkeren. "Ik moet een pils
hebben ik ben gestresst wat moet ik nou met die vent die Camat?"
terwijl ik de vloeitjes en blubber van me afwaste met een mandiebakje
water scheppend uit een emmer bengelend boven een waterput. "Hij
kan je helpen de problemen op te lossen." "Ik heb helemaal
geen problemen, wie verkoopt zijn dochter nou voor een zak rijst
man?" Zei ik pissed off, mijn wonden bekijkend.
Ik had de arme man in verlegenheid
gebracht en de tranen stonden in zijn ogen. Het is hier allemaal zo
anders door die tyfusarmoede laat mensen de gekste dingen doen en ik
vroeg hem mij te vergeven: "Minta Maaf Pak?" Hij boog diep
keek ongelovig naar mijn gezicht en zag dat ik het meende en zei:
"Tidak apa apa," geen probleem, hij begreep het dat het
voor mij zeer moeilijk was te begrijpen. "Hier heb je
vierduizend ga even twee flessen bier kopen of wacht doe maar drie,
hier heb je er tweeduizend bij, wie weet wil die Camat er ook wel
één." "Masih pagi!" Nog vroeg! "Vroeg is niet
het enigste wat er nu vreemd is, moet je kijken hoe ik er uit zie
man." Beantwoord ik mateloos geïrriteerd. Oeps, ik had hem
alweer laten schrikken met mijn grote smoel, ze zijn zo zachtaardig
deze mensen maar snijden wel je keel af voor een bos waspeen. Maar
alleen als er niemand kijkt want voor een handdoek stelen
bijvoorbeeld wat ik persoonlijk heb meegemaakt trappen ze iemand ter
plaatse hartstikke dood. Stelen is taboe in Indonesië. Ook heb ik
iemand op de markt doodgeschoten zien worden door een M.P. voor het
pikken van een appel. Zo hard treden ze hier op. In het algemeen is
er dus helemaal geen sprake van criminaliteit in Indonesië. Hoe kwam
ik dan toch in deze situatie en latere situaties terecht. Ik vroeg er
echt niet om.
"Komt door je kop," zei
mijn eigen vader altijd dan tussen neus en lippen en bier door in een
of ander restaurant als ik weer eens binnen vijf minuten aangeschoven
zit bij een stelletje maffiosi en hoeren. "En je houding."
"Die spoort ook niet," zei hij dan even snel. "Wat is
er mis met mijn houding?" "En mijn kop?" Kreeg ik
gewoon geen antwoord. Als ik dan doordraafde om het antwoord zei hij:
"Ach jongen je beseft het zelf niet." "Kun je niets
aan doen heeft zijn tijd nodig." Al had hij gelijk achteraf
gezien, toch op dat soort momenten kon ik hem wel vermoorden omdat
hij het niet uitlegde. Daar schoot ik niet veel mee op. Ja vier jaar
later viel het kwartje pas maar had wel al de nodige littekens
daarbij opgelopen en mag ik God danken dat ik het overleefd heb. De
enigste criminelen die ik zelf trouwens kon waren ikzelf en mijn
maten uit Flat Pulomas in Oost Jakarta. Voorlopig zat ik nou in de
gare kip (Karang Anyar) een buitenkampong van Cilacap. "Lopen
nou maar alsjeblieft 'pa,' ik sterf van de dorst en zenuwen."
Hij kijkt nog even verdwaasd achterom. "Ja drie bier." Met
drie vingers er bij opstekend voor het geval dat. Ik hou niet van
autoriteiten en dan zo'n Camat wat moest die nou eigenlijk van me? Ik
kon mijn eigen boontjes wel doppen.
We zitten te wachten met bij mij
twee flessen bier onder mijn klapstoeltje en een tussen mijn benen
geklemd tegenover een hoge zetel, een oude kolerestoel die volgens
mij van Koning Willem de Eerste zelf was geweest met afgesleten en
gaten gesleten fluweel of velours maar waar mijn schoonpa onderdanig
naar wees en zei dat dat de echte burgemeesterstoel was! Verder stond
er hélemaal niets in de kamer en de grond was van klei. Geen tegels
geen zijltje niets. Gewoon klei, net als buiten. Twee kippen worden
zelfs nog snel even door de meid naar buiten gejaagd met een zwabber
onder luid gekakel, vliegende pluisjes en haastige stappen van het
pluimvee. Wat een stadhuis! Wat een eer om hier op audiëntie te
mogen, moeten komen. Mijn fles bier is op en besluit die van mijn
schoonpa ook maar open te draaien die toch geen trek had want die
vond het te vroeg, toch? Ik ging eens lekker in die ouwe burgemeester
stoel zitten onder verschrikt gezicht van 'Pa' die helemaal gek word
van de zenuwen als er een lange man met een wit laken omgeslagen en
een gleufhoed op met een paar veren aan de zijkant erin gestoken
boven een zeer strak gezicht binnenstapt. Dit was een slimme man dat
zag ik gelijk. Hij dwong respect af.
