Mijn Oosterhout

29-06-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spaans kerkhof
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In het Nederlandse volkslied wordt over alle twee positief gesproken.
De koning van Spanje, Filips ll, en prins Willem van Oranje-Nassau.
Maar ooit stonden ze tegenover elkaar als kemphanen met hun legers.
Nederland hoorde vroeger bij Spanje; dat kwam door huwelijken.
Ons land (toen Nederland, België en Luxemburg) wilde zich daarvan losmaken.
In verband daarmee is er veel gevochten in Breda en omgeving.
De Lage Vuchtpolder bij Breda speelde daarbij een grote rol.
Deze polder grensde aan Breda, Terheijden, Den Hout en Teteringen.
Uiteindelijk werd die veldslag in 1637 gewonnen door de Nederlanders.
Een zoon van Willem van Oranje, Frederik Hendrik, was de aanvoerder.
Zoals in elke oorlog vielen ook hier gewonden en doden.
De Spaanse soldaten, die gedood werden, werden begraven aan de Salesdreef.
Daar was de uiterste grens van de Lage Vuchtpolder van Breda.
Het was het grensgebied van Breda, Terheijden en Den Hout.
Dicht bij het Markkanaal en de Terheijdense brug over dat kanaal.
Dit kerkhof, deze begraafplaats, is bijzonder klein.
Zij is te vergelijken met het misdadigerskerkhof aan de Oude Bredasebaan.
Dit Spaans kerkhofje is half rond, waarvan de rechte kant ongeveer 10 meter is.
Op dit stukje grond is nogal wat te zien wat bomen en planten betreft.
Het is helemaal bedekt met frisgroene hedera (klimop).
Er staan een aantal zomereiken en een lijsterbes.
Verder een jonge zwarte els en een taxusstruik.
Er bloeien paarse bloemen met de toepasselijke naam Spaanse Ruiter.
Deze plant staat op de lijst van beschermde planten.
Ook ligt er een steen, die waarschijnlijk gebruikt werd als markering.
In de bomen vlogen twee kleine vogeltjes, twee goudhaantjes.
Het zijn de kleinste vogeltjes, die in Europa voorkomen.
Zij hebben een grijs/beige borstje en buik en een donkerbruin kopje, rug en vleugels.
Aan het geluid te horen was er ook een tjiftjaf op dit kerkhofje.
Ook dit is weer een van de kleinst voorkomende vogels.
Een vredig tafereel als je de voorgaande regels leest.
Maar onder de klimop ligt de harde werkelijkheid.
Omgekomen slachtoffers van een jarenlange oorlog.
Tenminste, zo wil de geschiedschrijving ons doen geloven.
Het is aannemelijk, dat er nog stoffelijke resten van Spaanse soldaten zijn.
Maar het kan ook zijn, dat dit een tijdelijke begraafplaats was.
En dat de Spaanse soldaten hun gedode strijdmakkers hebben meegenomen.
Forensisch onderzoek zou hierover uitsluitsel kunnen geven.
Zéker is, dat het een herinnering is aan de strijd om Breda.
Aan de strijd met een land, waarmee we nu in de EU zijn.


29-06-2019 om 14:06 geschreven door Ad Bol


12-06-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoor Cornelius Luijkx te Oosteind
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In 1852 had Oosteind een eigen kerk, de Sint Johannes de Doperkerk.
Per 30 november 1852 werd als eerste pastoor benoemd C. Luijkx.
Deze C. Luijkx, Cornelius Luijkx, was daarvoor kapelaan.
Kapelaan in Klundert en kapelaan in Ulvenhout.
In Hoeven was hij in 1834 tot priester gewijd.
Cornelius Luijkx was in Etten-Leur geboren in het jaar 1810 .
Zijn vader was Marinus Arnoldus Luijkx en moeder was Dingena Pieter Oonincx.
Hij was enig kind in dat huwelijk, maar had 8 stiefbroers en stiefzussen.
Zijn vader was eerder getrouwd geweest met Cornelia Pieter Dirven.
Deze was overleden in 1806, waardoor 8 kinderen zonder moeder kwamen.
Marinus (Marijn) hertrouwde 2 jaar later, in april 1808 .
De opa van C. Luijkx, P. Dirven, was 4 keer getrouwd en had 15 kinderen.
De pastoor ging wonen in de splinternieuwe pastorie naast de kerk.
Waarschijnlijk woonde zijn huishoudelijke hulp (de pastoorsmeid) daar ook.
Er was ook iemand gevonden, die de tuin onderhield.
En ook een klein bosje, dat achter de tuin lag.
Omdat de kerk door de Nederlandse Staat werd erkend, kreeg hij een salaris.
Een rijksjaarwedde van 400 gulden; ook in 1866 was dat nog 400 gulden.
De pastoor van de Sint Janskerk op de Markt verdiende 600 gulden.
Waarschijnlijk zal de Oosteindse pastoor wel wat gehad hebben van parochianen.
En dat in de vorm van eten; dat was in die tijd gebruikelijk.
Zoals alle pastoors zal ook deze wel zijn stempel op de parochie hebben gedrukt.
Voorop gesteld: In die tijd had de pastoor het voor het zeggen.
Hij werd voorzitter van het Armbestuur van Oosteind.
Dat is begrijpelijk, want daar heb je een vertrouwenspersoon voor nodig.
Veel mannen wilden vanaf 1853 lid worden van het Mannenkoor.
Maar de pastoor beoordeelde wie wel en wie niet lid mocht zijn.
Dat viel soms tegen, want het was een eer om bij het koor te zijn.
Pastoor Luijkx bepaalde ook, dat mannen en vrouwen gescheiden in de kerk moesten zitten.
Hierover had hij ruzie ("tegenkanting") met het kerkbestuur.
Pas ruim 100 jaar later mochten zij naast elkaar zitten in Gods huis.
En vol trots schreef de pastoor het volgende aan de bisschop, monseigneur van Hooydonk.
Op 14 december 1852 had hij zitplaatsen in de kerk verpacht voor 300 gulden.
Een bijzonder hoog bedrag, zeker in de tijd van 1852 .
Maar goed, de mensen hadden het er voor over en zij dachten in achting te stijgen.
Ruim 39 jaar is Cornelius Luijkx pastoor te Oosteind geweest.
Wie de begraafplaats naast de kerk bezoekt, kan niet om zijn graf heen.
Je ziet een groot gietijzeren kruis met een herinneringstegel (zie foto).
Hij werd 81 jaar en "heeft dezelve met veel beleid wijsheid en voorzichtigheid bestuurd".
Na hem kwamen nog 6 pastoors, 3 pastores en een team van pastores. 

12-06-2019 om 18:06 geschreven door Ad Bol


15-05-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Heksenberg in Dorst
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In Dorst, gemeente Oosterhout, is een speelbos voor kinderen.
Het ligt aan de Hoevestraat nummer 12 bij Pannenkoekenhuis De Hannebroeck.
Als je hier de parkeerplaats op gaat, ga je meteen naar links.
Daar kun je de auto of fiets wegzetten op een ander parkeerterrein.
Dit speelbos is een onderdeel van Boswachterij De Open Linie.
Mensen kennen dit als De Seterse Bossen of De Seterse Bergen.
De naam Seters komt van het gehucht Seters; er staan enkele huizen.
En hoe de naam Heksenberg is ontstaan, kun je hier zelf ontdekken.
De ingang van het speelbos is in een hoek van het parkeerterrein.
Er staat een informatiebord bij waarop het een en ander te lezen is.
In dit gedeelte van de Boswachterij mogen geen honden komen.
Het Heksenbos is in 2006 aangelegd in een bestaand bos.
Een heuvelachtig bos, waardoor het aantrekkelijk is voor kinderen.
Naaldbomen, loofbomen, planten en struiken staan door elkaar in een heuvelachtig gebied.
Bijvoorbeeld de grove den, eik, beuk, hulst, lijsterbes en berkenboom.
En struiken: bramen, krenten, brem, rododendron.
Veel afgezaagde takken zie je, en boomwortels en boomstammen op de grond.
Van die takken en wortels kun je iets bouwen, bijvoorbeeld een hut of een schuilplaats.
Het is een oud bos, dat kun je ook aan veel versleten bomen zien.
Daarover wordt gewaakt door de wakers, de wortelwakers.
Ze hebben ogen, die alles zien, en ze hebben een breedlachende mond.
Die wortelwakers kunnen je vertellen, dat dit bos al 200 jaar oud is.
Dat is goed te zien aan de grote zandberg, die eigenlijk een zandverstuiving van 200 jaar is.
In die zandberg staan palen waarin je kunt klimmen.
Een rij boomstammetjes, waarop je kunt zitten of lopen of springen, is er ook.
Ook boomstammetjes in een cirkel; in het midden een grotere boomstam.
Hier kun je een boterham of een broodje eten en iets drinken of een spel doen.
Omgezaagde boomstammen met zwammetjes; dat zijn de stoelen voor kabouters.
Een houten uil zal je zeggen wat echte wijsheid is; hij kijkt of er geen afval wordt weggegooid.
En dan ineens sta je oog in oog met een heks; geen echte, maar een van hout.
Rondom die heks liggen keien, zwerfkeien, speciaal voor jou.
Je kunt erop zitten en verhaaltjes verzinnen en vertellen of zomaar dagdromen.
Of zo maar luisteren naar het lied van vogels, die in dit speelbos zijn.
Bijvoorbeeld duiven, vinken, merels, een roek, een Vlaamse gaai (of hannebroek).
Om je heen zie je planten zoals varens, distel, boterbloem, herderstasje, stinkende gouwe.
En als je aan het lopen of rennen bent, kom je misschien wilde varkens tegen.
Tussen bomen staat een klimtoestel, waarop je kunt klimmen, springen of een koprol maken.
Rennen, lopen, springen kun je op de bospaadjes; ook tussen de paden.
Heb je zin in een wandelroute, volg dan maar de kleine rode bordjes.
En als het weer mee zit, heb je vast en zeker een paar leuke uurtjes.

