Het lijkt zo vanzelfsprekend: een kind dat zich veilig en
vertrouwd voelt bij zijn ouders. Maar een goede hechting lukt niet altijd.
Alicia was nog maar een maand of acht, toen moeder Jolanda zich zorgen
begon te maken. ,,Ik dacht: er is iets met dit kind. Ze kroop door het hele
huis, maar speelde nergens mee. Ze claimde, maar hield niet van knuffelen. Ze
observeerde me op een manier die ik nooit had gezien bij kinderen.
STERK onderzoekt hoe het gaat met kinderen van ouders met een angst- of stemmingsstoornis
STERK onderzoekt hoe het gaat met kinderen van ouders met een angst- of stemmingsstoornis. Deze kinderen lijken een verhoogd risico te hebben op psychische klachten. Hierbij spelen veel factoren een rol, zoals erfelijkheid en omgevingsfactoren. Sommige kinderen ontwikkelen wel klachten, andere kinderen niet. STERK staat voor "Screening & Training: Enhancing Resilience in Kids".
Het STERK Onderzoek vindt plaats in drie regios, te weten Leiden, Friesland en Groningen. Promovenda op het onderzoek is Helma Festen (Rijksuniversiteit Groningen). Projectleider is Maaike Nauta, GZ-psycholoog en gedragstherapeut (Accare Groningen). De projectmedewerkers in Leiden en Friesland zijn achtereenvolgens Catrien Reichart (Curium Leiden) en Sybolt Okke de Vries (GGZ Friesland). In elke regio is tevens een onderzoeksmedewerker werkzaam, die verantwoordelijk is voor de werving van deelnemers en de uitvoering van de verschillende meetmomenten. In Leiden is dit Sophie Esselink, in Friesland Renee Stelwagen en in Groningen Michelle van der Laan. Contact
Het
ontwikkelen van een gehechtheidrelatie met een gehechtheidfiguur is een
normatief gegeven, dat evolutionair gezien onderdeel is van het menselijk
gedragspatroon. Praktisch iedereen ontwikkelt een gehechtheidrelatie en zoek troost
bij de gehechtheidfiguur in stressvolle situaties.
Bowlby probeerde de intense
verontrustende onlustgevoelens van kinderen, die gescheiden werden van hun
ouders, te begrijpen. Deze kinderen gingen buitengewoon gedrag vertonen
(roepen, schreeuwen, vastklampen, razend zoeken,..) om ofwel scheiding met de
ouders te vertonen, of om opnieuw in hun nabijheid te komen. Hij concludeerde
dat dit gehechtheidgedrag een aangepaste reactie was op scheiding van een
primaire hechtingsfiguur d.w.z. iemand die ondersteuning geeft, en bescherming
en zorg. In verband met gehechtheid is de volgende vraag fundamenteel: is de
gehechtheidfiguur nabij, bereikbaar en aandachtig? Als het kind het antwoord
ervaart als ja, dan zal het zich bemind voelen, zeker, vertrouwend, en zal
gedragsmatig, de neiging hebben om zijn omgeving te verkennen, met anderen te
spelen en sociaal te zijn. Als het kind het antwoord ervaart als neen, dan
ervaart het angst, en zal gedragsmatig, gehechtheidgedragingen vertonen die
gaan van eenvoudig visueel zoeken aan de ene kant tot actief volgen en vocaal
signaleren aan de andere kant. Dit gedrag blijft duren tot het kind een
wenselijk niveau van fysieke of psychologische nabijheid tot een
gehechtheidfiguur bewerkstelligd ziet, of totdat het kind uitgeput geraakt in
de context van een verlengde scheiding of verlies. In zulke gevallen van
hulpeloosheid, zegt Bowlby, ervaart het kind wanhoop en depressie.
Gehechtheid wordt gedefinieerd als een intern werkmodel, een verzameling
bewuste en onbewuste regels om informatie over gehechtheidervaringen en ideeën
over gehechtheid te organiseren.
Individuele verschillen in gehechtheidpatronen bij
kinderen
Mary
Ainsworth ontwikkelde een methode waarmee ze de individuele verschillen in de
reacties van de kinderen kon vaststellen. In de Vreemde Situatie procedure
werden ouders en kinderen systematisch gescheiden en terug verenigd.
De meeste kinderen (60%) reageerden volgens de normatieve theorie van Bowlby.
De meeste waren ontdaan wanneer de ouder de kamer verliet, maar, wanneer hij of
zij terugkeerde, zochten ze actief de nabijheid van de ouder, waren gemakkelijk
te troosten en gingen vervolgens weer tot exploratie over. Dit gedragspatroon
noemde ze veilig gehecht (secure attachment).
Andere kinderen (20% of minder) voelden zich initieel niet op hun gemak, en na
de scheiding reageerden ze extreem verontrust. Belangrijk daarbij is, dat ze
als ze terug herenigd werden met hun ouders, ze moeilijk waren te kalmeren en
ze vertoonden dikwijls conflicterende gedragingen (ambivalent gedrag), die
suggereerden dat ze wilden getroost worden, maar dat ze ook de ouder wensten te
straffen voor het verlaten van de kamer. Ze klampten zich vast aan de moeder,
gingen boos of juist passief reageren en kwamen niet meer tot exploratie. Deze
kinderen noemde men angstig ambivalent gehecht (anxious ambivalent)
Het derde gedragspatroon werd vermijdend (avoidant). genoemd. De kinderen
schijnen niet verontrust te zijn door de scheiding, en bij de hereniging,
vermijden ze actief het contact zoeken met de ouder, waarbij ze hun aandacht
richten op het speelgoed.
