Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem
BORDERLINE
Grenzen vervagen
Vanachter een gesloten deur
Gedachten plagen
De leegte heeft geen kleur
Het vullen van gaten
Met allerlei alternatieven
Je de wereld inpraten
Niemand leest je brieven
Emoties voelen
Begrijpen, delen
Weten wat mensen bedoelen
Wanneer ze met gevoelens spelen
De pijn een plek geven
Tussen het wit en zwart
Overleven
Want de wereld is hard
Er zijn geen grenzen meer
Het hoofd is dol
Niet plat dit keer
De aarde is hol.
Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.
Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.
Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.
Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.
Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.
Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.
Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.
Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp.
Anti-sociale of dissociale persoonlijkheidsstoornis is een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door anti-sociaal en impulsief gedrag. In grote lijnen beschouwt men deze stoornis als gelijk aan de aandoening die vroeger de psychopathische of sociopathische persoonlijkheidsstoornis werd genoemd. Momenteel wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de anti-sociale persoonlijkheidstoornis en psychopathie. In de samenleving lijdt ongeveer 3% van de mannen en 1% van de vrouwen aan de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis (volgens het DSM-IV). Omdat er zoveel meer mannen dan vrouwen aan de aandoening lijden, wordt deze ook wel eens 'borderline voor mannen' genoemd. Informeel duidt men de stoornis ook wel aan met het woord psychopathie, hoewel hiervoor tegenwoordig buiten de classificaties in het DSM en de ICD-10 uitgebreidere criteria in gebruik zijn, met name in de forensische psychiatrie.
Crimineel gedrag is niet noodzakelijk voor de diagnose, maar lijders aan ASP komen zeer vaak in aanraking met politie en justitie door hun veronachtzaming van de normen en waarden in de maatschappij en de rechten van anderen. Het is echter onjuist om alle criminelen af te doen als ASP-lijders: veel criminelen hebben geen ASP en veel ASP-lijders zijn niet crimineel. Sommigen zijn van mening dat mensen die buitengewoon goed presteren in de maatschappij, ASP-kenmerken vertonen, omdat ze minder moeite zouden hebben met harde beslissingen.
Mensen met de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis kunnen heel innemend en charmant zijn, maar kunnen door impulsiviteit en gebrek aan inlevingsvermogen snel in conflicten terechtkomen. Ze liegen vaak in hun voordeel en zijn niet bang, wat mogelijk verklaart waarom zij de consequenties van hun handelingen niet inzien. Berouw, empathie of schuldgevoel komt bij ASP-lijders niet of slechts in verminderde mate voor.
Het DSM-IV, definieert de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis als een pervasief patroon van veronachtzaming en schending van de rechten van anderen dat zich openbaart vanaf het 16e levensjaar. De stoornis kan worden gediagnosticeerd als sprake is van drie of meer van de volgende gevallen:
De persoon past zich niet aan aan de sociale normen met betrekking tot wettig gedrag, wat blijkt uit het verrichten van handelingen die tot arrestatie leiden.
De persoon maakt gebruik van misleiding, wat zich uit in herhaaldelijk liegen, gebruik van aliassen of het oplichten van anderen voor persoonlijk voordeel of plezier.
De persoon is impulsief en maakt geen plannen voor de toekomst
De persoon is snel geïrriteerd en agressief, wat zich uit in regelmatig fysiek geweld.
De persoon is roekeloos en veronachtzaamt de veiligheid van zichzelf en anderen.
De persoon is doorlopend onverantwoordelijk, wat zich uit in een aanhoudend onvermogen om een stabiel werkgedrag te vormen of financiële verplichtingen af te handelen.
De persoon toont geen berouw of spijt en is onverschillig als hij anderen heeft geschaad, verwond of mishandeld of van hen heeft gestolen.
Het handboek vermeldt verder de volgende noodzakelijke criteria:
De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door een aanhoudende psychologische afhankelijkheid van andere mensen. De beoordeling wanneer het gedrag van een 'afhankelijke persoon' pathologisch wordt en er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, is subjectief. De diagnose is moeilijk, omdat rekening gehouden moet worden met allerhande culturele gegevens, bijvoorbeeld het rollenpatroon.