"He daar hebben we Winnetou zei
ik half lazarus," hij verstond het toch niet. Ik sprong uit zijn
stoel zei dat hij lekker zat, een burgemeester waardig en paste me
snel aan de situatie aan en maakte een diepe buiging en gaf hem
tussen gevouwen handen verstopt tienduizend Roepia, die hij glijdend
met zijn handen langs de mijne onzichtbaar aanpakt. Ik loop naar mijn
stoel pak een slof sigaretten en zeg: "Lihat Pak Camat, aku bawa
oleh oleh!" Heb een souveniertje bij me baas. Hij buigt diep
terug zegt vijftien maal bedankt en dat we konden gaan zitten en
neemt zelf plaats in zijn zetel waar hij kaarsrecht in probeert te
blijven zitten. Ik was benieuwd wat er ging gebeuren. "Biertje?"
vroeg ik om de spanning de breken. Het was kwart over vijf 's
morgens.
Na mijn hoofd wat bestudeerd te
hebben begint de Camat voorzichtig een conversatie met mij. Met
vragen waar ik vandaan kwam op school zat of werkte. Belanda
(Nederland) werd hoog gewaardeerd merkte ik. Ik loog en bedroog alles
bij elkaar daar ik moeilijk de waarheid tegen deze man kon vertellen.
Hij zou mij dan niet meer respecteren dan mijn criminele tegenpartij
die mijn 'verloofde' gekocht of besteld had voor een baaltje rijst
van vijfentwintig kilo toen ze slechts tien jaar oud was. En daar was
nou net om te doen om deze man achter mij te krijgen daar dit ook zou
betekenen dat de Indonesische corrupte geest verziekende bureaucratie
een stuk makkelijker te omzeilen zou zijn daar hij de Burgemeester
was van deze uithoek: Karam Ayam ('Soepkip'), tegenwoordig Karang
Anyar wat 'Gare Kip' betekende. Gevestigd te Cilacap, ongelooflijk
maar waar. Dit in verband met een eventueel huwelijk met Tini met
alle papieren rompslomp die er dan automatisch aan vast zou zitten.
Ik vertelde hem dat ik en mijn vader
in de politiek zaten en in Indonesië waren om het nieuwe vliegveld
in Jakarta; Cikareng Dua (Cikareng Twee) op Sukarno Hatta Airport van
taxfreeshops te voorzien welke eigendom waren van mijn vaders zwager
die toen nog een bepaald bedrijf bezat en in een fusie zat met Golden
Tulip Hotels en zelfs leverde aan onder andere Schiphol en
Casablanca. Ik gaf hem mijn visite kaartje met elf gouden sterren in
een cirkel van aankomend Verenigd Europa in de linker bovenhoek wat
eigenlijk helemaal nog niet bestond maar ik liep twee jaar op de tijd
vooruit en vond het er toch heel officieel uitzien. Dat vond de rest
van de wereld ook bleek later. The UETC; The United European Trading
Company, 'Francis Borst; Overseas Delegate Management,' stond eronder
in gouden letters. Dit bedrijf bestond niet maar zou wel opgericht
worden als ik het voor elkaar zou krijgen tien orders in een maand
binnen te slepen voor Import-Export naar Nederland.
Maar ik vond dit gelul wel genoeg en
gooide het op een andere boeg en vroeg waarom ze zonder stroom zaten
op die berg van hem terwijl er een rivier op de top ontspringt en de
gehele berg afloopt. Al die arme mensjes zei ik, maar dacht eerder
aan mezelf daar ik haast in de fik gevlogen was bij de heftige
vrijpartij met Tini in de hut en daar een olielamp bij brak. En ik
wilde wel stroom in mijn nieuwe pand op die berg! Hij kijkt me
verbaast aan. "Gooi er een dynamo in en maakt er een klein
waterrad aan wat ik voor het gemak propeller noemde want hij snapte
me niet, en trek een paar kabeltjes dan hebben al die mensen stroom."
Hij begon Javaans (Soendanees) te praten tegen mijn schoonvader in
een zware bromstem met vreemde korte keelklanken wat leek als
Apachetaal of zo gemengd met langzame zwaaiende handgebaren en op
zijn hart slaande. Kon er geen touw aan vast knopen en voelde me
behoorlijk oncomfortabel daarbij totdat ik bij mijn nieuwe 'schoonpa'
een lach zie verschijnen. Dat was alvast meegenomen. Deze man loopt
op me af knielt pakt mijn hand en kust deze en vertelt mij tot mijn
verwondering dat ik geadopteerd ben door 'het opperhoofd,' de 'Camat
himself' en moest dit als een grote eer beschouwen. Ik bedoel het was
niet precies Bram Peper, misschien wel net zo corrupt, doch een
andere vertoning. Hij had groot respect voor mij dat kon je van Peper
niet zeggen daar ik een doorn in zijn oog was geweest net als al mijn
maten van Rotterdam-Zuid vroeger. Tini's vader vertelde dat dit
adopteren nog nooit eerder was gebeurd in de omgeving van Cilacap.
