Ken je iemand in je omgeving die het heeft? Ooit een relatie
of vriendschap op de klippen gelopen hierdoor?
Hier een lijstje (van internet afgeplukt), mensen met een hechtingsstoornis
zouden zich in bijna ieder regeltje moeten herkennen.
je durft je niet te binden of je kunt het helemaal niet.
je durft een ander niet te vertrouwen (ook als je het wel zou willen!)
je hebt grote angst een ander te verliezen
je niet kunnen inleven in een ander
je probeert veel te veel onder controle te houden
je bent weinig selectief of juist teveel selectief
je zorgt altijd voor anderen en verliest daarbij jezelf
je bent vaak boos of prikkelbaar om kleinigheden
Intens gevoel van leegte en eenzaamheid en het gevoel hebben dat niemand van
je houdt.
Constant een strijdt voeren met aantrekken en afstoten van mensen die
dichtbij komen.
Diep gewortelde angst om relaties aan te gaan. (hierbij horen ook
vriendschappelijke en werkrelaties)
Angst en pijn als mensen weg gaan en het gevoel hebben dat ze niet terug
zullen komen en daarbij een extreme verlatingsangst.
Moeilijk of helemaal geen vaste relatie kunnen aangaan.
Overlevingsmechanismen, dat zich uit in doorzettingsvermogen om koste wat het
kost voor elkaar te krijgen wat je wilt.
Controledwang, je leven hoe dan ook onder controle willen houden.
Stemmingswisselingen, zeker meerdere keren per dag (van depressief,
verdrietig, naar super vrolijk en andersom).
Piekergedachten en nervositeit, vooral voor het slapen gaan en uren achter
elkaar.
Perfect willen zijn en hierbij steeds het gevoel hebben erin te zullen falen
Afwijzend tegenover meest nabije figuren (moeder/verzorger/ouders).
Extreem onnatuurlijk claimend gedrag.
Niet aangeraakt willen worden, en worden bij knuffel pogingen benauwd,
angstig en/of agressief.
Voortdurend ruzie zoeken.
Bijna nooit spijt of berouw tonen.
Nooit een fout bekennen
Geniaal zijn in het ontdekken van kwetsbare plekken in hun onderlinge relaties.
Survivers (overlevings)- gedrag en
schijnaanpassing daar besteedt het kind onevenredig veel energie aan, die ten
koste gaan van andere dingen.
Door negatieve faalangst niet beginnen aan dingen, al bijvoorbaat niet aan
allerlei werkzaamheden, en wendt dan een soort onverschilligheid of schijn
domheid voor.
Goed aanvoelen van wat mensen van hen verwachten dat het daar geniaal op
inspelen.
Iets negatiefs over zichzelf wordt niet toegegeven; altijd onschuldig.
Er charmant en goed verzorgd uitzien; charmeren in de buitenwereld.
Egoïsme
Liegen en manipuleren in 't algemeen.
Vermijdingsgedrag thuis; bv. naar boven gaan als de ouders beneden zijn en
omgekeerd.
Niet geborgen voelen en verbonden voelen.
Het gevoel hebben dat mensen iets van je verwachten en daarom vaak opgejaagd
voelen
Fysiek en emotioneel veel ruimte in een relatie nodig hebben
Negatief denkbeeld
Twijfelen aan intenties van mensen als ze iets voor je doen
Houden zich nooit aan afspraken
Erkennen geen gezag hun wil is wet.
Vijandig
Veel kritiek op anderen
Gevoelig voor commentaar
Weinig medeleven
Steunt veel op de partner
Jaloers
Gevoelig voor afwijzing
De gewetensontwikkeling is niet opgang gekomen
ICD-10 Reactieve en ontremde hechtingsstoornis op
kinderleefijd.
De artikelen F94.1 (reactieve hechtingsstoornis) en F94.2 (ontremde
hechtingsstoornis) zijn met schriftelijke toestemming overgenomen.
ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen,
Klinische beschrijvingen en diagnostische richtlijnen.
Eindredactie Nederlandse vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
prof. Dr. M.W. Hengeveld - ISBN 9026513305 - Uitg. SWETS & ZEITLINGER B.V.
