HET SPIEGELTJE
Daar was eens lang, heel lang geleden
een manneke, werkzaam en tevreden.
Hij was niet meer zo jong van jaren
en ietwat pover in zijn haren.
Aan weelde was hij niet gewend.
Een spiegeltje had hij nooit gekend.
Eens toen hij aan het spitten was,
vond hij een aardig stukje glas.
t Zat onder het vuil en onder het zand,
hij nam het in zijn vereelte hand
en veegde het aan zijn broekspijp af,
hij keek er in en stond paf!
Mijn vader, zei hij sapperloot,
die is al zoveel jaren dood!
Mn vader, ach die goeie man,
hij is het en hij kijkt mij an!
Hoofdschuddend stak hij het in zijn zak
k bekijk het thuis op mijn gemak.
Maar telkens keek hij er weer naar,
het was toch ook zo wonderbaar
en hij begon te overleggen,
wat daar zijn vrouw wel van zou zeggen.
Ze was zo bazig, zijn Catrien,
ze kon hem uitlachen misschien.
Omdat hij daar zo bang voor was,
verborg hij het onder zijn matras!
Maar telkens ging hij daar weer heen,
mijn vader, zei hij dan tevreên.
Dat wekte argwaan bij zijn vrouw,
die t fijne er van weten wou.
En toen hij weer de deur uit was
toen zocht
..en vond ze het stukje glas.
Wat is dat voor een zotternij!?
Wat moet hij daarmee!? peinsde zij.
Daar moet iets niet in orde zijn,
ze wantrouwde haar goeie Hein.
Ze draaide het om en om en keek
.
en raakte toen totaal van streek.
Daar heb je t nou, ik dacht het wel,
er is een andere vrouw in t spel!
Mijn man, hij heeft geen hart in het lijf
HOE HOUDT HIJ VAN ZON LELIJK WIJF!