Deze individuele verschillen zijn verbonden met kind ouder interacties thuis
gedurende het eerste levensjaar. Veilig gehechte kinderen hadden meestal ouders
die reageerden op hun behoeften. De andere twee types hadden dikwijls ouders
die ongevoelig waren voor hun behoeften, of inconsistent of afwijzend in de
zorg die ze gaven.
De overeenkomst in gehechtheidclassificatie van een moeder en die van haar kind
is 75% op het niveau van de splitsing veilige - onveilige gehechtheid. De
sensitieve responsiviteit van de ouder bleek een deel van de intergenerationele
overdracht te bepalen Hechtingsstijlen zitten dus ook in de familie
Later werd een vierde categorie toegevoegd. Gedrag van kinderen dat niet goed
paste in de drie voorheen beschreven profielen. Dit gedrag wordt onveilig
gedesorganiseerd gehecht genoemd. Deze vierde categorie is predictief voor
latere gedragsproblemen bij kleuters en tijdens de lagere schoolleeftijd en voor
psychopathologie bij adolescenten.
Samenvattend kunnen we veilige gehechtheid of nabijheid omschrijven als een
duurzame verbondenheid, waarbij de ander beschikbaar is voor het kind en zo
zijn veiligheid garandeert. Beschikbaarheid is een gehechtheidfactor,
beschikbaarheid is ook het gericht zijn op de ander. In de ouder - kind relatie
betekent het dat ouders gericht zijn op wat dit kind nodig heeft. Dat uit zich
in het zien van de behoefte van het kind op velerlei terreinen op sensitiviteit
in de relatie met het kind.
ICD-10 Reactieve en ontremde hechtingsstoornis op
kinderleefijd.
De artikelen F94.1 (reactieve hechtingsstoornis) en F94.2 (ontremde
hechtingsstoornis) zijn met schriftelijke toestemming overgenomen.
ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen,
Klinische beschrijvingen en diagnostische richtlijnen.
Eindredactie Nederlandse vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
prof. Dr. M.W. Hengeveld - ISBN 9026513305 - Uitg. SWETS & ZEITLINGER B.V.
F94.1 Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Deze stoornis, die optreedt bij jonge kinderen, wordt gekenmerkt door blijvende
afwijkingen in het patroon van sociale betrekkingen van het kind die samengaan
met emotionele stoornissen en die ontstaan als reactie op veranderingen in zijn
omstandigheden. Angst en overmatige waakzaamheid die niet reageren op troosten
zijn kenmerkend, gebrekkige sociale relaties met leeftijdgenoten zijn typerend,
agressie jegens zichzelf en anderen komt zeer vaak voor, verdriet is
gebruikelijk, en in sommige gevallen treedt groeiachterstand op. Het syndroom
ontstaat waarschijnlijk als gevolg van ernstige ouderlijke verwaarlozing of
mishandeling. Het ontstaan van dit gedragspatroon wordt algemeen erkend en
geaccepteerd, maar er blijft onzekerheid bestaan met betrekking tot de
diagnostische criteria, de grenzen van het syndroom, en de vraag of het
syndroom een valide nosologische entiteit vormt. De categorie is hier echter
toch opgenomen, omdat het syndroom belangrijk is voor de gezondheidszorg, omdat
er geen twijfel bestaat over haar bestaan, en omdat de gedragspatronen
duidelijk niet passen bij de criteria van andere diagnostische categorieën.
Diagnostische richtlijnen
Het essentiële kenmerk is een afwijkend patroon van betrekkingen met
verzorgers, dat is ontstaan voor de leeftijd van 5 jaar, waarbij sprake is van
aanpassingsproblemen die gewoonlijk niet gezien worden bij normale kinderen, en
dat aanhoudend is, maar toch reageert op voldoende duidelijke veranderingen in
de opvoeding.
Jonge kinderen met dit syndroom vertonen sterk tegen strijdige of ambivalente
sociale reacties, die het meest duidelijk kunnen zijn bij het nemen van
afscheid of bij herenigingen. Het jonge kind kan toenadering zoeken met een
afgewende blik, duidelijk wegstaren terwijl het wordt vastgehouden, of op
verzorgers reageren met een mengsel van toenadering en vermijding, en verzet
tegen laten troosten. De emotionele stoornis kan duidelijk zijn door een
klaarblijkelijk verdriet, een gebrek aan emotionele reactiviteit,
teruggetrokken reacties op hun eigen of andermans verdriet. In sommige gevallen
komen vreesachtigheid en hypervigilantie (soms beschreven als bevroren
waakzaamheid) voor die niet verdwijnen na troosten. In de meeste gevallen
tonen de kinderen belangstelling voor de sociale interactie met
leeftijdgenoten, maar het sociale spel wordt belemmerd door negatieve
emotionele reacties. De hechtingsstoornis kan ook samengaan met groeistoornis
of groeiachterstand (wat gecodeerd dient te worden met behulp van de geëigende
somatische categorie (R62)).