F94.1 Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Deze stoornis, die optreedt bij jonge kinderen, wordt gekenmerkt door blijvende
afwijkingen in het patroon van sociale betrekkingen van het kind die samengaan
met emotionele stoornissen en die ontstaan als reactie op veranderingen in zijn
omstandigheden. Angst en overmatige waakzaamheid die niet reageren op troosten
zijn kenmerkend, gebrekkige sociale relaties met leeftijdgenoten zijn typerend,
agressie jegens zichzelf en anderen komt zeer vaak voor, verdriet is
gebruikelijk, en in sommige gevallen treedt groeiachterstand op. Het syndroom
ontstaat waarschijnlijk als gevolg van ernstige ouderlijke verwaarlozing of
mishandeling. Het ontstaan van dit gedragspatroon wordt algemeen erkend en
geaccepteerd, maar er blijft onzekerheid bestaan met betrekking tot de
diagnostische criteria, de grenzen van het syndroom, en de vraag of het
syndroom een valide nosologische entiteit vormt. De categorie is hier echter
toch opgenomen, omdat het syndroom belangrijk is voor de gezondheidszorg, omdat
er geen twijfel bestaat over haar bestaan, en omdat de gedragspatronen
duidelijk niet passen bij de criteria van andere diagnostische categorieën.
Diagnostische richtlijnen
Het essentiële kenmerk is een afwijkend patroon van betrekkingen met
verzorgers, dat is ontstaan voor de leeftijd van 5 jaar, waarbij sprake is van
aanpassingsproblemen die gewoonlijk niet gezien worden bij normale kinderen, en
dat aanhoudend is, maar toch reageert op voldoende duidelijke veranderingen in
de opvoeding.
Jonge kinderen met dit syndroom vertonen sterk tegen strijdige of ambivalente
sociale reacties, die het meest duidelijk kunnen zijn bij het nemen van
afscheid of bij herenigingen. Het jonge kind kan toenadering zoeken met een
afgewende blik, duidelijk wegstaren terwijl het wordt vastgehouden, of op
verzorgers reageren met een mengsel van toenadering en vermijding, en verzet
tegen laten troosten. De emotionele stoornis kan duidelijk zijn door een
klaarblijkelijk verdriet, een gebrek aan emotionele reactiviteit,
teruggetrokken reacties op hun eigen of andermans verdriet. In sommige gevallen
komen vreesachtigheid en hypervigilantie (soms beschreven als bevroren
waakzaamheid) voor die niet verdwijnen na troosten. In de meeste gevallen
tonen de kinderen belangstelling voor de sociale interactie met
leeftijdgenoten, maar het sociale spel wordt belemmerd door negatieve
emotionele reacties. De hechtingsstoornis kan ook samengaan met groeistoornis
of groeiachterstand (wat gecodeerd dient te worden met behulp van de geëigende
somatische categorie (R62)).
Veel normale kinderen vertonen onzekerheid in het patroon van hun selectieve
hechting aan de ene of ander ouder, maar dit dient niet verward te worden met
de reactieve hechtingsstoornis die hier in verschillende, cruciale opzichten
van verschilt. De stoornis wordt gekenmerkt door een afwijkende vorm van
onzekerheid die aan het licht treedt door opvallende tegenstrijdige sociale
reacties die gewoonlijk niet aangetroffen worden bij normale kinderen. De
afwijkende reacties strekken zich uit over verschillende sociale situaties en
zijn niet beperkt tot een tweezijdige relatie met een bepaalde verzorger; de
reactie op troosten is gebrekkig; en er is sprake van een samengaande
emotionele stoornis in de vorm van apathie, verdriet, of vreesachtigheid.
Deze toestand kan aan de hand van vijf belangrijke kenmerken onderscheiden
worden van pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In de eerste plaats hebben
kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een normaal vermogen tot sociale
wederkerigheid en reactiviteit, terwijl kinderen met een pervasieve
ontwikkelingsstoornis dat niet hebben. In de tweede plaats is het afwijkende
patroon van sociaal reageren bij een reactieve hechtingsstoornis aanvankelijk
een algemeen kenmerk van het gedrag van het kind in een verscheidenheid van
situaties, maar dit vermindert in een belangrijke mate indien het kind in een
normale opvoedingssituatie wordt geplaatst, met een blijvende en goed op het
kind reagerende verzorging. Dit treedt niet op bij pervasieve
ontwikkelingsstoornissen. Ten derde kunnen kinderen met een reactieve
hechtingsstoornis een achtergebleven taalontwikkeling vertonen (van het type
dat beschreven is onder F80.1), maar zij vertonen niet de afwijkende kwaliteit
van de communicatie die karakteristiek is voor autisme. In de vierde plaats gaat een reactieve hechtingsstoornis
in tegenstelling tot autisme niet samen met aanhoudende en ernstige
cognitieve gebreken, die niet goed merkbaar reageren op verandering in de
omgeving. Ten vijfde zijn voortdurend beperkte, zich herhalende en stereotiepe
gedragspatronen, interesses en bezigheden geen kenmerk van een reactieve
hechtingsstoornis.