15-05-2019 om 15:28 geschreven door Ad Bol


09-05-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mientje en James, 31 oktober 1944
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Wat hebben deze twee met elkaar te maken op een grijze dag in 1944?
Oosterhout ( en Oosteind) werd bevrijd op maandag 30 oktober van dat jaar.
Alle reden dus om blij te zijn, opgewekt, uitgelaten, uitbundig.
Maar die dag was ook een chaotische dag in Oosterhout.
Er waren Britse soldaten, tanks, gevechtswagens, motoren, vrachtauto's.
Mensen kwamen uit hun huizen; winkeliers openden de deuren van hun winkels.
Inwoners waren door het dolle heen, anderen werden kaal geknipt.
De foute burgemeester uit de Arendstraat werd gevangen genomen.
Toch was het ook een angstige dag, want er vielen granaten, heel veel.
Een ervan trof het huis van Wilhelmina Poppelier in de Zandheuvel 55.
Mientje, Mina, groeide op in een gezin in de Spookselstraat (Pastoor Bressersstraat).
Ze bleef ongetrouwd en ging wonen in de Zandheuvel, niet ver daar vandaan.
Tijdens die granaatinslag was het ongeveer half een in de middag.
De ruiten van het buurhuis aan de overkant, waar mijn ouders woonden, sprongen kapot.
Maar wat veel erger was: Mientje vond de dood, al was de oorlog afgelopen.
Op het moment van de granaatinslag reed er een motor voorbij het huis.
Maar helaas, de motorrijder, James McClelland, werd geraakt.
Zwaar gewond werd hij behandeld door huisarts Sluijter.
Britse soldaten kwamen naar het zwaar beschadigde huis.
Ze brachten de gewonde Britse soldaat naar notaris Le Maire op de Heuvel 9.
James was soldaat bij het Royal Highland Regiment.
Kortweg Royal Highlanders, een elite-onderdeel van het Britse leger.
De andere dag stierf hij, 24 jaar oud, in een voor hem vreemd land.
Hij werd, uit nood, begraven in de tuin van de notaris op de Heuvel.
Op aanwijzing van de War Graves Commission in Brussel, werd hij later herbegraven.
De dood van Mientje werd door haar broer Nico aangegeven op het stadhuis.
Geen beroep, oud 64 jaar en eenzaam gestorven op een dag, die blij zou moeten zijn.
Vermoedelijk werd zij begraven op de Begraafplaats Leijsenakkers.
James McClelland werd herbegraven op de Oorlogsbegraafplaats Jonkerbos in Nijmegen.
Zijn grafnummer is 24.I.2 ; zijn identificatienummer is 1755444 .
Het moet een troost geweest zijn voor zijn familie, dat er voor hem werd gezorgd.
Met name zijn ouders, William en Isabella McClelland.
En vooral voor zijn jonge vrouw Helen McClelland.
Twee doden door dezelfde granaat; de een kwam de ander bevrijden.
Herinneringen voor velen, zoals de collega's in het leger.
Of de buren of de mensen bij wie Mientje gewerkt had; zij was dienstbode geweest.
De andere dag is haar huis ingestort; op die plaats is een nieuw huis gebouwd.
Het graf van James McClelland is er nog; het wordt bijzonder goed onderhouden.
En elk jaar tijdens de Dodenherdenking op 4 mei, kunnen zij herdacht worden.
Hun namen zijn gebeiteld in de muur bij het oorlogsmonument in het park aan de Slotlaan.

09-05-2019 om 00:00 geschreven door Ad Bol


21-04-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anna Wilhelmina
Klik op de afbeelding om de link te volgen
De Bouwlingstraat in Oosterhout is nu, 2019, heel anders dan 120 jaar geleden.
Het is een oude straat; waarschijnlijk bestond hij al in het jaar 1400 .
Vermoedelijk is deze straat genoemd naar een bewoner, Claes Bouwens.
De naam was toen Bouwensstraet, al zal het wel een brede zandweg zijn geweest.
Er stonden enkele boerderijen en later veel boerderijen.
In één van die boerderijen woonde 120 jaar geleden Willem Arend Bosgoed.
Hij was in 1889 getrouwd met Petronella Broeders, die afkomstig was uit Dongen.
Op zijn boerenbedrijf, zijn hofstede, probeerde hij zijn boterham te verdienen.
Van 1902 tot 1907 had hij een knecht, Albertus Broeders.
Ze zullen elkaar wel goed gekend hebben; ze waren even oud en afkomstig uit Voorst.
Willem en Petronella kregen 6 kinderen: 3 jongens en 3 meisjes.
Maar helaas, hun gezamenlijke geluk duurde tot 1901 .
Zijn vrouw beviel van een dochter, Anna Petronella, maar stierf in het kraambed.
Trots zal Willem geweest zijn op zijn zoon Johannes, die in het leger zat.
Kort daarna overleed zoon Arnoldus, slechts 3 jaar getrouwd.
En ook een aantal kleinkinderen overleden kort na de geboorte.
In 1925 gebeurde er iets verschrikkelijks; geen enkele ouder hoopt dat mee te maken.
Zijn dochter Anna Wilhelmina, 26 jaar oud, werd dood gevonden in de Seterse Bossen.
Mina, zo werd ze genoemd, was niet getrouwd en had geen beroep.
Ze woonde enkele jaren in Dongen, waarschijnlijk in verband met haar werk.
Vanaf december 1919 woonde ze weer bij haar vader en broer Antonie op de boerderij.
Mina, zo werd ze genoemd, wilde 9 augustus 1925 naar Dongen gaan.
Ze wilde daar familie gaan bezoeken en daar naar de kermis gaan.
En daar is niets op tegen voor een nette, rustige vrouw.
Ze ging alleen op de fiets, zonder vriendinnen of kennissen, want die had ze niet.
Ongetwijfeld heeft haar vader zich zorgen gemaakt en heeft hij niet kunnen slapen.
De andere dag werd er navraag gedaan en werd er naar haar gezocht.
De politie werd ingeschakeld, de pers werd ingelicht, maar geen Mina, die gevonden werd.
Een week later vonden een broer en een zwager van haar de fiets van Anna Wilhelmina.
De fiets lag in de Rijenseweg, nu Vijf Eikenweg, aan de kant.
De andere dag vonden ze hun zus en schoonzus, dood in de Seterse Bossen.
Ze lag in een greppel; haar dode lichaam bedekt met takken, takjes en bladeren.
Al gauw kwam de geruchtenstroom op gang, kleine verhaaltjes, die wel of niet waar waren.
Ze had een man leren kennen bij een processie in Meerseldreef.
Ze zou twee mannen gesproken hebben toen ze alleen thuis was.
Ze zou gezien zijn in de Eikdijk; ze zou vriendelijk dag hebben gezegd.
Ze kende iemand, die in Bavel woonde en daar wilde ze naar toe.
Ondanks alle meningen blijft de vraag: waarom ging ze met haar fiets door de bossen?
Ook toen waren niet alle wegen veilig voor vrouwen, die alleen waren.
Een zaak, die te oud is voor een cold case; hopelijk heeft Mina weinig geleden.


