Voor de boekdrukkunst werden teksten vermenigvuldigd door ze handmatig over te schrijven. Dit gebeurde in de middeleeuwen door zogenaamde kopiisten, vaak kloosterlingen die zich hier maandenlang mee bezighielden. De boekdrukpers (15° eeuw) ontketende een ware revolutie in de verspreiding van kennis en ideeën.
Over het algemeen wordt aangenomen dat Johannes Gutenberg uit het Duitse Mainz rond 1440 de eerste was die met loden letters de techniek van het drukken beheerste. Hij komt dus in aanmerking voor de titel "uitvinder van de boekdrukkunst".
In Nederland werd geopperd dat deze eer aan de Haarlemse Laurens Janszoon Cortes maar er zijn nauwelijks schriftelijke bronnen die dat aantonen, het betreft eerder mondelinge geruchten uit de 16° eeuw.
Gutenberg was als edelsmid bekend met het gebruik van stempels om ijzerwaren of sieraden te versieren. Door deze techniek te combineren met bestaande kennis over het maken van blokboeken wist hij, na talloze experimenten, met gegoten loden letters en inktsoorten met behulp van een wijnpers de eerste gedrukte bladzijden te maken. Door de losse loden letters in de juiste volgorde in een rek te plaatsen kon een tekst gedrukt worden. Na het drukken konden de letters uit het rek gehaald worden en opnieuw gebruikt. Hierdoor werd het drukken van boeken een stuk makkelijker, goedkoper en minder tijdrovend.
|