Veel normale kinderen vertonen onzekerheid in het patroon van hun selectieve
hechting aan de ene of ander ouder, maar dit dient niet verward te worden met
de reactieve hechtingsstoornis die hier in verschillende, cruciale opzichten
van verschilt. De stoornis wordt gekenmerkt door een afwijkende vorm van
onzekerheid die aan het licht treedt door opvallende tegenstrijdige sociale
reacties die gewoonlijk niet aangetroffen worden bij normale kinderen. De
afwijkende reacties strekken zich uit over verschillende sociale situaties en
zijn niet beperkt tot een tweezijdige relatie met een bepaalde verzorger; de
reactie op troosten is gebrekkig; en er is sprake van een samengaande
emotionele stoornis in de vorm van apathie, verdriet, of vreesachtigheid.
Deze toestand kan aan de hand van vijf belangrijke kenmerken onderscheiden
worden van pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In de eerste plaats hebben
kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een normaal vermogen tot sociale
wederkerigheid en reactiviteit, terwijl kinderen met een pervasieve
ontwikkelingsstoornis dat niet hebben. In de tweede plaats is het afwijkende
patroon van sociaal reageren bij een reactieve hechtingsstoornis aanvankelijk
een algemeen kenmerk van het gedrag van het kind in een verscheidenheid van
situaties, maar dit vermindert in een belangrijke mate indien het kind in een
normale opvoedingssituatie wordt geplaatst, met een blijvende en goed op het
kind reagerende verzorging. Dit treedt niet op bij pervasieve
ontwikkelingsstoornissen. Ten derde kunnen kinderen met een reactieve
hechtingsstoornis een achtergebleven taalontwikkeling vertonen (van het type
dat beschreven is onder F80.1), maar zij vertonen niet de afwijkende kwaliteit
van de communicatie die karakteristiek is voor autisme. In de vierde plaats gaat een reactieve hechtingsstoornis
in tegenstelling tot autisme niet samen met aanhoudende en ernstige
cognitieve gebreken, die niet goed merkbaar reageren op verandering in de
omgeving. Ten vijfde zijn voortdurend beperkte, zich herhalende en stereotiepe
gedragspatronen, interesses en bezigheden geen kenmerk van een reactieve
hechtingsstoornis.
Reactieve hechtingsstoornissen ontstaan bijna altijd in samenhang met een
ernstige tekortschietende verzorging van het kind. Dit kan in de vorm zijn van
psychische mishandeling of verwaarlozing (zoals blijkt uit hardvochtig
straffen, een aanhoudend falen om in te gaan op de toenaderingspogingen van het
kind, of duidelijke onbekwame ouderlijke zorg), of van lichamelijke
mishandeling en verwaarlozing (zoals blijkt uit de aanhoudende veronachtzaming
van de basale lichamelijke behoeften van het kind, herhaaldelijke opzettelijke
verwonding, of tekortschietende voedselvoorziening). Omdat er niet genoeg
bekend is in hoeverre tekortschietende verzorging van het kind en de stoornis
samenhangen, is de aanwezigheid van een verstoorde omgeving en ellende en
gebrek geen vereiste voor de diagnose. Het stellen van de diagnose in de
afwezigheid van bewijs voor mishandeling of verwaarlozing dient echter
voorzichtig te gebeuren. Andersom dient de diagnose niet automatisch gesteld te
worden bij aanwezigheid van mishandeling en verwaarlozing: niet alle
mishandelde of verwaarloosde kinderen vertonen deze stoornis.
F94.2 Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Een bepaald patroon van abnormaal sociaal functioneren dat ontstaat tijdens de
eerste vijf levensjaren en dat, nadat het eenmaal is ontstaan, blijvend neigt
te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden. Rond de
leeftijd van twee jaar komt dit doorgaans tot uitdrukking in het zich
vastklampen en diffuus, niet selectief gericht hechtingsgedrag. Op de leeftijd
van vier jaar is het diffuse hechtingsgedrag nog steeds aanwezig, maar het
vastklampen zal in het algemeen vervangen zijn door aandacht vragen
ongenuanceerde vriendelijkheid. In de middelste en latere kindertijd kunnen
betrokkenen al dan niet selectieve hechtingen hebben ontwikkeld, maar het
vragen om aandacht houdt vaak aan, slechte aanpassing in de omgang met
leeftijdgenoten is gebruikelijk; en afhankelijk van de omstandigheden kan er
ook sprake zijn van emotionele stoornissen of gedragsstoornissen. Dit syndroom
is het duidelijkst aangetoond bij kinderen die van jongs af aan in instellingen
zijn opgevoed, maar treedt ook op in andere situaties; aangenomen wordt dat het
gedeeltelijk teweeggebracht wordt door het voortdurend ontbreken van
gelegenheid tot selectieve hechting als een gevolg van de zeer regelmatige
veranderingen van verzorgers. De conceptuele eenheid van het syndroom bestaat
uit een vroeg begin van diffuus hechtingsgedrag, blijvende slechte sociale
interacties en een ontbreken van specificiteit in situaties waarin het
optreedt.