21-04-2019 om 15:01 geschreven door Ad Bol


17-03-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Einde van alles
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In Maarssen bij Utrecht staat aan de Vecht een schitterende villa.
Vorig jaar is deze verkocht; de vraagprijs was  € 3.425.000,-- , kosten koper.
Een van de bewoners was Martinus Wijnaendts, heer van Stein.
Het pand uit 1698 met de naam Vrede Hoop is een Rijksmonument (nummer 26362).
Martinus is geboren op 25 september 1786 te Breda als onwettige zoon van Cornelia Pietersom.
De biologische vader was Martinus Wijnaendts, onderluitenant bij de cavalerie.
Zoon Martinus woonde met zijn moeder in de Sint Janstraat (ook genoemd Veterstraat) in Breda.
Dicht bij de twee jonkvrouwen Falaiseau, dochters van generaal Joseph Falaiseau.
Zij woonden in het huis van hun overleden ouders aan de Oude Vest A 364 te Breda.
Op korte loopafstand naar Martinus; zij kenden elkaar ook.
Hij ging bij de twee oudere dames voorlezen; dat vonden zij bijzonder prettig.
Na hun dood in 1722 en 1723 ging hun vermogen naar de jonge Martinus.
Deze was intussen verhuisd naar Ginneken; zijn moeder naar Amsterdam.
Zij was getrouwd met Cornelis van Maanen, een meestertimmerman.
De jonge Wijnaendts ging in het pand aan de Oude Vest wonen met zijn vrouw.
Deze was Jacoba Anna Margaretha van Gils; haar vader Adriaan was schepen van Ginneken.
Haar moeder was Maria Adriana Henrietta Lauta van Aijsma.
Deze waren niet onbemiddeld; hun dochter erfde percelen grond in Oosterhout en Dongen.
De trouwdatum was 5 december 1825; het zal wel een groot feest geweest zijn.
Martinus en Jacoba kwamen in de kringen van de adel, zoals baronnen.
Maar ook bij eenvoudige mensen, gezien de leningen die zij aan hen gaven.
Hij leende bijvoorbeeld 200 gulden aan een naaister en aan een notaris 4500 gulden.
Het ging het echtpaar Wijnaendts--van Gils voor de wind, dank zij de erfenis.
Hun woning aan de Oude Vest bestond eigenlijk uit twee royale woningen.
De aangrenzende woningen en een groot pand achter hun huis, waren ook van hen.
Anna Hazeloop was hun dienstmeisje en Assar was de huisknecht.
In 1832 (7 juni) werd Vreede Hoop in Maarsseveen (Maarssen) gekocht.
Ook een gebouw, dat bestond uit vier huizen met de naam Het Klooster, in Maarsseveen.
30 mei 1848 werd op een veiling de Heerlijkheid Stein en Willens gekocht.
Ook de Heerlijkheid Vrijhoef en Kalverenbroek op dezelfde veiling.
Daardoor mocht hij zich heer van Stein noemen, of: Martinus Wijnaendts van Stein.
In 1856 werden op een openbare veiling 3 boerderijen (hoevens) in Alphen (NB) gekocht.
Met daarbij veel percelen grond, voor de aankoopprijs van 32.699 gulden.
Er zijn nu nog 2 van die hoevens en ze maken deel uit van het landgoed De Hoevens te Alphen.
Na hun dood gingen hun bezittingen over naar protestantse instellingen en de gemeente Breda.
De woningen in Maarsseveen gingen naar een neef van Martinus.
Jacoba en Martinus zijn begraven in een grafmonument op de Protestantse Begraafplaats.
De PGO (Protestantse Gemeenschap Oosterhout) onderhoudt het graf.
In ruil daarvoor mocht zij vanaf 1873 een perceel grond aan de Lage Ham in Dongen gebruiken.
Op het monumentale graf van het echtpaar is in hardsteen gebeiteld: Einde van alles.

17-03-2019 om 15:41 geschreven door Ad Bol


01-03-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoekvorstpan / tegel in de Nieuwe Bouwlingstraat
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In 2018 waren er in Nederland 7.740.984 woningen.
De meeste daarvan hebben daken, die bedekt zijn met dakpannen van beton of klei.
Soms wilden de bewoners een versiering, een verfraaiing, aan het dak hebben.
Dat gebeurde meestal bovenaan bij de nok, de vorst, en de voorgevel.
In de Nieuwe Bouwlingstraat is nog een huis te vinden, dat zo'n versiering heeft.
Dit pand, dat in 1933 is gebouwd, heeft bij de voorgevel en de nok zo'n tegel.
De eerste bewoner had er een winkel-woonhuis laten bouwen.
En misschien om het huis een uitstraling te laten geven, werd die tegel aangebracht.
Deze werd vastgezet bij de nok aan de voorgevel.
Behalve als verfraaiing werd het ook gebruikt om de boze geesten weg te houden.
Of om de bewoners te beschermen voor tegenslagen in het leven.
De eerste vorstpan kon verschillende motieven hebben.
Soms had het motief te maken met het beroep, dat de bewoner had.
Er werd op die eerste vorstpan ook weleens iets opgezet, gemaakt van klei.
Dat noemen dan een piron: een soort torentje, een zuil/kegel met een bal er op.
Of een afbeelding van een vogel, een kat, gezicht van een duivel of een mensenfiguur.
Ze worden nog steeds gemaakt; ook op wens van de opdrachtgever.
De tegel in de Nieuwe Bouwlingstraat bestaat uit een ronding.
In die ronding een vorm van een kruis en boven de ronding een soort krullen.
Zeer vermoedelijk is deze tegel gemaakt door de firma Gebroeders Laumans.
Dit bedrijf is in 1896 opgericht door Stephan Laumans.
Zijn broers Caspar en Jacques kwamen ook in het bedrijf.
Hun vader Cornelius zorgde ervoor, dat zij een oud bedrijf konden kopen.
Nu is er de vierde generatie, onder de naam Gebroeders Laumans (o.a. in Tegelen).
In Thorn staat de pannenfabriek van de Gebroeders van de Boel, dat dezelfde tegel gebruikt.
Precies zoals de keramische dakpannen worden ook de hulpstukken van klei gemaakt.
Hiervoor wordt zeeklei gebruikt en ook rivierklei; de laatste in de buurt van het bedrijf.
Het liefst tamelijk zware vette klei in verband met de hardheid.
Maar ook in verband met de dichtheid van het materiaal.
De klei, die hiervoor wordt gebruikt, wordt onderzocht of hij bruikbaar is.
Bij de hulpstukken, zoals de tegel, komt er veel handwerk aan te pas.
Als het bakklaar is, gaat het de oven in, waarin de temperatuur 1000 graden Celsius is.
Deze tegels werden gebruikt in de negentiende en in de twintigste eeuw.
Maar zo'n tweeduizend jaar geleden waren ze ook al bekend.
Behalve versiering had zo'n tegel ook het doel om de opening af te sluiten.
Er konden dan geen neerslag en ongedierte onder de dakpannen komen.
De tegel werd vastgezet met speciale kalkspecie (kalk en metselzand).
Er zijn ook houten plaatjes ter versiering; deze worden makelaars genoemd.
Een hoeknokpan, een hoekvorstpan, een gevelplaatje, een tegel in de Nieuwe Bouwlingstraat.
Jammer, dat er (waarschijnlijk) nog heel weinig van dergelijke tegels zijn.