Reactieve hechtingsstoornissen ontstaan bijna altijd in samenhang met een
ernstige tekortschietende verzorging van het kind. Dit kan in de vorm zijn van
psychische mishandeling of verwaarlozing (zoals blijkt uit hardvochtig
straffen, een aanhoudend falen om in te gaan op de toenaderingspogingen van het
kind, of duidelijke onbekwame ouderlijke zorg), of van lichamelijke
mishandeling en verwaarlozing (zoals blijkt uit de aanhoudende veronachtzaming
van de basale lichamelijke behoeften van het kind, herhaaldelijke opzettelijke
verwonding, of tekortschietende voedselvoorziening). Omdat er niet genoeg
bekend is in hoeverre tekortschietende verzorging van het kind en de stoornis
samenhangen, is de aanwezigheid van een verstoorde omgeving en ellende en
gebrek geen vereiste voor de diagnose. Het stellen van de diagnose in de
afwezigheid van bewijs voor mishandeling of verwaarlozing dient echter
voorzichtig te gebeuren. Andersom dient de diagnose niet automatisch gesteld te
worden bij aanwezigheid van mishandeling en verwaarlozing: niet alle
mishandelde of verwaarloosde kinderen vertonen deze stoornis.
F94.2 Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Een bepaald patroon van abnormaal sociaal functioneren dat ontstaat tijdens de
eerste vijf levensjaren en dat, nadat het eenmaal is ontstaan, blijvend neigt
te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden. Rond de
leeftijd van twee jaar komt dit doorgaans tot uitdrukking in het zich
vastklampen en diffuus, niet selectief gericht hechtingsgedrag. Op de leeftijd
van vier jaar is het diffuse hechtingsgedrag nog steeds aanwezig, maar het
vastklampen zal in het algemeen vervangen zijn door aandacht vragen
ongenuanceerde vriendelijkheid. In de middelste en latere kindertijd kunnen
betrokkenen al dan niet selectieve hechtingen hebben ontwikkeld, maar het
vragen om aandacht houdt vaak aan, slechte aanpassing in de omgang met
leeftijdgenoten is gebruikelijk; en afhankelijk van de omstandigheden kan er
ook sprake zijn van emotionele stoornissen of gedragsstoornissen. Dit syndroom
is het duidelijkst aangetoond bij kinderen die van jongs af aan in instellingen
zijn opgevoed, maar treedt ook op in andere situaties; aangenomen wordt dat het
gedeeltelijk teweeggebracht wordt door het voortdurend ontbreken van
gelegenheid tot selectieve hechting als een gevolg van de zeer regelmatige
veranderingen van verzorgers. De conceptuele eenheid van het syndroom bestaat
uit een vroeg begin van diffuus hechtingsgedrag, blijvende slechte sociale
interacties en een ontbreken van specificiteit in situaties waarin het
optreedt.
Diagnostische richtlijnen
De diagnose dient gebaseerd te zijn op bewijs dat het kind een ongewone mate
van diffuusheid vertoont bij de selectieve hechting in de eerste vijf jaar en
dat deze samengaat met aanklampend gedrag in de eerste levensjaren en/of
ongenuanceerd vriendelijk en aandachtzoekend gedrag in de vroeg of middelste
kindertijd. Doorgaans bestaan er moeilijkheden bij het aangaan van hechte,
vertrouwde relaties met leeftijdgenoten. Er kan al dan niet sprake zijn van
samengaande emotionele stoornissen en gedragsstoornissen (dit is gedeeltelijk
afhankelijk van de huidige omstandigheden waarin het kind verkeert). In de
meeste gevallen zal er een duidelijke voorgeschiedenis zijn waarbij de
opvoeding van het kind in de eerste jaren gekenmerkt werd door een opvallend
gebrek aan continuïteit in de verzorgers of door talrijke veranderingen in
gezinsplaatsing (zoals bij plaatsing in steeds andere pleeggezinnen).
ICD-10
De tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10) is de
internationale standaard voor het classificeren van ziekten, gebreken en andere
gezondheidsproblemen, ontwilleld door de World Health Organization. Dit boek is
de Nederlandse vertaling van een uitgebreide handleiding bij hoofdstuk V van de
ICD-10 en bevat een classificatie van meer dan 300 psychische stoornissen en
gedragsstoornissen. Het is bedoeld voor de algemene klinische praktijk, het
onderwijs en de hulpverlening. Voor iedere stoornis worden de belangrijkste
klinische symptomen beschreven, aangevuld met enkele minder specifieke
kenmerken. Daarna volgen de diagnostische richtlijnen die een indruk geven van
het aantal en de ernst van de symptomen, nodig voor een betrouwbare diagnose.