Diagnostische richtlijnen
De diagnose dient gebaseerd te zijn op bewijs dat het kind een ongewone mate
van diffuusheid vertoont bij de selectieve hechting in de eerste vijf jaar en
dat deze samengaat met aanklampend gedrag in de eerste levensjaren en/of
ongenuanceerd vriendelijk en aandachtzoekend gedrag in de vroeg of middelste
kindertijd. Doorgaans bestaan er moeilijkheden bij het aangaan van hechte,
vertrouwde relaties met leeftijdgenoten. Er kan al dan niet sprake zijn van
samengaande emotionele stoornissen en gedragsstoornissen (dit is gedeeltelijk
afhankelijk van de huidige omstandigheden waarin het kind verkeert). In de
meeste gevallen zal er een duidelijke voorgeschiedenis zijn waarbij de
opvoeding van het kind in de eerste jaren gekenmerkt werd door een opvallend
gebrek aan continuïteit in de verzorgers of door talrijke veranderingen in
gezinsplaatsing (zoals bij plaatsing in steeds andere pleeggezinnen).
ICD-10
De tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10) is de
internationale standaard voor het classificeren van ziekten, gebreken en andere
gezondheidsproblemen, ontwilleld door de World Health Organization. Dit boek is
de Nederlandse vertaling van een uitgebreide handleiding bij hoofdstuk V van de
ICD-10 en bevat een classificatie van meer dan 300 psychische stoornissen en
gedragsstoornissen. Het is bedoeld voor de algemene klinische praktijk, het
onderwijs en de hulpverlening. Voor iedere stoornis worden de belangrijkste
klinische symptomen beschreven, aangevuld met enkele minder specifieke
kenmerken. Daarna volgen de diagnostische richtlijnen die een indruk geven van
het aantal en de ernst van de symptomen, nodig voor een betrouwbare diagnose.
Bij veel stoornissen wordt tevens kort ingegaan op de verschillen met andere,
gelijksoortige stoornissen. Het boek bevat een uitgebreide alfabetische index
en een bijlage met andere stoornissen uit de ICD-10, die vaak met een
psychische en gedragsstoornissen worden geassocieerd.
Dank zij de grote hoeveelheid internationaal onderzoek die aan deze publicaties
vooraf is gegaan, vormt dit boek een goede afspiegeling van de opvattingen van
de meeste tradities en scholen in de psychiatrie.
Deze vertaling is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende
instanties: de World Health Organization (WHO), de Vaste Commissie voor
Classificatie en Definities (WCC), de Nederlandse Werkgroep Classificatie en
Documentatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (eindredactie).
Infant Mental Health Sociaal-emotionele provlematiek bij risicobaby's
Benoeming bijzonder hoogleraar Infant Mental Health donderdag, 14 april 2011 07:00
De Universiteit van Tilburg benoemde onlangs Dimence medewerker dr. Hedwig van Bakel tot bijzonder hoogleraar Infant Mental Health. De leerstoel is ingesteld door Dimence voor een periode van vijf jaar. Van Bakel gaat onderzoek doen naar sociaal-emotionele problematiek bij risicobabys, peuters en hun ouders en wil goede diagnostische en behandelmethoden voor deze doelgroep ontwikkelen.
Het aantal centra dat zich richt op de hulpverlening en zorg aan risicobabys en peuters met sociaal-emotionele problematiek groeit. Maar zowel in onderzoek als in het onderwijs gebeurt nog te weinig met deze problematiek. Daarom wil Dimence met de leerstoel meer kennis opdoen over de hulpverlening aan deze kinderen en hun ouders.
Van Bakel: Met deze leerstoel wordt de kennis over de optimale hulpverlening en zorg aan deze doelgroepen bevorderd en verbeterd. Mijn onderzoek richt zich onder meer op de vroege screening en preventie van problematische situaties (al tijdens de zwangerschap). In samenwerking met ziekenhuizen en ggz-instellingen ga ik nieuwe diagnostische en behandelmethoden ontwikkelen en verbeteren voor babys en jonge kinderen.
Orthopedagoge en neuropsychologe Van Bakel werd per 1 maart 2011 bij Dimence aangesteld als hoofd van het Centrum Infant Mental Health. In deze functie is zij verantwoordelijk voor het bevorderen van kennis over de zorg en behandeling aan babys, zeer jonge kinderen en hun ouders en voor expertise en wetenschappelijk onderzoek op dit gebied.
Bron: psy=me.nl De bijdragen op Psy=me vallen buiten de journalistieke verantwoordelijkheid van de redactie van Psy.nl
De Regering wil in 2011 DOEN ALSOF Nederland de wetgeving aanpast aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zegt in 2006 dat zittingen achter gesloten deuren in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ook in zaken van familierecht en jeugdrecht. Gesloten deuren leiden vaak tot gebrek aan waarheidsvinding en blindelings volgen van de eis van de instanties. Dit schaadt de rechten van ouders en kinderen.