01-03-2019 om 14:55 geschreven door Ad Bol


07-02-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lieveheersbeestje op stoeptegel
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Vandaag, 7 februari 2019, start een landelijke voorlichtingscampagne.
Het doel is om de mensen te wijzen op de gevolgen en het voorkomen van huiselijk geweld.
Deze vorm van geweld komt voor in het huis waarin een familie woont, maar ook op straat.
Per jaar hebben 200.000 volwassenen en 100.000 kinderen te maken met huiselijk geweld.
Twaalf mensen overlijden er per jaar door huiselijk geweld.
Er zijn verschillende soorten van geweld, die in een gezin of op de straat voorkomen.
Lichamelijk geweld (slaan, schoppen), psychisch geweld (pesten), sexueel geweld.
Verbaal geweld (uitschelden, ruzie zoeken/maken), wapengeweld (mes, revolver).
Dikwijls wordt geweld gebruikt voor de lol of onder invloed van alcohol of drugs.
Dat noemen we zinloos geweld; er is niet gauw een reden te bedenken over het waarom.
In 1997 is er een stichting opgericht: Stichting tegen zinloos geweld.
Enkele jaren later kwam een stoeptegel met de afbeelding van een kevertje, lieveheersbeestje.
In Nederland werd dat het symbool, het logo, voor zinloos geweld.
Er liggen in ons land nogal wat van die tegels, ook in Oosterhout.
Bijvoorbeeld in de Nieuwe Bouwlingstraat en in Oosteind op het schoolplein.
Niet omdat de kinderen van de Sint Janschool gewelddadig zijn of pesters.
Maar gewoon, omdat daar veel mensen komen, die kunnen nadenken over het waarom.
Zo'n stoeptegel wordt ook dikwijls op een plaats gelegd, waar geweld is gebruikt.
Door omstandigheden is de dader de zelfbeheersing kwijtgeraakt.
Zo maar uit het niets heeft hij of zij een slachtoffer gemaakt.
Slachtoffer en dader kennen elkaar niet; ze hebben elkaar misschien ook nog nooit gezien.
In veel gevallen heeft het slachtoffer hulp nodig; de dader waarschijnlijk ook.
Als u zo'n situatie meemaakt, kunt u hulp geven aan het slachtoffer.
Probeer hem of haar te helpen met pleisters, verband, of een praatje, stel hem of haar gerust.
Als het ernstiger is, kunt u  112  bellen en eventueel voorbijgangers om hulp vragen.
Blijf bij het slachtoffer, totdat hij of zij weggaat of totdat de politie of ambulance er is.
Probeer, als het mogelijk is, contact te krijgen met de dader.
Probeer op hem/haar in te praten en wijs voorzichtig op het gedrag, dat niet kan.
Het slachtoffer is willekeurig gekozen, heeft zelfs geen aanleiding gegeven.
Geen reden, maar de gevolgen kunnen veel en groot zijn.
Dat kunnen schrammen zijn, maar ook levensbedreigende verwondingen, soms de dood.
Of angst, slapeloze nachten, trauma's, concentratiemoeilijkheden.
Ook pesten, intimideren en discrimineren horen bij zinloos geweld.
De gevolgen kunnen ook hier groot zijn en soms een mensenleven lang.
Zinloos geweld komt voor tijdens het werk, op het sportveld en in verkeerssituaties.
De laatste jaren ook bij bus- en taxichauffeurs, ambulance-medewerkers en brandweermensen.
Bent u slachtoffer (geweest) en u heeft hulp nodig: u kunt  112  bellen.
Of politie (0900 - 8844) of Bureau Slachtofferhulp (0900 - 0101).
En bij pesten: Verplaats je eens in de persoon tegen wie pestgeweld wordt gebruikt.
Dan zie je pas, dat zinloos geweld zinloos is en dat je voor iedereen respect moet hebben.


07-02-2019 om 16:52 geschreven door Ad Bol


29-01-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Asbest in Oosterhout
Klik op de afbeelding om de link te volgen
174 miljoen ton asbestvezels zijn er in de twintigste eeuw verwerkt.
Waarvan 7.700.000 kg in Oosterhout bij Nefabas aan de Vijf Eikenweg. (intussen verdwenen)
Asbest werd verwerkt in vinyl, verf, isolatie, platen, buizen, deuren, tegels.
Het waren meer dan 3000 produkten; het afval werd dikwijls gebruikt om grond op te hogen.
Asbest is een delfstof, die o.a. was te vinden in Canada, Zuid-Amerika en Rusland.
Het zijn mineralen, opgebouwd tot vezels; er zijn verschillende soorten, o.a.
blauwe asbest (crocidoliet), witte asbest (chrysoliet) en bruine asbest (amosiet).
Nederland had verschillende asbestbedrijven, die uiteindelijk samen kwamen in Eternit.
Nefabas in Oosterhout maakte o.a. isolatie-pakkingen, platen, doeken en koorden.
In 1900 werden asbestvezels verbonden met cement; daar zorgde Ludwig Hatschek voor.
Het was een goedkoop materiaal, stevig en brandveilig.
Hele woonwijken zitten/zaten vol met de asbestvezels; en afval in de grond.
Vanaf de jaren vijftig werd het veel gebruikt, tot in de jaren negentig.
De asbest van Nefabas bestond uit vezels, die vermalen werden.
De gemalen vezels werden gemengd met lijm en porseleinaarde.
Het mengsel kwam onder een pers en de platen werden gedroogd en gesneden.
De medewerkers werkten letterlijk in het onzichtbare stof en gingen zo hun ziekte tegemoet.
Want er kwamen regelmatig geluiden over de schade, die asbest kon brengen.
Zelfs al in 1900; de Arbeidsinspectie in Oosterhout kende in 1931 al de gevolgen.
In 1950 werd longkanker in verband gebracht met de grondstof asbest.
Een ambtenaar van de gemeente Oosterhout bracht in 1972 een bezoek aan Nefabas.
Het water, waarin asbestslib was, stond op het fabrieksterrein.
In een gegraven kuil moest het afvalslib eigenlijk terecht komen.
Ook werd het afvalwater geloosd in een bos, dat aan het bedrijf grensde.
Er volgde beterschap van Nefabas, maar 3 jaar later was er weinig veranderd.
Medewerkers werden ziek of nog zieker; soms na vele jaren.
Zij, die miljardair werden in de asbestindustrie, lieten iets na.
Er werd geen onderzoek gedaan, ook niet bij de zieke (oud)werknemers.
Ze werkten zelfs tegen zoals in 1961 bij een medewerker van Nefabas.
Deze had een manier bedacht om asbestvrije platen te maken.
Maar hij kreeg een verbod van de directie; hij mocht er niet mee door gaan.
Later volgden in Nederland rechtszaken en in 2009 met eisen zoals:
16 jaar gevangenisstraf en een schade-vergoeding van € 120 miljoen.
Schade-vergoeding aan 2768 slachtoffers of hun nabestaanden.
In 2016 weer een rechtszaak, waarvan de uitslag nog niet bekend is.
En dat namens mensen met de ziekte mesothelium (soort longkanker) of asbestose (longziekte).
Eternit betekent onsterfelijk, maar niet voor de medewerkers in de asbestfabrieken.
Meent u, dat u recht heeft op een schade-uitkering en wilt u daarvan gebruik maken?
Dan kunt u kontakt opnemen met IAS Zoetermeer, info@asbestslachtoffers.nl 
Een verbod op asbestproduktie en 1400 asbestslachtoffers per jaar: dat zet je aan het denken.

29-01-2019 om 14:53 geschreven door Ad Bol


12-01-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oom Toon van Baal
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Mijn oom Toon had in Oosterhout een autobedrijf in de Sint Jozefstraat (Touwbaan).
Nu is er een klein woonwijkje van enkele jaren oud.
Zoals veel bedrijven kort na de oorlog ging het zijne failliet.
Hij werkte hard, maar de economische tijd zat hem tegen.
De Staat (Belasting) nam hem zo ongeveer alles af.
Met heel weinig woonde het gezin even in de garage van zijn vader, mijn opa.
Daarna voor korte tijd in een huis in de Zandheuvel.
En tenslotte in een woning in de Graaf Engelbrechtstraat.
Vermoedelijk werkte hij toen voor een groente- en fruithandel.
Dat was te zien op foto's, die genomen werden na een aanrijding.
Een aanrijding op de Markt tussen zijn vrachtwagen en een motorrijder.
Die foto's trokken mijn aandacht, toen ik aan het surfen was op het internet.
De kentekenplaat was donkerblauw en het witte kenteken was: N - 48719 .
Het stond op naam van de eigenaar A.B. van Baal.
De aanrijding moet geweest zijn eind jaren veertig, begin jaren vijftig.
Op het internet zie je verschillende jaartallen, maar gezien het kenteken was dat na 1947 .
Wie zat er fout, wie reed op de verkeerde weghelft?
Aan de foto's te zien, is het waarschijnlijk de motorrijder, die fout was.
Of haalde oom weer één van zijn capriolen uit: achter het stuur onderuit zakken.
Zo leek het alsof er geen chauffeur in de vrachtauto zat.
Een ander ding waarin hij plezier had was steile wand-rijden met de motor.
Na veel sores en veel nadenken werd er in hun huis een idee geboren.
Oom en tante besloten te gaan emigreren en een nieuw bestaan op te bouwen.
Ze vertrokken 1 november 1956 met hun 6 kinderen naar Australië.
Dat was met het schip Johan van Oldebarnevelt van de Stoomvaart Maatschappij Nederland.
Dit schip was ruim 176 meter lang en werd gebouwd in 1928-1929 ; bouwkosten F 12 miljoen.
Na bijna 6 weken varen kwamen ze op 10 december 1956 aan in Sydney, Australië.
De eerste tijd woonden ze in een opvangkamp voor emigranten (daar: immigranten).
Dat waren dikwijls oude legerkampen met weinig privacy en een minimum aan luxe.
Naar schatting zijn er 200.000 Nederlanders geëmigreerd naar Australë. 
Oom begon daar met zijn vak: het beroep van automonteur.
Halverwege de jaren zeventig kwamen ze terug naar Nederland.
In Waalwijk begon hij een autobedrijf (Subaru) en een BP-tankstation.
Maar de heimwee kriebelde en in 1976 gingen ze terug naar Australië.
Oom en tante begonnen een autobedrijf in Gerringong, New South Wales, Australia.
De naam van het bedrijf was Gerringong Service Station; hij bouwde er ook takelwagens.
Het vak van automonteur, carfitter, leerde hij zijn jongste zoon, Anton.
Deze heeft ook een eigen autobedrijf: Uralla Motor Repairs.
Oom en tante zijn intussen overleden en twee kinderen zijn teruggekomen naar Nederland.
En: zonder de aanrijding en de blauwe kentekenplaat, was bovenstaande niet geschreven.