Met open muil zit ik mij af te vragen of ik nou trots ben of dat ik
zwaar in de maling werd genomen terwijl ik de Camat aankeek met zijn
kippenveren in zijn hoed op zijn hoge stoel. Is dat mijn nieuwe
vader? Dat is dan al de derde dan in één dag tijd, mijn eigen pa
meegeteld. De Camat ziet dat ik ietwat verbouwereerd over kom en
loopt naar me toe en legt een hand op mijn schouder en zegt dat hij
trots is een echte Nederlandse ingenieur als zoon te hebben en mij
graag te helpen bij mijn problemen omtrent Tini. Nu zou hij graag
toch wat bier willen en wij proostten met ons drieën op ons nieuwe
verbond. Zij uiteraard niets wetende van mijn eigen plannen.
We spreken drie dagen later af en
beloof mijn familie op te halen in Jakarta die slechts uit mijn vader
bestond en hopelijk een politiecommissaris genaamd Anton Reker die
een fantastische Colt Magnum in zijn zijholster droeg onder zijn
colbert. En dan zou de Camat het probleem verder wel tussen onze
families regelen en oplossen. Uiteraard vertelde ik dit niet en wilde
dit als troef gebruiken maar wist ook helemaal nog niet zeker of mijn
vader wel mee zou gaan, laat staan Anton. Acht uur met de trein mee
en dan nog wat junglepaden en andere hindernissen is geen kattenpis
in Indonesië. Mijn liefde voor mijn meisje maakte me echter hoopvol
en vastberaden. Ik kreeg een groep vrijgeleiden mee die mij
begeleiden in de naam van de Camat tot aan Prowokorto en wachten
netjes tot ik veilig op de trein zit, tussen kippen, geiten en
tweehonderd schoolkinderen die mij allen staan te bestuderen met
klootogen gekleed in smetteloos witte uniformpjes, haar in een
scheiding en blubber aan hun gepoetste schoenen. Ik trek mijn hoed
schuin over mijn gezicht en dacht na hoe ik dit aan moest gaan pakken
en viel kort daarna in slaap. Ik had vanwege een tekort aan slaap,
'overwerk' en het vroege drinken van een litertje bier wel zeven uur
zwaar in een coma zitten slapen.
Een luid snerpend piepend afremmende
trein maakt mij wakker in een stad, net een uurtje verwijderd van
Jakarta. Kijk dit schoot alvast op en scheelde alvast een ellendige
langdurende terugreis. Ik had deze keer niets van de aftandse bruggen
en het gevaar gemerkt. Ze hadden me zo kunnen rippen en had ik nog
niets gemerkt of zou slapend in een ravijn zijn gestort. Ik hoopte en
bad dat mijn vader en Anton de commissaris van Oost Jakarta mee terug
zouden gaan naar Cilacap.
Mijn vader is gelukkig al snel over
gehaald en gaat akkoord na mijn vreemde verhaal over de
uithuwelijking van mijn vriendin en mijn hulpkreten aangehoord te
hebben. Ook heeft hij voor elkaar gekregen dat Anton Reker; de
schietgrage commissaris met ons meegaat en óók ene Ed Rumambi die
een zakelijk raadgever en vriend van ons was in die tijd. Deze Ed is
zo glad als een paling in een emmer snot en een zeer goede oplichter
uit Manado die heel Jakarta gek liep te maken met zijn mooie
politieke praatjes. En wij profiteerden van zijn kennis en leerden
gretig van hem. In een land van corruptie en oplichting is het wel zo
fijn als je één stap voor bent daar waar het nodig is. Wat hebben
wij gelachen met die man, die zwaar misbruik maakte van zijn blanke
gezelschap in iedere situatie waar mogelijk. Ook als wij na een bijna
gezellige heenreis richting Karang Anyar, daar ik met niets anders
als die meid in mijn kop zat, kan deze Ed het weer niet laten als wij
aangekomen zijn in Prowokorto en vanwege de vermoeiende treinreis en
het vele bier onderweg, besluiten te overnachten in het enige Hotel
tussen Prowokorto en Cilacap. "Laat mij maar even praten,"
zegt Ed met zo een typische Indostem die door zijn neus klinkt en ons
allen tegen houdende met een hand tegen mijn borst voordat wij de
trap van het hotel op willen lopen. "Wachten jullie maar even,"
en geeft een knipoog naar ons.
