Toen ik net langgerekt lag te slapen met vier poten
omhoog droomde ik van een touwladder, die tot de hemel reikte.
Ik moest even goed kijken om erop te komen en naar
boven te gaan. Net toen ik dat wilde proberen werd ik klaarwakker.
Maar goed ook, bedacht ik, want zo veilig kan die
rit naar de wolken niet zijn.
Er kan tegenwoordig alles naar beneden komen
vallen.
Poep van ganzen, die vliegend griepen, explosieven
vanuit spinnen, stikstof van alles wat teveel is. Voor je het weet krijg je ook
nog een raket op je kop.
Ben je dan eindelijk bij de poort naar de hemel
aangeland dan kan Poetin daar zijn witte kantoor inmiddels hebben gevestigd. Hij
schijnt die overal te hebben.
De kleur is vast niet voor niets zo
gekozen.
Op de vliegtuigtrap er naar toe kun je ook nog
Trump tegen komen. Die houdt alleen van één kalkoen per jaar en zeker niet van
honden.
Wat zou het fijn zijn, als ik die twee
verkeerde baksels eens flink door elkaar zou kunnen schudden.
Als ik goed schud en de touwladder gaat
zwiepen vallen ze misschien recht in de verse molshoop van
vanochtend.
Even goed stampen en nooit meer naar kijken, ook al
experimenteer je met processen van ontbinding in Dordrecht. Geen enkel risico
nemen. De aarde dekt het feilen wel toe.
Op het terrein hier hebben we een
laantje, dat altijd over rozen gaat.
In
plaats van rozen bloeien er nu besjes. Met een beetje zon er op is dat ook
hemels.
De formatie is met die Bontenbal ook
half hemels. Het andere halve beleid ligt echter nog bedekt in de bladerhopen,
denk ik.
Het is dus nu pappen en vooral nat
houden. Ik til mijn poot er graag voor op.
Soms denk ik, dat we in de herfst van
het leven zitten en dat de hemel op aarde nooit meer open gaat.
Ik heb mijn noodpakket, de bal, maar weer
opgegraven.
Kan ik hem straks geven aan een nog onbekend,
nieuw, veelbelovend maatje, hoop ik, dat hier de hemelpoort door zal komen.
In ieder geval heeft hij daarvoor geen touwladder
nodig.