12-01-2019 om 00:00 geschreven door Ad Bol


07-01-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jan Aerts van Rijen, schout
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Jan was Oosterhoutenaar en zoon van Aert Jan van Rijen en Lijsbeth Jacobs Crauwels.
Vermoedelijk woonde hij in een huis, dat tussen slotje Beveren en slotje Borsselen stond.
Hij was in 1580 secretaris van de Vrijheid Oosterhout.
In dat jaar kocht hij het buurhuis, slotje Beveren, in (toen) de Ridderstraat.
De eigenares was Elisabeth Cornelius Christoffel van der Spout - Venetaux.
Hij kon het goed met de mensen vinden en had veel vrienden.
Aan veel mensen leende hij geld, ook aan het bestuur van Oosterhout.
Hij was getrouwd met Cathelijne Cornelis Henrick Dijrven en had 6 kinderen.
Per 16 oktober 1590 werd hij benoemd tot schout als opvolger van Joachim Tack.
Daarvoor kreeg hij een riant salaris: 400 gulden (Karolus guldens) per jaar.
Ook kreeg hij een knecht en een paard en hij hoefde geen belasting te betalen.
Na zijn herbenoeming, 4 jaar later, verdiende hij 450 gulden.
Met de schepenen en secretaris vormde hij het dagelijkse bestuur van Oosterhout.
Dit college had bestuurlijke taken en gerechtelijke taken.
Bij het laatste o.a. gerechtelijke uitspraken bij de Vierschaar op De Heuvel.
Ook moesten zij ervoor zorgen, dat de openbare orde goed bleef.
Als kastelein moest Jan Aerts van Rijen toezicht houden op het kasteel.
Een greep uit de bestuurlijke taken van schout en schepenen en secretaris toen:
Oosterhout moest een bijdrage van 1100 gulden betalen.
Dit aan de prins van Oranje, want deze wilde op reis naar Spanje.
Een verplichte bijdrage aan de scherprechter te Breda.
I.v.m. de geleden oorlogsschade werd aan de prins kwijtschelding van belasting gevraagd.
Vreemde bedelaars mochten niet langer dan een nacht in Oosterhout zijn.
Onderhoud aan de vaart, aan dijken en aan wegen.
Op goederen, die Oosterhout uitgingen of binnenkwamen, mocht belasting worden geheven.
Dit werd gebruikt om de haven uit te diepen en om sluizen te bouwen.
Er werden sloten gegraven en bruggen gebouwd, o.a. in de polders.
Van Rijen begon een rechtszaak i.v.m. de vrije uitoefening van de handel.
Tegenhouden en eventueel gevangen nemen van plunderende soldaten.
Meebetalen aan het onderhoud van soldaten in Bergen op Zoom.
Meebetalen aan het onderhoud van Spaanse soldaten in Geertruidenberg.
Helaas, het verhaal van Jan Aerts van Rijen was misschien te mooi om waar te zijn.
In 1601 moest hij voor prins Maurits 6000 gulden naar Brussel brengen.
En in dat zelfde jaar werd hij gearresteerd omdat hij geld verduisterd zou hebben.
Tien jaar later werd het proces gehouden en de eisen waren niet mis.
Tien jaar verbanning en een boete van 1000 gouden realen.
Natuurlijk moest hij ook de proceskosten betalen.
Het is onbekend hoe deze strafzaak is afgelopen; misschien werd alles afgekocht.
Jan stierf in 1613 en werd door zijn zoon Michiel opgevolgd als schout.
Zijn kinderen erfden veel geld, huizen, land en andere bezittingen in verschillende plaatsen.

07-01-2019 om 14:55 geschreven door Ad Bol


03-12-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tol in Den Hout
Klik op de afbeelding om de link te volgen
De grens van de provincies Holland en Brabant was vroeger dichtbij Den Hout.
Het grondgebied van Geertruidenberg (Holland) was tot dit plaatsje.
Er liep/loopt een weg waarvan veel gebruik werd gemaakt.
Mogelijk is deze weg al zo'n drieduizend jaar oud.
De Romeinen, die 2000 jaar geleden in ons land waren, maakten er ook al gebruik van.
Die wegen waren: Steelhovensedijk. Stelvenseweg, Hespelaar, Houtse Heuvel.
Dan Ruiterspoor of Vrachelsestraat en Herweg.
De Steelhovensedijk werd, volgens een oude kaart, Lage weg genoemd.
Deze weg en het buurtschap Steelhoven horen sinds 1997 bij Drimmelen.
Deze zandweg lag in een moerassig gebied, een waterig gebied.
Het was een slechte weg en bovendien ook niet goed onderhouden.
Filips de Schone, vader van Karel V, had hierover al eens geklaagd.
Hij had de stad Geertruidenberg gevraagd om hieraan iets te doen.
Maar deze stad deed er niets aan; alles bleef dus zoals het was.
Tweehonderd jaar later werd er bij stadhouder prins Willem Hendrik geklaagd.
Deze was een prins van Oranje-Nassau en later zelfs koning van Engeland.
De prins gaf toestemming om tol te heffen op de Steellovense Dijk.
Volgens een kaart uit 1840 was dat bij de kruising Stelvenseweg en Hespelaar.
Die heffing ging in op 19 november 1681 en gold voor 15 jaren tot 1696 .
Er was een voorwaarde: de weg moest regelmatig onderzocht worden op gebreken.
Met de opbrengst van de tol werd er zand gekocht om de weg op te hogen.
Een paard en kar, dat langs de tolplaats kwam, was 8 penningen kwijt, nu € 0,045 .
Liep er een varken voorbij de tol, dan was dat 4 penningen; nu € 0,022 .
Een schaap was goedkoper en er werd zelfs gekeken naar de leeftijd van de dieren.
Het is goed voor te stellen, dat mensen niet onnodig dieren meenamen.
Of dat ze zochten naar een sluiproute of probeerden de tol te omzeilen.
Tol, doorgangsgeld, in die tijd, is in onze ogen niet veel geld.
Maar als je weinig inkomsten hebt, is alles te veel.
Waarschijnlijk is er aan de tolweg toch wel verdiend en bleef de weg daardoor bestaan.
Want deze weg, handelsweg, is er in het jaar 2018 nog steeds, al zijn de namen soms anders.
Het is heel goed mogelijk, dat er bij die tolplaats een cafeetje was.
Of een aanlegplaats waar mensen en dieren iets konden drinken.
Komend of gaand over een suffisante dijk, een stevige dijk. (bord Houtse Heuvel-Achterstraat)
Waar ze al reizend geen last hadden van het winterwater.
Prins Willem Hendrik van Oranje-Nassau moest nog eens kunnen komen kijken.
Die weg is er nog wel, maar wordt niet meer gebruikt als handelsweg, op enkele bedrijven na.
Daarvoor is een nieuwe in de plaats gekomen: een zeer drukke A59 .
Een weg, die nog duidelijker door het landschap snijdt dan de oude verbindingsweg.
Een weg, die heel anders is dan de Stelvenseweg, iets verderop Steelhovenseweg geheten.
En de tol bij de Steelloofschedijk is er sinds 1696 niet meer.