"Je gaat godverdomme niet gek
doen hoor Ed, niet nu!" roept mijn vader hem na. "Ik ben
gebroken en wil een bed, dus geen problemen Ed." Op zijn
voorhoofd naar ons tikkend. Ik en Anton wuiven dronken het hele gedoe
weg met een gebaar van 'hij bekijkt het maar, we zien het wel'. Anton
zijn dikke buik schudt van het lachen en staat wachtend aan zijn snor
te draaien. Daar stonden we dan in die bloedhete zon te wachten op
God weet wat Ed nu weer aan het sjoemelen was. We willen net een
plekje schaduw zoeken als er een rode loper over de trap gerold word
en waar Ed over naar beneden loopt ietwat haastig en knipogend voor
de Chinese eigenaar uit. Hij pakt ons snel bij de armen en zegt:
"knik maar ja, als hij iets vraagt," en gaat verder: "Frans
jij bent de zoon van Ronald Reagan, Jan, Anton jullie zijn zijn
bodyguards!" "Frans jij bent incognito op reis door Java om
de economische mogelijkheden te bekijken," verteld hij
vliegensvlug onhoorbaar voor de Chinees met een onbeweeglijke mond.
"Ed je bent knotsknettergek! En geloof die chinees dat?"
Vraagt mijn vader ongelooflijk en gegeneerd.
"Zeg maar ja als hij iets
vraagt, altijd goed," beantwoordt hij zonder blikken of blozen.
We zijn allemaal bloedlink op Ed maar konden nu niet meer terug. Hij
is gek wisten we maar nu ging hij wel heel ver! "We mogen gratis
verblijven." Ging hij verder. "Lekker toh?" De g sprak
hij nooit uit. "Vrouwen bier eten slapen alles voor niks!"
"Waarom doe je dat nou Ed? Héél vervelend, het kost haast geen
reet dat Hotel!" zegt mijn vader. Ik en Anton liepen al lachend
en waggelend dronken de trap op en lieten hun nog even bekvechten. De
hele staf van het hotel en alle kamermeisjes en obers op een rij in
de gang maken een diepe buiging als we binnen komen. Ik loop achter
Anton die mij aan de directie voorstelt als Francis Reagan en houdt
een vinger voor zijn mond en zijn andere hand op zijn Colt in het
spierwitte holster, van 'ssst niet verder vertellen,' vanwege het
incognito-verhaal, waar we een nog diepere buiging op krijgen en een
heftig 'jazeker' bevestigd krijgen.
"Of je de mensen een hand wil
geven Francis." Vraagt Anton mij. "Het hoeft niet hoor als
je er geen zin in hebt." "Zeg maar dat het goed is maar ik
wil binnen vijf minuten ijskoud bier!" Fluister ik terug in zijn
oor. "Uitstekend plan beschouw het als geregeld" Anton ging
nu ook populair doen. Ik en mijn vader die inmiddels met zijn Ray-Ban
op om hem heen kijkend om zijn opdracht heel serieus te nemen om niet
door de mand te vallen, geneerden ons dood. Pa en Ed staan achter me
en geven ook wat handjes schudden weg. Zo gaan we onze adem inhoudend
de gehele rij af. Ed stelt zich voor als Minister van binnenlandse
zaken en economie. "Zo is het genoeg Ed," sist mijn vader
hem toe uit een mondhoek. "Je lijkt nog geeneens op Sutrisno,
halve zool," fluistert hij hem zachtjes toe. Na dit vlot en
trillend op mijn benen gedaan te hebben, volg ik Anton die met grote
stappen op het Restaurant afliep wat geheel was ontruimt voor ons en
waar er een tafel met vier flessen Anker bier met bierpullen en een
emmer ijs klaar staan. Mijn vader en Ed ieder aan een zijde van mij
volgen ook.
"Vuile, vuile pestpleurislijer
dit vergeef ik je nooit." Gift mijn vader naar Ed met een
spierwit gezicht, net als mij lachend als een boer met kiespijn. Als
we eenmaal aan het bier zitten komen we een beetje bij en draait mijn
vader als een blad van een boom een slag van honderd procent om, in
manier van denken en praten. "We kennen lullen wat we willen
maar hij heeft het wel weer voor elkaar!" Ed lacht als de slang
Slis uit de tekenfilm van Robin Hood en zegt: "Alleen één
klein dingetje." Nou gingen we het krijgen, wisten we. Er zat
een compagnie soldaten in de buurt en die komt zo langs."
"Godverdomme waarom dan?" Vragen ik en pa te gelijk in
koor. "Niets bijzonders alleen lachen knikken en een hand
geven." Onze blikken ontmoeten elkaar en er stond vuur in onze
ogen. We konden hem wel verbranden. "Maar ik heb ook goed
nieuws," zei hij tegen ons nog witter geworden gezichten. Anton
keek nergens van op en ging door met het kluiven van zijn kip. "Goed
nieuws? Van jou, ellendeling!" Zegt pa die op een humoristische
manier voortdurend in de clinch lag met Ed als Abott en Costello.