Omdat APS-lijders zeer veel behoefte aan bevestiging of goedkeuring hebben, doen ze enorm hun best om het anderen naar de zin te maken. Ze kunnen gefrustreerd raken omdat ze zich 'gedwongen' voelen om dingen te doen die ze eigenlijk niet willen of omdat ze geen uiting aan hun gevoelens kunnen geven. Hun overmatig afhankelijk gedrag kan relaties moeilijk of instabiel maken. Als een relatie wordt beëindigd, voelen de APS-lijders zich vaak wanhopig en zijn niet in staat naar behoren voor zichzelf te zorgen. Ze hebben vaak een erg laag gevoel van eigenwaarde en zijn vatbaar voor andere psychische aandoeningen, met name depressie en angststoornissen.
Het DSM-IV definieert de afhankelijk persoonlijkheidsstoornis als een aanhoudende en overmatige behoefte om verzorgd te worden. Dit leidt tot zelfonderwerping, overdreven aanhankelijk gedrag en verlatingsangst. De stoornis uit zich in de vroege volwassenheid in verschillende situaties. De diagnose kan worden gesteld als sprake is van vijf of meer van de volgende situaties:
De persoon heeft moeite om alledaagse beslissingen te nemen zonder advies of geruststelling van anderen.
De persoon wil dat anderen de verantwoordelijkheid dragen voor de meeste aspecten van zijn of haar leven.
De persoon heeft problemen om uiting te geven aan een meningsverschil met anderen uit angst voor het verlies van steun of waardering (hierbij worden reële angsten niet meegerekend).
De persoon heeft moeite ergens aan te beginnen of dingen zelf te doen door een gebrek aan zelfvertrouwen, twijfel aan eigen inzicht of capaciteiten (in plaats van door een gebrek aan motivatie of energie).
De persoon doet buitengewoon veel moeite om steun en waardering van anderen te krijgen en verricht hiertoe vrijwillig onaangename taken.
De persoon voelt zich niet op zijn gemak of hulpeloos als hij alleen is vanwege de overmatige angst niet voor zichzelf te kunnen zorgen.
De persoon zoekt dringend een nieuwe relatie als bron van steun als een oude, diepgaande relatie wordt beëindigd.
De persoon heeft een onrealistische angst alleen voor zichzelf te moeten zorgen.
Persoonlijkheidsstoornissen behoren tot de psychische aandoeningen. Het zijn langdurige patronen in gedachten, visie en gedrag die afwijken van wat in de betreffende cultuur als normaal wordt ervaren. Het afwijkend gedrag van een lijder aan een persoonlijkheidsstoornis doet zich permanent en in veel verschillende situaties voor. Een persoonlijkheidsstoornis uit zich doorgaans in de jonge volwassenheid, puberteit of daarvoor. Door een persoonlijkheidsstoornis kunnen de lijder en zijn omgeving grote problemen ondervinden. De diagnose wordt pas gesteld als de lijder door zijn gedrag ernstige problemen ondervindt in zijn persoonlijke of sociale contacten.
Om bij een patiënt de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis te kunnen stellen, moet volgens het DSM-IV aan de volgende criteria worden voldaan:
Een aanhoudend patroon van ervaringen en gedrag dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen in de cultuur van de patiënt.
Het aanhoudende patroon is inflexibel en pervasief in een groot aantal persoonlijke en sociale omstandigheden.
Het aanhoudende patroon leidt tot ernstige klinische spanningen of ontregeling van het functioneren in de sociale omgang, het werk of andere belangrijke gebieden.
Het patroon is stabiel en langdurig en is ontstaan in de puberteit of jonge volwassenheid.
Het aanhoudende patroon is geen uiting of gevolg van een andere psychische aandoening.
Het aanhoudende patroon is geen gevolg van een fysiologisch verschijnsel door een stof of algemene medische aandoening, bijvoorbeeld een hoofdletsel.
Het DSM-IV vermeldt tien vormen van persoonlijkheidsstoornis, die in drie groepen (zg. clusters) zijn onderverdeeld:
Het DSM-IV geeft ook een groep stoornissen die niet onder de bovengenoemde tien vallen, maar wel kenmerken van persoonlijkheidsstoornissen hebben. De categorie heet Personality Disorder Not Otherwise Specified, in het Nederlands: persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven. In de vorige versie van het DSM werden ook de passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis en de zelfkwellende persoonlijkheidsstoornis vermeld. Deze zijn in het DSM-IV echter verwijderd, omdat vooralsnog niet duidelijk is of dit afzonderlijke persoonlijkheidsstoornissen zijn. In het ICD-10 staan ze vermeld als varianten van afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (F60.7).