Medio maart 2011 start KOG een kaartenactie om de leden van de Tweede Kamer erop te wijzen dat de aanpassing van het wetsartikel (art. 308 Rv) die de Regering van plan is i.v.m. de zittingen achter gesloten deuren, niet goed genoeg is. Het voorstel zoals het er nu ligt, legt de beslissing over open of dichte deuren bij de rechter. Ons voorstel is: hoorzittingen zijn openbaar en als uitzondering kan de rechter anders besluiten. Als ouderorganisaties niet reageren, is de kans groot dat de deuren in de praktijk gesloten blijven. Wij roepen ouders op om Kamerleden onze kaart te sturen met de oproep: Familierechtzittingen moeten openbaar. Dit initiatief van KOG wordt ondersteund door LOGA, Ouders Zonder Omgang, St Misplaatst en De Knoop.
Vanaf nu kunt u de gratis kaarten bestellen bij het e-mailadres: kog @ upcmail.nl. Zet u a.u.b. duidelijk uw naam, adres, postcode en woonplaats in de mail. U krijgt meerdere kaarten, dus u kunt een kaart sturen naar meerdere Kamerleden. De Kamerleden in de commissie voor justitie zijn: http://www.tweedekamer.nl/kamerleden/commissies/vj/samenstelling.jsp
Genoemde prijzen zijn inclusief verzend kosten. U kunt de informatie online aanvragen door de onderstaande lijst in te vullen en via de verzendknop te verzenden.
Let op: want u ontvangt in uw mailbox een link om deze binnen 24 uur te bevestigen daarna wordt de lijst pas verzonden naar het mailadres van de Knoop. U kunt de gevraagde informatie betalen door middel van een eenmalige machtiging of via een eigen overschrijving en dan op rekening 62.47.31.154 t.n.v. De Knoop te Emmeloord, o.v.v. de bestelcode(s), uw volledige naam en adres.
Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
LET OP! Bestelling vanuit het buitenland binnen Europa kunt u wel online aanvragen maar dan zonder een machtiging u dient dit dan ook zelf over te maken en houd u er rekening mee dat extra portokosten bij komen: Verzending standard tot 250 gram 1,50 Verzending standard tot 500 gram 2,00 Verzending priority tot 250 gram 2,00 Verzending priority tot 500 gram 2,95 de verzending gaat op deze manier nog wel eens mis vandaar dat wij dit even met u willen overleggen. De informatie kan ook: aangetekend extra zeker worden verzonden alleen is dit kosten plaatje hoger. Wilt u voordat u de betaling gaat doen via uw bank eerst even met ons overleggen (dit kan per mail) op welke manier u de informatie per post vanuit het buitenland wilt ontvangen zodat wij met u kunnen afspreken wat dan de porto kosten worden voor uw bestelling. Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
LEIDEN - Twee van de tien subsidies die het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie (NIHC) toekent gaan naar onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). In totaal verdeelt het NIHC 5 miljoen euro.
Hersenonderzoeker prof. dr. Serge Rombouts krijgt de subsidie voor onderzoek naar biologische markers voor de ziekte van Alzheimer en twee andere vormen van dementie. In een vroeg stadium zijn deze ziektes moeilijk te herkennen. Rombouts hoopt met een nieuwe vorm van MRI in de hersenen al vroeg te kunnen zien of iemand dementie aan het ontwikkelen is.
Kinder en jeugdpsychiater Prof. dr. Robert Vermeiren, gaat beeldvormingstechnieken gebruiken om te kijken wat er in de hersenen misgaat bij agressieve gedragsstoornis en waarin deze stoornis verschilt van autistische stoornissen.
In welke mate mag ik mijn stiefkinderen 'opvoeden'?
In welke mate mag ik mijn stiefkinderen 'opvoeden'?
Mijn vriendin is weduwe met drie kinderen, en ze pikt het niet als ik zeg dat mee opvoeden niet hetzelfde is als waren het mijn eigen kinderen geweest.' De bekende kinder-en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens geeft tips over opvoeding.
Mijn vriendin is weduwe met 3 kinderen. Zelf ben ik ongewild kinderloos gebleven. De kinderen zien mij doodgraag, en ik hen ook, maar nu is er na vier jaar een serieuze kink in de kabel. Mijn vriendin pikt het namelijk niet als ik zeg dat deelnemen aan de opvoeding toch niet hetzelfde is als waren ze mijn eigen kinderen geweest. Ik voel mij nu ernstig op mijn ziel getrapt. Tot hoever kan en mag ik mij engageren zonder mezelf te verloochenen?
Moeder en kind, het is een apart duo. Negen maanden delen ze hetzelfde lijf. De baby die uit dat lijf geboren wordt, kan nadien niet zonder een voedster. Dat maakt een verschil met de man, die al die tijd wel op eigen benen verder kan. En een baby begroet je meestal met ogen van geluk, hij wil altijd bij je zijn en pruilt als je even weg wilt. Hoe je eruitziet, of je haar gedaan is, of je jurk leuk is: dat interesseert hem geen moer. Als je er maar bent. Dat maakt wel even een verschil met je man. Dat er een bijzondere band bestaat tussen moeder en kind, dat hoeft dus niet te verrassen. Om daar als man en vader je plek in te verwerven, is er iets nodig: liefde.