"Jazeker, die Chinees laat
vrouwen komen zonder iets te vragen!" "Ja jij wel
viespeuk!" "We kennen je toch Ed." "Je hebt weer
flink misbruik van de situatie lopen maken." Hij lacht om zijn
eigen slimmigheden en zegt zoals altijd niet meer dan: "T, t,
t," op een manier; van 'dat is niet waar'.
Legertrucks stoppen voor de deur met
luid geronk en piepend bandenslippend gerem. "Nu maar even
meespelen dan," Zegt Costello weer. "Daarna zijn we klaar."
"Wij zijn nooit klaar met jou." Zegt Abott. Ik schrik me
rot als er twee minuten later in de gang op de rode loper een heel
regiment soldaten staat. In strakke houding in vol ornaat en
mitrailleurs allen dezelfde kant van het plafond gelukkig, opgericht.
"Geef acht!" Schreeuwt de met nog meer medailles behangen
Sergeant die verdacht veel op een kerstboom leek. Groen met slingers,
glitters en strepen. Hij had dezelfde snor als Anton en stond met een
glimmend zwaard met een rode kwast aan het heft langs zijn bovenarm
omhoog houdend, doodstil op ons te wachten. Ik en mijn vader en nu
ook Anton slikken onze ellende door en gaan helemaal lazarus,
proberend gelijk stappend volgens protocol de rij langs waar we snel
mee op hielden want dat hield voor geen meter, letterlijk dan. De
soldaten keken strak voor zich uit en keken ons niet aan als ze van
ons een schouderklopje krijgen. De sergeant krijgt een hand, geeft
een saluut en een order naar zijn regiment die allen tegelijk het
Hotel weer uit marcheren. De sergeant draait zich bij de uitgang met
een stevige stamp op de grond nog eenmaal om salueert nog een keer
waarop wij terug salueerden en hard blazen van opluchting als hij ook
is verdwenen. Ik ging haast van mijn stokkie en plofte opgelucht op
het bed neer in een van de aan ons toegewezen kamers die allen op een
rij zaten.
Als ik net slaap in val word er op
mijn deur geklopt en staan er twaalf mooie meiden even strak op een
rij, in saluut met mijn vader en Ed ervoor. Helemaal dronken hadden
zij hun aan leren treden en marcheren. "Een twee drie mars,"
liet mijn vader hun heen en weer paraderen door de gang, "Zodat
ik ze goed kon bekijken," zei hij. Mijn vader nu helemaal in
zijn rol riep: "Geef acht!" "Pleur op jullie stelletje
gekken, ik wil slapen," zei ik vermoeid en helemaal verliefd op
Tini. Ik hoorde Anton hard snurken dwars door zijn gesloten deur en
de muren heen en voelde een vreemd soort jaloezie. "Frans,"
zegt Ed, "Jij bent Reagans zoon weet je nog, je moet er drie
uitzoeken anders maak je de directie ten schande," knipoogt hij
naar mijn vader die zegt: "Jaaa Frans," om mijn leed iets
proberen te verzachten wat mijn 'verloofde' betrof. Na een snelle
blik, pik ik er drie uit en plant ze neer op mijn voeteneind van het
bed en gooi de deur met een smak dicht en ging verder slapen. Als ik
net wegzak wordt er keihard op de muur gebonkt van mijn kamer waar ik
wakker van wordt en verbaasd en verdwaasd zie ik drie mooie meiden op
mijn bed naast mij zitten. De hele kamer trilde. De dames kijken mij
verschrikt aan waarop ik mijn schouders ophaalde. "Weet ik
veel."
"Wisselen!" Word er dan
keihard geroepen. Als ik met het illustere trio 's morgens het hotel
wil verlaten staat de gehele personeelsafdeling alweer een paar uur
te wachten tot wij onze kamers uit komen om ons goede morgen te
begroeten en een goede reis toe te wensen. Ik krijg een vermoeiende
flashback van de dag ervoor van het handjes schudden dus zet ik mijn
zonnebril op en kijk zo streng mogelijk, ik zie toch niets meer dan
een wazige rij mensen over een rode streep wat de loper is
waarschijnlijk vanwege de kater en geef dus maar snel en strak een
eresaluut en loop dan met hele grote stappen op het zonnelicht af dat
als een hemelpoort door de bevrijdende ramen van de uitgang schijnt.
"Jij bent ook grof." Zegt mijn vader. "Je kunt ze toch
wel een handje geven." Ik reageerde niet eens als ik mijn vader
en Ed achter mij iedereen dag hoort zeggen en of bedankt. Ik wilde
mijn meisje zien en snel ook. Anton de commissaris staat gelukkig te
wachten bij de uitgang met een pul koud bier met een ijsklont erin op
een zilveren plaat alsof ik met een gouden schaar een lintje moest
doorknippen. Ik sla hem in een keer achterover, laat een boer en
zegt: "Good job Anton, I will recommend you by the President for
promotion." En laat nog een harde boer.