03-12-2018 om 14:53 geschreven door Ad Bol


11-11-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bermmonumenten in Oosterhout
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In de gemeente Oosterhout zijn, naar mijn weten, vier bermmonumenten.
Het zijn monumentjes, gedenktekens, herinneringsplekken.
Gemaakt door nabestaanden, dikwijls de ouders, of vrienden / vriendinnen.
De bedoeling is om ze te zien als een herinnering aan de overledene.
Dat zijn dikwijls jongeren of kinderen, die daar zijn verongelukt.
Die herinnering kan een steen zijn, een foto, kaarsen, bloemen, soms een kruis.
Deze emotievolle plaats krijgt in de berm van straten een speciale betekenis.
Nabestaanden en vrienden willen laten zien, dat de overledene niet wordt vergeten.
Dat er aan hem of haar wordt gedacht en dat ze er nog steeds bij horen.
Emoties komen hier meer naar boven, omdat het verkeersslachtoffer hier nog leefde.
Hier was hij voor het laatst; hier waren zijn laatste gedachten.
Het is alsof de persoon nog leeft, nog bij hen is, hen nog kan horen.
Bloemen worden verwisseld en het monumentje wordt geordend.
En tegelijk willen de rouwenden laten zien, dat hier iets verschrikkelijks is gebeurd.
Hier, op deze plaats, is een leven, een jong leven, plotseling weggenomen.
Op deze plek is iets gebeurd, wat vooral ouders nooit meer vergeten.
Geen lach meer, geen kus, geen handdruk, geen knuffel.
Geen bloemetje, geen gesprek, geen afscheid, geen tot straks, geen -------
Maar wat wel blijft zijn de herinneringen, vooral de leuke, de mooie herinneringen.
Wat kon zij toch lachen, wat kon hij hartelijk zijn, ze kon intens lief zijn.
Hoe zou hij dat gedaan hebben, ze straalde rust uit, lachende ogen, vrolijk, sociaal. 
En er dwarrelen wel honderd vragen waarop geen antwoord komt.
Onbeantwoorde vragen zoals waarom, waarom, waarom, waarom.
Het accepteren van de dood, zeker in het verkeer, is heel moeilijk.
Vooral omdat er geen afscheid van de dochter, zoon, man of vrouw is geweest.
Je kunt wel leren om met zo'n situatie om te gaan of om er redelijk mee om te gaan.
Je kunt leren om het een plaats in je verdere leven te geven.
Maar eerlijk is eerlijk: Verdriet gaat nooit over na zo'n afscheid. 
De omgeving van de nabestaanden moet hiervoor begrip hebben.
Begrip voor deze mensen, die, zeker in het begin, vol emoties zitten.
Anderzijds moeten deze laatsten zich niet afzonderen of buiten sluiten.
Zij kunnen juist hulp zoeken in hun naaste omgeving.
Praten met anderen en proberen om uit dat isolement te komen.
Dat kan een familielid zijn, een goede vriend of een buurman / buurvrouw.
Of hulp zoeken bij een pastor, een huisarts of een psycholoog.
Er zijn ook mensen, die gespecialiseerd zijn in rouwverwerking.
Of een brief schrijven naar de overledene; het kan helpen om er (iets) bovenop te komen. 
               en maak muziek, zing het refrein
               jouw lieve lied zal eeuwig zijn
Misschien zijn deze twee regels een troost als u ze meeneemt naar het bermmonument.

11-11-2018 om 12:15 geschreven door Ad Bol


18-10-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pater Jezuiet in het Binnenhofje
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In de Arendstraat 35 is het Binnenhofje van Oosterhout.
Vroeger was het de Gasthuisstraat en stond er op die plaats een kerk.
Die kerk, de Heilig Hart van Jezuskerk, de paterskerk, werd gebouwd in 1881.
Architect daarvan was P.J. van Genk uit Leur; hij had meer kerken getekend.
In het Binnenhofje staat een beeldje van een biddende pater, een Jezuiet.
Uit steen gehouwen door de kunstenaar Peter Nuyten.
De pater is psalm 23 aan het bidden in zijn getijdenboek, zijn gebedenboek, brevier.
          Al gaat mijn weg door een donker dal,
          ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij.
          Uw stok en uw staf, zij geven mij moed.
De biddende kijkt niet op of om, maar merkt de winkelende mensen wel op.
Hij ziet ze naar binnen gaan bij de Wereldwinkel, een kapsalon,
een sieradenmaakster, een hebbedingenwinkel, een religieuze artikelenwinkel. 
Of ze rusten uit in of bij het restaurant en gebruiken daar iets.
Soms gaat er iemand naar het Stiltecentrum.
Een enkeling steekt een kaarsje op in de Mariakapel, een dagkapel.
De gedachten van de pater gaan naar de stichter van zijn klooster.
Dat was de Spanjaard Ignatius van Loyola, in 1540, na toestemming van de paus.
Aan de ruzies met bisschoppen, omdat deze niet veel van de Jezuieten moesten hebben.
In 1858 kwamen ze naar Oosterhout in een pand, dat er nu nog staat.
Na instemming van de bisschop mochten ze een ruimte verbouwen tot kapel.
En 23 jaar later mochten ze een grote kapel, een kerk, bouwen.
Want groot zou hij zijn; er moesten 500 mensen in kunnen.
Onze pater zit in een licht gebogen houding te overdenken.
Hij draagt een zwarte toog met een band om het middel en een wit boordje.
Sinds 11 september 1996 mag hij zo in het Binnenhofje kijken.
Op die dag heeft een wethouder het beeldje onthuld.
Wat zou het fijn zijn, denkt de pater, als mijn generaal-overste hier zou zijn.
Dat is Arturo Sosa Abascal uit Venezuela.
Of een andere beroemde mede-pater: paus Franciscus.
Deze Jezuiet is nu de leider van de Katholieke Kerk.
Hij voelt even aan het kruisje, dat om zijn nek hangt.
Het is een herinnering aan Jezus Christus, stichter van de Christelijke Kerken.
          Ik ben niet bang, ook al is er gevaar.
          Ook al is het donker om mij heen.
          Want u bent bij mij, Heer,
          u beschermt me, u geeft mij moed.
De pater overdenkt de tekst nog even en slaat dan het gebedenboek dicht.
Wij kijken hem nog even aan en zien de buxus en terrasstoelen, te dicht bij hem.
We draaien om en verlaten de plaats waar nog niet zolang geleden de H. Hartkerk stond.

18-10-2018 om 13:50 geschreven door Ad Bol


11-10-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Processie in Dorst op 7 oktober 2018
Klik op de afbeelding om de link te volgen
In Dorst was er al reclame voor gemaakt.
Rechts van de grote ingangsdeuren van de kerk hing een bord, een soort billboard.
Daarop de tekst: 7 okt processie Vredeskapel 11 u 
Eerst was er een dienst waarin de pastor voorging.
Tegen twaalf uur kwamen de leden van de fanfare Sint Joris.
Zij hadden zich verzameld in een nabij gelegen pand.
Keurig in het donkerblauw en met hun muziekinstrumenten.
Even later kwamen de kerkgangers naar buiten.
De meesten van hen gingen waarschijnlijk naar hun huizen.
De processie-stoet ging staan zoals het hoort.
De fanfare voorop, daarna de pastor.
Voor hem twee misdienaars met processie-lantaarns.
Tussen de misdienaars een kruisdrager met een eenvoudig kruis met palmtakje.
Daarachter kwamen de kerkgangers, die de dienst hadden bijgewoond.
Onderweg kwamen er nog een aantal mensen bij.
De stoet liep richting de Vredeskapel aan de Vijftig Bunderweg.
Tijdens het lopen speelde de fanfare het lied Te Lourdes op de bergen.
De eerste regels hiervan zijn: Te Lourdes op de bergen verscheen in een grot
vol glans en vol luister de Moeder van God.
Ave, Ave, Ave Maria. Ave, Ave, Ave Maria.
De rij met mensen liep rustig naar de kapel, die in 1955 werd gebouwd.
Maar het andere verkeer had meer haast.
Auto's schoten straatjes in om iets verderop weer op de doorgaande weg te komen.
Een motorrijder wilde voorbij, maar hem werd gevraagd om achter de stoet te blijven.
En u raadt het al: geen eerbied, maar haast deed zijn weg vervolgen.
Een groepje wielrenners zag een piepklein gaatje tussen de stoet en een auto.
Hun niet verantwoorde gedrag werd beloond: zij kwamen voor de stoet.
Bij de Vredeskapel werd een korte herdenking gehouden.
Er werd gebeden voor de inwoners van Dorst, die door de oorlog zijn overleden.
Dat zijn Piet Carton (overleden op de eerste oorlogsdag).
Louis van Dorst (soldaat, die stierf in Birma), broer Toon van Dorst (stierf in een Duits kamp). 
Jan Jansen (overleed op 4-jarige leeftijd op de Bevrijdingsdag).
De Engelse piloot Peter Attwooll, die omkwam in de Seterse Bossen.
En de Poolse soldaten Filipczyk, Galuba, Galuszka, Kurjanowicz,
Mazur, Molik en Orzechowski, die stierven in de strijd om Dorst te bevrijden.
Naar Molik en Galuba zijn in Dorst twee straten genoemd.
Na de plechtigheid ging ieder weer zijns weegs.
Als besluit nog twee regels uit het lied, dat fanfare Sint Joris speelde.
De talen der volk'ren verheffen uw naam.
Zij bidden door het Ave Maria tesaam.