Bij veel stoornissen wordt tevens kort ingegaan op de verschillen met andere,
gelijksoortige stoornissen. Het boek bevat een uitgebreide alfabetische index
en een bijlage met andere stoornissen uit de ICD-10, die vaak met een
psychische en gedragsstoornissen worden geassocieerd.
Dank zij de grote hoeveelheid internationaal onderzoek die aan deze publicaties
vooraf is gegaan, vormt dit boek een goede afspiegeling van de opvattingen van
de meeste tradities en scholen in de psychiatrie.
Deze vertaling is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende
instanties: de World Health Organization (WHO), de Vaste Commissie voor
Classificatie en Definities (WCC), de Nederlandse Werkgroep Classificatie en
Documentatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (eindredactie).
Genoemde prijzen zijn inclusief verzend kosten. U kunt de informatie online aanvragen door de onderstaande lijst in te vullen en via de verzendknop te verzenden.
Let op: want u ontvangt in uw mailbox een link om deze binnen 24 uur te bevestigen daarna wordt de lijst pas verzonden naar het mailadres van de Knoop. U kunt de gevraagde informatie betalen door middel van een eenmalige machtiging of via een eigen overschrijving en dan op rekening 62.47.31.154 t.n.v. De Knoop te Emmeloord, o.v.v. de bestelcode(s), uw volledige naam en adres.
Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
LET OP! Bestelling vanuit het buitenland binnen Europa kunt u wel online aanvragen maar dan zonder een machtiging u dient dit dan ook zelf over te maken en houd u er rekening mee dat extra portokosten bij komen: Verzending standard tot 250 gram 1,50 Verzending standard tot 500 gram 2,00 Verzending priority tot 250 gram 2,00 Verzending priority tot 500 gram 2,95 de verzending gaat op deze manier nog wel eens mis vandaar dat wij dit even met u willen overleggen. De informatie kan ook: aangetekend extra zeker worden verzonden alleen is dit kosten plaatje hoger. Wilt u voordat u de betaling gaat doen via uw bank eerst even met ons overleggen (dit kan per mail) op welke manier u de informatie per post vanuit het buitenland wilt ontvangen zodat wij met u kunnen afspreken wat dan de porto kosten worden voor uw bestelling. Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
Een reactieve hechtingsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM-IV is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening ontwikkelt zich in de eerste vijf levensjaren. Het DSM-IV onderscheidt het geremde (waakzaam, terughoudend) en het ongeremde type (gebrek aan onderscheid). In het ICD-10 is het ontremde type afzonderlijk beschreven (F94.2).
Kinderen die aan deze stoornis lijden, slagen er niet in om zich op een gepaste wijze emotioneel te hechten aan hun ouders of anderen die voor hun zorgen. De oorzaak kan liggen in verwaarlozing of mishandeling (geestelijk of lichamelijk), maar kan ook ontstaan als het kind niet voldoende gelegenheid krijgt om emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het regelmatig andere verzorgers krijgt.
Emotioneel zijn de relaties van het kind korter en oppervlakkiger dan normaal. Het reageert op jongere leeftijd teruggetrokken of overdreven waakzaam. Ook zijn de reacties vaak onvoorspelbaar: het kind wijst soms toenadering van verzorgers af, is vaak overdreven waakzaam of verzet zich tegen troosten, gedraagt zich teruggetrokken en kan sociaal geïsoleerd raken (geremde type). Op wat oudere leeftijd maakt het kind vaak te weinig onderscheid tussen vertrouwde en onbekende personen (ontremde type). Soms slaat het gedrag om in een korte, maar zeer sterke aanhankelijkheid, ook bij relatief onbekenden. Het kind is verminderd gevoelig voor straf of pogingen het gedrag te corrigeren.
De reactieve hechtingsstoornis is gevoelig voor comorbiditeit, dat wil zeggen dat deze gepaard kan gaan met of oorzaak kan zijn van andere stoornissen. Zo kunnen groei-, leer- en eetstoornissen (bv. pica) optreden.
Een verleden van RHS speelt op later leeftijd soms een rol bij het ontstaan van angst- of gedragsstoornissen..
Voor diagnose moet worden vastgesteld dat er geen sprake is van mentale retardatie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.