Jouw vriendin is weduwe, ze heeft haar man verloren en is alleen achtergebleven. Het leven heeft haar een pijnlijke les geleerd: je start met twee, maakt een keuze voor kinderen en onderweg moet je plots alleen verder. Dat slaat de deur dicht voor het noodzakelijke vertrouwen dat het je gegund is 'samen uit, samen thuis' te beleven. Nee, in de plaats komt er een waakvlammetje in haar hoofd dat haar er telkens aan zal herinneren: een man kan je verliezen en dan moet je door een bad van verdriet en moet je alles op je eentje doen. Ook al wil haar hart zich geven in een nieuwe relatie, dat alarmbelletje speelt haar parten. Ze leeft met haar kinderen alsof ze iedere dag erop voorbereid moet zijn het weer alleen te moeten doen. Dus is er voor jou geen plaats.
Die kinderen hebben vaak een cruciale rol gespeeld in de verwerking van de rouw. Ze hebben haar bij het leven gehouden, ze hebben haar getroost, ze hebben een doel aan de dag gegeven. Voor je vriendin jou leerde kennen, was er een tijd dat het alleen over haar en de kinderen ging. Opvoeden was haar alles. Dit opnieuw delen, is wat zij moet leren. Normaal nemen vader en moeder samen deel aan de geboorte (het ritueel waarbij ze samen het kind 'ontvangen') en vormen ze vanaf dan één opvoedteam. Zulk een ritueel ontbreekt tussen jullie en de kinderen uit haar eerste relatie. Soms loopt dat vloeiend, soms is een huwelijksritueel nodig om de overgang duidelijk te maken, soms moet het nieuwe paar de kinderen op een duidelijke manier de keuze tonen om voortaan samen ouders te willen zijn.
Je schrijft dat de kink in de kabel zich na vier jaar laat voelen. Moet je dan niet eerst stilstaan bij de vraag hoe het gesteld is met jullie liefde? Want als die minder knettert, word je gevoeliger voor wat tot dan minder goed liep. Dat een ouder een biologisch eigen kind toch wat liever ziet dan een stiefkind, wordt in heel wat relaties verzwegen, alsof het onfatsoenlijk zou zijn. 'Houden van' bestaat in vele varianten. En dat belet niet dat je beiden als nieuw ouderpaar voor alle kinderen het beste wilt en dat je een goed opvoedteam bent. Heb je er al eens aan gedacht dat de bemiddelaar die dit zou kunnen oplossen, wel eens de kinderen zouden kunnen zijn? Zodra ze tieners worden, hebben zij er ook voordeel bij dat hun mama loskomt, dat ze zich richt op een eigen leven en toekomst. Dat helpt de kinderen om zonder schuldgevoelens volwassen te worden. Misschien kunnen zij hun mama een duwtje geven, door haar aan te moedigen intensiever dingen samen te doen met jou. Dat sterkt jullie band, waardoor het opvoeden vanzelf mee in beeld komt. Breng sterker in de aandacht dat ze naast moeder ook partner is. Dat ze niet over jou moet moederen en je dus niet zoals een vierde broertje van de kinderen wilt meeluisteren. Als partner ga je voor het geheel. Wordt het hierdoor net duidelijker dat ze zulks echt niet wil, dan is een gesprek met de relatietherapeut hier meer op zijn plaats dan een opvoedadvies!
In 'De Opvoedcoach' gaat de bekende kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens wekelijks in op een lezersvraag over opvoeden. Hij is de auteur van verscheidene klassiekers over het opvoeden van kinderen.
Medewerkers van jeugdzorg wachten te lang met ingrijpen als er signalen zijn dat een kind is mishandeld. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid in een studie naar de aanpak van kindermishandeling die donderdag is gepubliceerd. Pieter van Vollenhoven is voorzitter van de raad.
Samenwerking
Volgens de onderzoekers zetten medewerkers van jeugdzorg te lang in op samenwerking met de ouders bij vermoedens van kindermishandeling. Daardoor komt de rol van de overheid, die volgens internationale verdragen verantwoordelijk is voor de veiligheid van kinderen, onvoldoende uit de verf.
Niet verplicht
Als jeugdzorg eenmaal zover is om actie te ondernemen, openbaart zich, volgens de raad, een ander probleem: beroepsgroepen als onderwijzers, maatschappelijk werkers en behandelaars uit de geestelijke gezondheidszorg zijn niet verplicht om mee te werken aan onderzoek naar de situatie binnen het gezin. Zij hebben immers kennis over de ouders dan wel de kinderen, die van belang kan zijn bij het bepalen van de risico's die een kind loopt. Ook als, in ernstige gevallen, een kind eenmaal onder toezicht van de staat is gesteld, zijn professionals rondom het kind nog steeds niet verplicht om informatie te verstrekken.
Relatie met ouders
De raad vindt dat jeugdzorgmedewerkers betere instrumenten moeten krijgen om hun werk te kunnen doen. Ze moeten zoveel mogelijk informatie over het kind en het gezin kunnen verzamelen, en minder afhankelijk worden van de relatie met de ouders. De richtlijnen waarmee het personeel van jeugdzorg werkt, dienen bovendien scherper te worden geformuleerd. Ook zou jeugdzorg meer deskundigen moeten inschakelen om forensisch-medisch onderzoek te doen naar de oorzaak van letsel als dat bij kinderen wordt aangetroffen.