11-10-2018 om 11:19 geschreven door Ad Bol


02-10-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mariakapel Ruiterspoor Den Hout
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Angstige ogenblikken had een zestigtal inwoners van Den Hout.
Twee dagen, 2 en 3 november 1944, zaten zij in een schuilplaats.
Het was oorlog en er werd gevochten in en rond hun dorp.
Duitse soldaten tegen Poolse soldaten van de Eerste Poolse Pantserdivisie.
De laatsten wonnen de strijd onder leiding van generaal Maczek.
Het was vrijdag 3 november half zes in de middag.
De mensen kwamen uit hun schuilplaats, die onder de molen was.
Ze keken bang, argwanend, blij of door het dolle heen naar de Molenstraat.
Ze renden naar hun huis in die straat, die nu Ruiterspoor heet.
Met elkaar was afgesproken, dat er, als ze het overleefden, een Mariakapel zou komen.
Een kapel, om zo de heilige Maria te danken.
Na enkele maanden werd daarvoor geld ingezameld.
Met dat geld werden materialen gekocht en zou de metselaar betaald worden.
In de zomer van 1945 was het kapelletje, het herdenkingsmonument, af.
De pastoor, Josephus Augustinus Brouwers, heeft het ingezegend.
Hij was pastoor van de H. Corneliuskerk van 13-08-1931 tot aan zijn dood 03-01-1949.
Het kapelletje is gemetseld tegen de muur van de werkplaats.
Die werkplaats was gebouwd tegen de molenaarswoning.
Er werd een gevelsteen met de tekst "Uit dankbaarheid Ruiterspoor 3-11-44" in gemetseld.
In 1984-1985 was er geen geld om het kapelletje op te knappen.
Alleen het hoognodige werd gedaan zoals planten weghalen en herstellen van de bloembak.
Enkele jaren later werd de bloembak vervangen door een houten bloembak.
Een houten betimmering aan het dak was hard nodig.
Het Mariabeeld kwam achter plexiglas te staan.
Voor het zestigjarig bevrijdingsfeest was dit herdenkingsmonumentje niet wat het moest zijn.
Bij het Oranje Comite werd aangeklopt voor een financiele bijdrage.
Die bijdrage kwam er en men ging aan de slag.
Voornamelijk twee inwoners, maar het resultaat mocht er zijn.
Het plexiglas werd vervangen door een fantasievol gesmeed hekje.
Verlichting zorgde ervoor, dat ook 's avonds en 's nachts het Mariabeeld te zien was.
En of er bij deze herinnering aan de oorlog nog wordt gebeden?
Ik zou het niet weten; en laten we eerlijk zijn: het zijn andere tijden.
Andere tijden dan 74 jaar geleden, met name onder de molen De Hoop.
Daar zaten toen zo'n zestig mensen, gekomen door wanhoop.
Mensen, die elkaar kenden, die bij elkaar in de buurt woonden.
Mensen, die het belangrijk vonden, dat herinneringen levend werden gehouden.
Die met elkaar hadden afgesproken om als dank een Mariakapel te bouwen.
Misschien een idee richting stadsbestuur en gemeenteraad:
Dit bouwwerkje opnemen in de lijst van de te onderhouden gebouwen.
En het opknappen / repareren als dat nodig is, met hulp van inwoners van Den Hout.


02-10-2018 om 15:48 geschreven door Ad Bol


22-09-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contreie - Houtse Akkers
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Er zijn volop bouwaktiviteiten in de Contreie (betekenis: buurt, streek).
Dat is de naam voor een gedeelte van de Houtse Akkers in Vrachelen.
De Contreie is bedoeld om te wonen, te werken, te ontspannen en te sporten.
Twintig jaar geleden kon niemand zich voorstellen, dat er 820 woningen zouden komen.
En dat er schillende sportvelden aangelegd zouden worden.
Er waren percelen voor akkerbouw en tuinbouw met enkele woningen.
Verbouwd werden prei, suikerbieten, graan, mais en er was grasland.
Ook waren er frambozen en aardbeien, dahlia's en zonnebloemen.
Tussen de struiken stond een mooi gebouwde boomhut.
De gewassen en de bloemen op de akkers verdwenen.
Sloopmachines kwamen om de woningen, meestal boerderijen, te laten verdwijnen.
Andere machines lieten zich zien; zij groeven de grond af.
Dat moet van de Nederlandse Wet en Het Verdrag van Malta.
Als er (grootschalig) gebouwd gaat worden, moet er bodemonderzoek worden gedaan.
Zo worden archeologische resten van bijvoorbeeld grafvelden en gebruiksvoorwerpen bewaard.
En door dat onderzoek is men veel te weten gekomen over de vroegere bewoning.
Dit stukje Vrachelen werd al zo'n 4000 jaar geleden bewoond.
Dat was te zien aan resten van woningen, van een boerderij.
Er zijn grafheuvels gevonden, verbrande botresten, een urnverbrandingsplaats.
Scherven van potten, van een beker, een kan, schalen.
Een vuurstenen bijl, vuurstenen pijlpunten, een bronzen speerpunt.
Bronzen ringen en kogels van ijzer of lood.
Ook karresporen en resten van oude paden.
Deze archeologische opgravingen zijn door professionals uitgevoerd.
Ook zijn er door amateur-archeologen opgravingen gedaan.
Twee van hen, Mohammed en Stan, zijn helaas te vroeg overleden.
Door die opgravingen zijn er eeuwenoude bloemenzaden naar boven gekomen.
Hieruit kwamen weer bloemen; mogelijk zijn er ook bloemenzaden bewust gestrooid.
Bloemen, die er gestaan hebben: klaprozen, margrieten, korenbloemen, boterbloemen.
De zeldzame amsinckia, biggenkruid, boerenwormkruid, duizendblad en herderstasje.
Die bloemen trokken weer vlinders aan, zoals dagpauwoog.
Koolwitje, rode admiraal, boomblauwtje, bruine vlinder en lieveling.
En roofvogels zijn er regelmatig boven die prachtige natuur gezien.
Enkele jaren later kwamen de graafmachines naar de Contreie.
Er werden straten uitgegraven en machinaal bestraat.
Zij kregen namen, die met vroeger te maken hadden, bijvoorbeeld Bronstijd.
Ijzertijd, Steentijd, Karrespoor, Pijlpunt, Stuifduin en Jachtkamp.
In de nieuwe wijk komen (sociale) huurwoningen, koopwoningen en zelfbouwwoningen.
Het speelparkje nodigt uit, zo ook een speelwei en een nog aan te leggen groenstrook.
Met de verplante lindeboom zal de Contreie een prettige woonwijk worden. 




22-09-2018 om 00:00 geschreven door Ad Bol


09-06-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Kromgat
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Het Kromgat (Cromme gat) is een kreek, die ontstaan is in november 1421.
Toen braken er dijken door, waardoor er veel land overstroomde.
Die overstroming kreeg de naam Sint Elisabethsvloed, naar de naamdag van Elisabeth.
Deze kreek is te vinden in de Oranjepolder (De Blokkenpolder) ten noorden van Oosterhout.
Een andere naam voor kreek is waterloop, hier een door de natuur gevormd water.
Het is een waterloop met een geschiedenis van bijna 600 jaren.
Die overstroming bracht niet alleen deze kreek, maar zette ook klei af.
Ook in het gebied, waar nu het stadsdeel Dommelbergen is.
Er volgden in 1422 en 1424 nog meer overstromingen.
Een groot deel van de toenmalige polders stond onder water.
Er waren meer kreken sinds 1421, maar deze zijn gedempt en werden polderland.
Al in de Middeleeuwen werd de Oranjepolder gebruikt voor weiland en hooiland.
Het veen, dat er lag, is door de eigenaren afgegraven.
In die tijd al waren er ruzies (kwesties): Wie was de eigenaar van welk stuk?
De boeren (gebruikers) hadden graag dat de polders elk jaar overstroomden i.v.m. de klei.
Maar de eigenaren wilden de polders graag bedijken.
Nog niet zo lang geleden had de Oranjepolder verschillende namen:
Oranjepolder, Oostpolder, Slikpolder, Oliezandpolder, Hillenpolder,
Republiekpolder, Lagepolder, Noorderpolder en Snellenspolder.
Dikwijls waren die toenmalige polders versnipperd door erfenissen.
De kreek en de sloten moesten zorgen voor het afvoeren van een teveel aan water.
Een gemaal bij de sportvelden aan de Elskensweg loost op het Kromgat.
Omdat de klei-afzetting ook in Dommelbergen was, kan daar een teveel aan water zijn.
Er zijn verschillende gemalen geplaatst en er is een aantal keren gebaggerd.
Het waterpeil in het Kromgat is nu onder controle; er is geen eb en vloed meer.
's Zomers staat het ongeveer 30 cm boven NAP en 's winters ongeveer 45 cm boven NAP.
Via een sluis komt het water uit in de Donge (dicht bij de A59).
De Brabantse Delta zorgt voor het onderhoud van het Kromgat.
In 1994 zijn de oevers onder handen genomen en er is mooie beplanting gekomen.
Onder andere liesgras, maar eerlijk is eerlijk: daardoor is het water niet altijd goed te zien.
Het heeft mèt de Kwestieuze-brug (uit 1950) eroverheen een cultuur-historische waarde.
Daarom mogen er ook geen afgravingen en uitgravingen gedaan worden.
In het Kromgat waren vroeger boten / schuiten te vinden met mest.
Die mest werd naar een plaats bij de Leijsenstraat gebracht.
Boeren kwamen die mest halen om ze uit te strooien over hun land.
Naast de kreek werd een fietspad / wandelpad aangelegd: Kromgatweg.
Vogels, zoals vinken en roofvogels kun je zien wegvliegen.
Een karekiet zong zijn lied, maar was niet te zien.
En natuurlijk zijn er broedende vogels, die wijselijk hun snavel houden. 
Mocht u tijd hebben om te gaan kijken: de kreek ligt er mooi te wezen.

