Het realisme werd in de negentiende eeuw een invloedrijke en maatschappijkritische stroming op allerlei kunstzinnige gebieden. Het bloeide op literair vlak vooral tussen 1830 en 1870, het eerst in Frankrijk met schrijvers als Louis Edmond Duranty en Jules Fleury, van waaruit realisme zich naar omliggende landen verspreidde. Het woei ook over naar Nederland en België, al was daar in eerste instantie sprake van een gematigd realisme, men schrijft weliswaar naar het echte leven maar tegelijkertijd blijft de meer traditionele hang naar idealisme bestaan. Dit soort verhalen kent in het algemeen een positief einde en personages komen op de duur tot het juiste inzicht. De verhalen bevatten een duidelijke levensles en vertonen soms nog romantische, vaak ook biedermeierachtige kenmerken. Een voorbeeld van een Nederlandstalige roman uit deze categorie is: Jeanette en Juanito (1877) van Jan ten Brink. Ook het werk van Piet Paaltjens wordt veelal als een voorbeeld van "gematigd realistisch proza" beschouwd. In de vlaamse literatuur vallen in dit verband bijvoorbeeld de "Novellen" van de zussen Virginie en Rosalie Loveling te noemen. De bloeiperiode van het realisme valt min of meer samen met de verspreiding van de destijds geheel nieuwe techniek van het fotograferen. Een belangrijk gemeenschappelijk element tussen beide is het zogeheten "werkelijkheidseffect". Veel realistische schrijvers waren tevens "marxist". In hun literatuur worden mensen uit alle lagen van de maatschappij weergegeven. De hogere klassen of gerespecteerde archetypen (die voorheen het onderwerp van veel literatuur waren) werden nu vanuit alledaags perspectief beschreven.
Bron: Wikipedia
|