Herhaling
Als kindermishandeling eenmaal is vastgesteld, moeten ouders worden begeleid om de kans op herhaling te verkleinen, bepleiten de onderzoekers. De Onderzoeksraad voor Veiligheid bestudeerde voor het onderzoek 27 gevallen van kindermishandeling die fataal of bijna fataal afliepen.
Opstelten nagelt blowende scholieren aan schandpaal
Opstelten nagelt blowende scholieren aan schandpaal
DEN HAAG - Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) wil de naam van leerlingen die drugs gebruiken bekendmaken bij ouders, leraren en medescholieren. Hij heeft geen moeite met het aan de schandpaal nagelen van blowende kinderen.
Uit een enquête in opdracht van De Telegraaf bleek eerder dat een meerderheid het plan steunt. Nu geeft ook de VVD-bewindsman aan er wel iets voor te voelen. "Jongeren die dingen verkeerd doen, moeten nadrukkelijk zichtbaar zijn", zegt hij. "Blowen is slecht, het hoort niet op school."
Een meldplicht voor scholen van betrapte blowers bij de politie, zoals een meerderheid van de ondervraagden wil, gaat de minister nog te ver. Het onder de pet houden van drugsmeldingen uit vrees voor reputatieschade werkt volgens Opstelten averechts. "Maar de reputatie van een school staat juist meer onder druk als dit soort zaken niet gemeld worden."
Opstelten verwacht ook dat ouders optreden tegen drugsgebruik onder scholieren. "Ouders moeten door scholen keihard worden aangesproken op drugsgebruik van hun kinderen, want het begint natuurlijk met ouders en jongeren zelf." (Novum)
ZWOLLE Leerlingen hebben soms andere motieven voor hun (wan)gedrag in de klas dan docenten denken.
Dat is een van de conclusies van een onderzoek van drs. Anneke Meester-van Laar dat vanmiddag in Zwolle gepresenteerd wordt. Zij doet dat tijdens een symposium over de waarden en normen van jongeren, georganiseerd door het lectoraat morele vorming van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Er worden twee boeken gepresenteerd: Jong. mores en sores van jongeren van nu en Dat doet deugd, een praktijkboek voor morele vorming voor leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Meester, werkzaam bij het lectoraat morele vorming, onderzocht wat jongeren beweegt. Leraren stellen zich deze vraag geregeld. Bijvoorbeeld wanneer zij worden geconfronteerd met onwenselijk of onbegrijpelijk gedrag, maar ook vanuit oprechte interesse in de leefwereld van jongeren: wat vinden die belangrijk en hoe vertalen ze dat naar hun alledaagse gedrag?
De onderzoekster analyseerde het afgelopen jaar verzamelde dagboekberichten en nam diepte-interviews af bij 130 leerlingen van de gereformeerd vrijgemaakte Greijdanus Scholengemeenschap in Zwolle, het vrijgemaakte Gomarus College in Groningen en het protestants-christelijke Nuborgh College in Elburg. http://www.refdag.nl/achtergrond/onderwijs/motief_achter_wangedrag_leerling_ontrafeld_1_517720
AMSTERDAM - Jongeren die aan het 'begin van een criminele carrière staan', moeten verplicht onderwijs volgen in een gesloten inrichting. Zonder diploma komen ze niet op vrije voeten. Dat stelt de PvdA vandaag voor onder de noemer 'terbeschikkingstelling aan het onderwijs', de zogeheten tbo.
Kamerlid Ahmed Marcouch hoopt hiermee 'de uitzichtloze cyclus' te doorbreken. 'Die van gevangenis in, gevangenis uit, gevangenis in.' Een (cel)straf alleen is voor een grote groep jeugdige criminelen onvoldoende, meent hij. Vandaar zijn plan voor de tbo, naar idee van de al bestaande tbs (terbeschikkingstelling).
Tbo Naast een celstraf moeten rechters ook de maatregel tbo kunnen opleggen, volgens Marcouch. Die maatregel houdt in: een toereikende startkwalificatie (havo, vwo of minstens mbo niveau 2). Of het halen van een getuigschrift voor een praktijkopleiding. Van tevoren moet worden bekeken welke opleiding de jeugddelinquent aankan, gelet op zijn IQ.
Afgelopen jaren zijn vele initiatieven genomen (sommigen zijn al verdwenen) om jeugdige veelplegers en overlastgevers aan te pakken: van (her)opvoedingskampen tot opvang na de celstraf. Volgens Marcouch worden hiermee de echt ongemotiveerde jongeren niet bereikt. 'Die moeten uit hun milieu worden gehaald.'
Datzelfde geldt, zegt hij, voor de kwalificatieplicht: jongeren tot 18 jaar moeten onderwijs volgen. 'Mooi, maar in feite een antispijbelmaatregel.' De groep waarop Marcouch doelt, wordt er niet mee bereikt. 'Zelfs niet als je ouders de kinderbijslag afpakt.' Ook wordt aan jongeren jeugd-tbs opgelegd, veelal vanwege een gedragsstoornis. 'Vaak krijgen die geen onderwijs, maar gedragstherapie.' Marcouch wijst erop dat criminele jeugd intelligenter is dan wordt aangenomen. 'Alleen gebruiken ze het verkeerd. Tbo betekent intensief onderwijs. Meer kans op een normale baan.' Als de jonge tbo'er snel een opleiding afrond, komt hij ook snel vrij.