Een persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door emoties en gedragingen die duidelijk afwijken. Het betreft een combinatie van karaktereigenschappen die een bron van lijden vormen voor de betrokkene of voor zijn of haar omgeving. Zonder dat er sprake is van een belemmering in het persoonlijke, beroepsmatige of sociale functioneren mag je niet van een stoornis spreken. Het patroon van afwijkend reageren en handelen is niet gemakkelijk te veranderen. De mensen met een persoonlijkheidsstoornis zijn zich daar niet of maar ten dele van bewust. Zij ervaren zich als zichzelf en zeggen: "zo ben ik nu eenmaal". Sommigen van hen leggen de verantwoordelijkheid makkelijk buiten zichzelf en zullen niet gauw geneigd zijn om psychiatrische hulp te zoeken.
De persoonlijkheid (het karakter) van iemand ontstaat vanuit een biologische aanleg en ontwikkelt zich binnen de sociale omgeving. Uit tweelingonderzoek is gebleken dat een aantal persoonlijkheidsstoornissen een erfelijke basis heeft. De stoornis ontstaat waarschijnlijk doordat de erfelijke aanleg en de opvoeding (nature and nurture) elkaar in ongunstige zin beïnvloeden. Het lijkt dat er een chemische basis in de hersenen bestaat die mensen tot een bepaalde persoonlijkheidscategorie doet behoren. Stoffen die de chemische werking van de hersenen beïnvloeden hebben soms een opmerkelijk effect op de persoonlijkheidstrekken. Zo kan een middel als Prozac bijvoorbeeld mensen die hun hele leven angstig en verlegen waren geleidelijk zelfverzekerder maken en kan manlijk geslachtshormoon (testosteron) mensen impulsiever maken.
De psychologische kenmerken van iemand ontwikkelen zich doordat de persoon leert zich te handhaven. Dat gebeurt enerzijds door zich aan te passen aan de omgeving en anderzijds door de omgeving aan te passen aan zichzelf. Wanneer interactieve aanpassing (adaptatie) niet goed lukt, bijvoorbeeld wanneer de omstandigheden als te bedreigend of beangstigend worden ervaren, dan kunnen er met behulp van afweermechanismen psychologische compromissen worden gevormd. Met deze tussenoplossingen kan, zonder de werkelijkheid al te zeer geweld aan te doen, het leven draaglijk gehouden worden. Verdringen, "vergeten", kan zo'n tussenoplossing bieden, maar ook verschuiven, d.w.z. je woede voelen jegens iemand anders dan voor wie het eigenlijk bedoeld is. Projectie, je eigen (boze) gevoelens bij een ander leggen, is ook zo'n manier. Alle mensen gebruiken afweermechanismen en hebben daarin een grote variatie en keuzemogelijkheid. Sommige mensen zijn beperkt in het omgaan met problemen en stress en gebruiken een klein aantal, steeds dezelfde afweermechanismen. Zij hebben een kleiner repertoire. Doordat zij steeds op ongeveer dezelfde manier reageren gaan zij de wereld ook op één bepaalde manier ervaren. Wellicht dat er op deze manier een proces in werking treedt dat zichzelf versterkt en dat geleidelijk aanleiding geeft tot het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis.
De classificatie van psychiatrische stoornissen zoals die internationaal is afgesproken, draagt het gevaar in zich dat mensen een etiket opgeplakt krijgen, in een hokje worden geduwd. Bij elke persoonlijkheidsstoornis moet worden benadrukt dat het om lang bestaande patronen moet gaan waarvan iemand bij voortduring, ook in het dagelijks functioneren te lijden heeft. Zonder dat kan het rauw op het dak vallen om de beschrijvingen van de hiernaast opgesomde persoonlijkheidsstoornissen te lezen. Ook is het belangrijk om te onderkennen dat het bij persoonlijkheidsstoornissen om heel gewone eigenschappen gaat die in een bepaalde combinatie en intensiteit uiteindelijk, vooral op basis van het persoonlijk- en eventueel maatschappelijk- disfunctioneren, als een stoornis geclassificeerd kunnen worden. Overigens is de classificatie helemaal niet onomstreden en dus het nut er van ook niet.
De beschrijving van de persoonlijkheidsstoornissen volgt steeds dezelfde systematiek. Eerst worden de kenmerken beschreven onder het kopje herkenning, vervolgens worden er gegevens verstrekt over het voorkomen en de mogelijke ontstaanswijze van de stoornis waarna er kort wordt ingegaan op de psychotherapeutische behandelingsmogelijkheden.