Anton staat weer te buikschudden van
het lachen. Ik geef hem een schouderklopje: "Good Job, good
job." Bij het woord President boog de Chinese directeur van het
hotel die buiten wachtte nog dieper dan ik voor mogelijk hield en
moest ik hem origineel persoonlijk aan zijn Batikkraag weer rechtop
trekken om hem te bedanken uit naam van mijn vader Ronald Reagan, de
bevolking van de Verenigde Staten van Amerika, mijn bodyguards, de
minister van buitenlandse zaken en alle andere landen die dankzij
'ons' leven in 'vrijheid'. Waar ik het vandaan haalde weet ik niet.
Ik denk dat er te veel presidentiele Amerikaanse toespraken op tv
zijn en dat er één was blijven hangen want de toespraak vloeide als
ingestudeerd uit mijn mond. Ik ging verder: "We hebben de
economische waarden van het Hotel zeer intensief doorgenomen en
getest en heel hoog ingeschat en het zal worden vermeld op de lijst
der Toeristische planning van Amerika in Indonesië." "Dank
je wel, dank je wel," zegt de Chinees als wij de rode loper
aflopen waarlangs gouden Boeddha's staan met tientallen rokende
wierookstokjes, vertrouwend op zijn fortuinlijke toekomst dankzij de god
Budha en cowboy Reagans zoon.
Na vele verzoekjes is mijn bundel samengesteld, gedrukt en inmiddels verkrijgbaar in België bij de betere boekhandel te koop Binnenkort ook in Nederland maar zolang al vast te bestellen via het internet en wel op het adres http://www.writehistory.be/?p=manuscript&id=302 of via e-mail: fransborsthotmail.com Een speciale voorverkoop-prijs en gesigneerde exemplaren voor leden van Seniorennet! (Deze aanbieding geldt tot en met 14 Februari)
Gevuld met paardenhaar of stro
heerlijk ruikend krakend leer
omgeven
zo maken ze niet meer
Links links rechts oneindig landend
heel soms ontvangend
vaseline boven de ogen
zwetend spoor bedrogen
snotslieren mijdend bijtend zout
dat ziedend prikt
de pols voelt intussen ietwat verzwikt
even aanzetten en schudt zijn hoofd
doserend berekenend
geïncasseerd blijven gaan
proeft hij bloed
moet blijven staan
Uit de hoek schreeuwt
dekking hoooooog!
fijn dit moment
een lerend betoog
Zoemende geluiden
harde kletsen
galmen zijn naam als een zee
van slaap naar slaap
gepekelde ogen vertroebelen
het zicht de armen hangen
aan slappe touwen
als tegengewicht
Zo die is neer
hij sloeg me als of ik
zijn moeder was
en ik hem of hij mijn schoonmoeder was
Als de angst niet meer bestaat
wie weet hoe het verder gaat
Een aangetast hersenschors
zit er soms een draadje los
De psyche controlerend beheersend
woede onderdrukkend wederkerend
Achterwaarts gaand door de hitte
vecht mijn hart uit met het vurig witte
IJzer gehelmd en gemaskerd
geheimen geprikkeld afgerasterd
Uitend schrijvend met geslepen zwaard
spinnen hersens bloedkolkend geaard
Bang om nutteloos te sterven
aarde bedekkend en bederven
Om eenmaal weg snel zijn vergeten
ach. stamppot is toch niet te vreten
Alles geopend word nu gedicht
de hoorn met nectar toch gezwicht
Geen zorgen geen lusten geen lasten
of behoefte om te betasten
Vergif in kleur en naamrijk varia
het geestdodend gif anti-depressivia
Populair zijn Prozac en Remmeron
schooltje gepekelde haringen in beton
Gelijk snoekbaars glazen ogen verdoofd
word de maatschappij van geest beroofd
Iedereen in lijn op een lopende band
ongelijken die wijken worden verbrand
Zombies lopen zwaar zielloos op straat
beter dan dat niets hen ontgaat
Gevoelloos lichtblauwe dode lippen
mensheid getemd alleen even chippen
Microfoontje en speaker ingebouwd in oor
politie bij machte full-continu verhoor
Fantasie- en futloos om te hengelen
gereïcarneerd plan van Dr. Mengele
De Verenigde Staten van Amerika of Japan
het nieuwe Sodom en Gomorrah
De lust te sterk voor Gods orders
waar engelen zich wederom vergrijpen aan de mens
Vaders eis negerend taboes doorbrekend
niet luisterend Gods bevel geven zij technieken
Veel te vroeg voor deze tijd
naar aard of hel verbannen
Geven zij ons nu P.C.'s en I-Pods
in onze handen
Onze kinderen opleidend
als Blackwater huurmoordenaars
Blind voor de liefde
want alles wat beweegt
dat schiet je verrot
Vijf jaar oud
Doom Twee is uit snel rennen zij naar Bart Smit
de benen uit hun lijf dankzij Bouncing Betty
Misschien niet genoeg geleden
of uit het verkeerde hout gesneden
Niet ons geest dan het lichaam
wreed getimed gepijnigd, irritant en bekwaam
Wakker houdend lust ontnemend
een carrousel vol ellende gevend
De slaapdemon is onvermoeibaar
trucks in varia op het nachtkastje klaar
Winnend van alcohol drugs en pillen
één uurtje slaap is al wij willen
Onvrijwillig stadswachten van 't duister
regen, straatlantaarns soms wat gefluister
Geen lepeltje lepeltje voor wat steun
eenzaam koud bed, bij de buren gekreun
Hoelang nog de hoofdprijs blijven betalen
voordat wij Incubus kiel kunnen halen
Ver weg was de dorpsoudste zijn
woning gelukkig niet want hij woonde in mijn flat op de begaande
grond, maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al
sloeg dat nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in
de gaten. Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn
'beestzijn' een beetje schaamtevol bewust. Mijn enige voordeel was
dat hij corrupt was en ik voorzag hem dan ook iedere dag van een
klein portie wiet. Hij had het gehad over een kwestie van leven of
dood gehad. Míjn leven wel te verstaan. Wat nu weer? Als ik geluk
zou hebben zat hij slechts zonder wiet en was het een kutsmoes.