09-06-2018 om 17:24 geschreven door Ad Bol


28-05-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Soldaat in Blitar
Klik op de afbeelding om de link te volgen
De Tabinta, een omgebouwd passagiersschip, was op weg naar Nederlands-Indië.
Het schip werd door de Nederlandse regering voor enkele jaren gebruikt.
Van 1946 tot en met 1949 werden soldaten naar het huidige Indonesië gebracht.
Dat gebeurde ook op 4 juni 1947 toen dit schip vertrok naar Tandjong Priok.
Aan boord waren nogal wat soldaten, die de "orde en rust" moesten gaan bewaren.
Voor het merendeel jonge mannen, jonge soldaten, die gingen vechten voor het vaderland.
Een van hen was Hubertus Marinus van M, geboren te Oosterhout op 20 september 1926.
Wat liet hij veel achter in Nederland, in Zeeland.
Zijn woonplaats Middelburg, zijn ouders, zijn broers en zussen.
Maar vooral zijn jonge vrouw en hun nog niet geboren kind.
De reis met de Tabinta duurde ruim drie weken.
En vanuit de havenplaats bij Jakarta was het nog een grote afstand tot Blitar.
Hubertus was dienstplichtig soldaat bij de Koninklijke Landmacht, zoals vele anderen.
Hij hoorde bij het Vierde Bataljon van het Garde Regiment Prinses Irene.
In Blitar was een legerkamp, dat hun eindbestemming was.
Het was hun taak om de vechtende partijen uit elkaar te houden.
En dat waren er nogal wat, kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
17 augustus 1945 was de Republiek Indonesia uitgeroepen door Soekarno.
Er was dus een grote groep republikeinen (Indische bevolking en hun strijders).
Er was het Nederlandse Leger, Engelse Leger, Koninklijk Nederlands Indisch Leger,
Euro-Aziatische bewoners, Chinezen, Arabieren, Nederland-aanhangers,
rebellen, oorlogsvrijwilligers, Indiase soldaten, teruggekeerde krijgsgevangenen,
vrijgelaten gevangenen en achter gebleven Japanse soldaten.
Daarbij kwamen nog de gevolgen van de Bersiap (opstand van oktober 1945 tot februari 1946).
Er waren plunderende partijen, martelende partijen, moordende partijen.
Bijna iedereen van de strijdende groepen maakte zich schuldig aan gruweldaden.
Onnodige daden, onmenselijke akties tegen vooral de gewone bevolking.
Er werd een vuile oorlog gespeeld, een oorlog van ongekende gemeenheid.
En daarin waren Hubertus en zijn mede-soldaten terecht gekomen.
Een jonge leeftijd en een korte leger-opleiding was alles wat ze hadden meegenomen.
Op 17 maart 1949 werden Hubertus en een mede-soldaat, Feller, in Blitar gedood.
Aan hun jonge leven kwam een einde in een plaats hier 20.000 km vandaan.
Twee van de 44 soldaten, die in Blitar het leven lieten.
De gemeente Middelburg, waarnaar Hubertus op jonge leeftijd verhuisde, kreeg bericht.
"Op 30 mei 1949 ontvangen van het Hoofd van het Departement van Justitie
een afschrift van een akte ingeschreven in het register van overlijden
van krijgslieden te Blitar, Indonesië, waaruit blijkt, dat op zeventien maart
dezes jaars te twaalf uur vijftien minuten in het district Blitar is overleden
van M. Hubertus Marinus, oud twee en twintig jaren, dienstplichtig soldaat Eerste Klasse." 
Hubertus is begraven op het Nederlandse Ereveld Kembang Kuning te Surabaya, Indonesië. 

28-05-2018 om 16:19 geschreven door Ad Bol


20-05-2018
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoor verbannen uit Dorst
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Dorst, een klein kerkdorp van Oosterhout, met nog geen 300 inwoners in 1740.
Alleen de eerste mei van elk jaar kon je "over de koppen lopen".
Dan was het "Meikesdorst"; in de volksmond "Maaikesdorst".
Die dag werd Sint Marcoen extra vereerd en er werd gebeden om genezing.
De mensen wilden gezegend worden met Marcoen-water tegen klierziekten in de keel.
Van heinde en  verre kwamen de mensen; de meesten lopend.
Buiten, bij de zogenaamde schuurkerk, werden kraampjes met koopwaar gezet.
Die schuurkerk was op de zolder van de school; op die plaats staat nu de voormalige pastorie.
De pastoor van die kerk genoot, want zoiets bracht geld in het laatje.
Een bakker, Adriaan Struijk, uit Oosterhout, was bijzonder boos.
Hij mocht zijn kraam niet zetten; misschien omdat hij Protestant was?
Een aanklacht diende hij in tegen de pastoor, Augustinus van Rijckevorsel.
En die boze brief stuurde hij naar de "Raad van Brabant" in 's Gravenhage.
Pastoor Augustinus van Rijckevorsel kwam uit een vooraanstaande familie.
Hij werd in 1669 geboren in Breda als zesde zoon in het gezin.
Zijn broers waren Cornelis (1655), Johannes (1660), Joachem (1660), Francois (1664),
Jacob (1667) en Godefridus (1674); een zus heette Anna (1658).
Zijn vader was Augustinus van Rijckevorsel; moeder was Anna van den Kieboom.
De pastoor verzorgde de katholieke erediensten op de zolder van het schoolgebouw.
En niet in de toenmalige Drievuldigheidskapel; deze was van de Protestanten.
Adriaan Struijk wachtte op antwoord van de "Raad van Brabant".
En dat antwoord kwam: pastoor van Rijckevorsel werd verbannen.
Hij mocht geen priester meer in Dorst zijn; hij moest weg, weg uit Dorst.
En daarvoor moest de schout van Oosterhout zorgen, Simon Adriaan de Vries.
Deze woonde aan de Heuvel, daarvoor huurde hij slotje Brakestein.
De Vries deed wat hij moest doen; hij was bang om anders zijn baan te verliezen.
Destijds had hij deze baan gekocht voor 20.000 gulden.
Kun je wel nagaan, dat er aan het schoutschap goed te verdienen was.
Dit ontslag moet ook gezien worden tegen de achtergrond van die tijd.
De strijd van Protestanten tegen Katholieken in de achttiende eeuw.
Zijn moeder Anna was oorspronkelijk Protestant, maar werd Katholiek.
Augustinus zelf koos uitdrukkelijk voor het katholieke geloof: hij werd priester.
Ook zijn broer Francois werd priester; later werd deze pastoor in Loon op Zand.
Een andere broer, Jacob, was notaris en wilde dat in Breda zijn.
Om dat te bereiken heeft hij 5 jaar moeten schrijven naar de "Raad van Brabant".
De bedevaart ter ere van Marcoen in Dorst kwam op een laag pitje te staan.
De marktkraampjes op het Kapelerf en bij de schuurkerk verdwenen.
Dorst bleef vanaf 1 mei 1741 weer het kleine dorp, althans voorlopig.
En wat gebeurde er met de Dorstse pastoor van Rijckevorsel?
Er is alleen bekend, dat hij vertrok naar Meerle (nu België) en overleed op 23 augustus 1748.


20-05-2018 om 14:45 geschreven door Ad Bol




Blog als favoriet !


Inhoud blog
  • Josephus van Vugt 1800 1816
  • Asselijnhof
  • Brokken plooien
  • Barkentijn
  • Kardoenpad Dorst

    Zoeken in blog



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.nl - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jou eigen blog!