Als dorpsoudste met de bijnaam
Pisaulima (wat vijfmessen betekent, waarom heb ik nooit begrepen en
werd mij ook niet uitgelegd en mocht er ook niet meer naar vragen) de
deur open doet staat de lange magere Sumatraan met een witte Sari en
een wit overhemd in de deuropening. Hij had een gelederd gezicht en
gemene snor onder vriendelijke ogen in een chocoladebruin gezicht.
Hij leek op Averell van de Daltons of Jack Palance uit The good the
bad and the ugly. Dat hij het nodige meegemaakt had stond op zijn
gezicht getekend en was daarom waarschijnlijk benoemd als raadsheer
van de blokken twintig tot drieendertig. Hij had geen officiële
functie maar zijn wil was wet, wat voor mij moeilijk te accepteren
was daar ik hem met een hand dubbel zou vouwen als het moest. Des
zenuwachtiger was ik geworden door zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia
vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar
zeker zijn verhaal te doen. Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat
woon waarop ik hem schuin aankijk en begin met één mondhoek naar
beneden te lachen. Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar
hem. Nerveus reikt hij mij een open pakje sigaretten aan om er één
uit te pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar beledigend is. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het
zit zo," met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal
begeleidend: "Sinds jij hier woont werken jouw vrienden niet
meer, waaronder Domingues, Franky, Jaya..." "Ja, ja,"
brak ik hem glimlachend om die naam af. "En?" Want anders
kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet
veel goeds. "Hun vrouwen Francis, hadoe hoe moet ik je dit nu
vertellen?"
Hij had het echt moeilijk en ik zag
tranen in zijn ogen komen. Ik kreeg meelij met de geharde man, er
moest nogal wat aan de hand zijn. Ik ging naast hem zitten op de
grond op de rieten tikar (mat) en slaat een arm om zijn schouders en
zeg dat hij zich niet zo druk moest maken en mij alles kon vertellen.
Hij knijpt met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken en zegt dat hij
hoofdpijn heeft. "Francis je moet weg." Zegt hij met tranen
in zijn ogen mij aankijkend. "Verhuizen!" "Er is geen
andere weg." "Weg?" "Waarom?" Dit vond ik
echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben zeer
verdrietig maar ook heel blij omdat ik altijd alles te horen krijg
dat weet je." "Wat is er met hun vrouwen." Boos op
mijn bovenbenen slaande daar ik in hurkzit zat. "Ik zweer het je
Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch,
wie zegt dat?" Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat
hij het constant flikte als ze alleen thuis waren. "Nee dat
niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes. "Ik
weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar
ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt." "Ze
hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij
niemand meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je,
je eigen bediende kun je nu zelfs niet meer vertrouwen en je moet
eten, begrijp je wat ik bedoel?" "Nou dan ontsla ik ze toch
ik vreet wel buiten de deur." Ik begreep maar al te goed wat hij
bedoelde met die gifmengers daar. "Francis," probeert hij
met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de
lul bent, ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te
beschermen," verontschuldigd hij zich. "En eerlijk gezegd
moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat." "Weet
je hoe ze je noemen Francis?" "De witte hond,"
beantwoorde ik. "Nou en?" "Francis ik heb ook vernomen
dat je in Priok, Kramatonga, Blok M en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende. Ik had overal bonnen
staan van omgerekend in honderden guldens had me zwaar misdragen,
gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?"
"Mm,"antwoord ik. "Er word niet alleen in Oost Jakarta
over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe: "Ga daar naar toe,
daar ben je veilig!" "Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten. "Pintyam pisau Pisau?"
"Leen mij een mes Mes." Wat zijn bijnaam was. "Ah
begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keuken een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang
(kapmes). Ik hoefde nu alleen nog twee verdiepingen hoger om mijn
zooitje in te pakken, om vervolgens mijn bediende te ontslaan en
daarna geruisloos zien te verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het
liefst ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een
stevige handdruk en bedank hem voor het slechte nieuws, en nam
afscheid. "Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem. "Bij
Domingues ga ik zelf wel even langs." "Doe dat nou niet
jongen vraagt hij geschrokken." "Pisau mond dicht ik heb
geen keus, hij is mijn maat." "We sterven voor elkaar en
als dat nu gebeurt gebeurt het maar." "Hadoe branie...,"
zegt Pisau. "Niks branie!" "Niet meer dan normaal!"
"Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het
trappenhuis de deuren in de gaten houdend, loop ik naar boven en
regel mijn zaken. Eenmaal alles kant en klaar, sluip ik door de
smalle steegjes tussen de flat naar Blok zevenentwintig waar
Domingues woonde die niet thuis was. Balen! Zijn broer Franky die ook
in een scheiding zat en depressief op bed lag neemt verbaast het
nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen vrouw
meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen. "Je bent
gek." Zei hij hard lachend voor hij zich omdraaide in bed. Ik
schreef een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma ook
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, gaf deze aan zijn vrouw
en nam afscheid. Ik sloop hierop weer terug naar mijn flat en liet
mijn bediende een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal
verboden is voor mensen met auto's die niet in de wijk wonen. Maar ik
gaf vijfduizend Rp. mee voor de portier bij de slagboom om te kopen
en beloofde haar er nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat
ik zeker wist want ik hield haar enigste kleine plastic tasje met
voor haar, van waardevolle spulletjes voor de zekerheid bij me. Ik
vertrouwde haar gek genoeg wel en vertelde haar het verhaal waarop ik
hoorde dat ze het al wist. Die bediendes (berbantus) weten alles, die
lullen alles aan elkaar door. Kwaad vraag ik waarom ze me niet
gewaarschuwd heeft. "Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt
ze geschrokken. En dan bedoelen ze zes uur 's morgens he? En het was
nu één uur!Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal. Maar ze was
voor haar doen, binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat
voor tien minuten lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te
gluren toen hij aan kwam rijden, rende met de klewang in aanslag mijn
Samsonite koffer de trappen afgooiend naar beneden. Ik gooide mijn
koffer in de achterbak van de taxi, liep naar de deur van Pisaulima
en sloeg de oude klewang met een harde klap in zijn deur die
vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi dichtslaat
zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken en dan naar
mij, draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" met het
accent van Swartzenegger en geef hem een saluut van een soldaat. Met
open bek en handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen
het zonlicht in na. "Toeter eens," beveel ik de chauffeur.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk
uit zijn!" Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn
achteruitkijkspiegel en als hij stopt met claxonneren geef ik hem een
tik op zijn schouder: "Turus!" dat hij door moet gaan. "Ya
pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt
hij waar ik heen wil. "Kampong Ambon aja!" "Rij maar
naar Kampong Ambon."
Hij zet een zestal vallen met blokjes kaas voor ratten
gooit akelig precies kiezelstenen naar naderende katten
strooit gif in iedere hoek gleuf en gaten
niets of niemand die aan zijn liefjes zaten
vertroetelend aaiend vertrouwt hij hen toe
van mijn vrouws gezwets wordt ik zo ellendig moe
bronchitus roggellend in zijn houten burcht
ruimt hij vloekend drie ratten door veren gewurgd
Zwetend zaagsel in haar en gezicht oneindig planken zagend nesten bouwend
doffers en spichtjes haast doodgeknuffeld doch hem rustig toevertrouwend
aanvliegend op hoofd schouders armen en rug vol spit
staat hij armen gespreid onder pluisjes veren en vogels in vol geluk
en pikken zij maiskorrels uit zijn lachende rode konen kunstgebit
Terugkerend een vlucht koppels geringd uit Bretagne
wacht de klok ongeduldig in zijn trillende handen
dalend op het monotone fluitje of het rammelend blik
trots als een pauw wint hij goud en zilver en brons
en ach die paar tientjes voor tabak en de Toto als extra schik
Keien gooien op de Parijse barricades
Lijken stapelen in Duitse open wagens
Kameraden meeslepen door de blubber
Knalt het oogje er doorheen schiet ik door het rubber
Watergeuzen die Spanjolen verbrandend slachten
Germanen die Angelsaksen tot de diepste haat verachten
Zogenaamde ketters in naam van God verbranden
Als kruisridder rijden met bebloede vergulden handen
Ach weet U, het blijft allemaal gissen
maar een ding is zeker
Als je goed kunt richten
is de pispot haast niet te missen