Recidive Volgens de recentste cijfers (van 1997 tot 2006) van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum recidiveerde 60 procent van de gemiddeld 1.450 jongeren die in die periode jaarlijks een celstraf kregen. Van de 15 duizend jongeren die een taakstraf kregen, ging 42 procent weer in de fout. In de politiek wordt al jaren geroepen om een hardere aanpak van draaideurcrimineeltjes. In 2007 stelde de Algemene Rekenkamer dat jeugdinrichtingen er nauwelijks in slagen criminele jongeren op te voeden. Van een op de twee vrijgelaten jongeren ontbrak ieder spoor. Voor de 250 duizend euro die een criminele jongere jaarlijks kost, leveren de instellingen 'een mager en kostbaar resultaat', aldus de rekenkamer.
Vandaag wordt in het parlement de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie besproken. Minister Ivo Opstelten en staatssecretaris Fred Teeven zullen alle plannen ontvouwen die Nederland veiliger moeten maken.
Omarmen Marcouch hoopt dat de bewindspersonen zijn idee omarmen. 'Jeugdige criminelen zetten nu hun criminele loopbaan voort. Dat levert een groot verlies op: voor de jongere zelf, voor de slachtoffers en voor de staatskas die moet zorgen voor dure behandeling, opvang en celstraffen.'
Onlangs besloot Teeven zes van de zeventien jeugdgevangenissen te sluiten omdat de helft leegstaat. Volgens de PvdA'er kunnen die zes gebouwen worden omgevormd tot tbo-instelling.
NIJMEGEN - Angst en depressie zijn een veel groter probleem onder jongeren dan tot voor kort bekend was. Uit onderzoek blijkt dat 37.000 jongeren van 12 jaar en ouder aan een depressie lijdt. Van de jongeren onder de 18 jaar heeft 15 procent wel eens een depressieve periode meegemaakt.
Die cijfers komen naar voren op het symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek, dat de Radboud Universiteit in Nijmegen voor de 27e keer organiseert. Een depressie of klachten die daarop lijken kan de schoolcarrière van jongeren ernstig beïnvloeden. Niet zelden blijkt dat agressieve of criminele jongeren ook aan angst of depressie lijden. De maatschappelijke kosten van deze problemen zijn dan ook veel hoger dan tot nu toe werd aangenomen, aldus de organisatie van het symposium.
Wetenschappers presenteren in Nijmegen onder meer resultaten van nieuwe behandelingen voor jongeren, zoals via nieuwe media. Ook het populaire mindfullness, een manier van denken, komt aan de orde. Donderdagmiddag is bestemd voor studenten; vrijdag is het de beurt aan 350 wetenschappers van onder meer het Trimbos Instituut en academisch instituut voor jeudgpsychiatrie De Bascule. (ANP/BVDL)
Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties: inzichten uit gehechtheidsonderzoek
Prof.dr. Femmie Juffer, hoogleraar Adoptie bij het Centrum voor Gezinsstudie en mede-oprichter van ADOC Adoptie Driehoek OnderzoeksCentrum (Universiteit Leiden), schreef een Research Memorandum over het belang van vroege gehechtheidsrelaties. Geschreven voor kinderrechters, maar ook relevant voor werkers in de jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdgezondheidszorg. Titel: "Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties. Inzichten uit gehechtheidsonderzoek". uitgebracht voor de Raad voor de Rechtspraak. Lees meer over gehechtheid en de relevantie voor interventies en beslissingen.
Kinderrechters nemen beslissingen die verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor kinderen en hun ouders zoals het wel of niet uithuisplaatsen van een kind, of het toewijzen van een kind aan een van de ouders. Zij baseren hun oordeel mede op rapportages die zijn opgesteld door medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg of andere instanties.
De in het onderzoek bijeengebrachte informatie ondersteunt kinderrechters bij hun inschatting van de opvoedingsproblematiek en helpt hen bij de beoordeling van de deskundigenadviezen. Het rapport laat zien hoe bepalend de kwaliteit van de interactie tussen de opvoeder en jonge kinderen, al vanaf hun geboorte, is voor de kwaliteit van de gehechtheid. Een veilige gehechtheidsrelatie geldt als een beschermende factor voor de verdere ontwikkeling van het kind.
Misverstand Met nadruk waarschuwt de auteur voor het nogal wijdverbreide misverstand dat niet veilig gehechte jonge kinderen geen baat meer zouden hebben aan correctieve interventies op latere leeftijd. Het is daarom dat zij uitgebreid aandacht besteed aan populaire valkuilen en concrete aanbevelingen formuleert. Centraal daarbij staat de notie: sensitief ouderschap. Het is voor de rechters van belang daarop hun focus te richten bij hun poging om de ouder-kind relatie te verbeteren.
Download Download het rapport via deze LINK (pdf, 1835 kb)
De professionele homepage van Femmie Juffer is te vinden onder deze LINK
Waarom zwangerschapsbegeleiding? Elke vrouw die een kind heeft gebaard zal zich de zwangerschap herinneren als een periode van fysieke, sociale én emotionele verandering. Zwangerschap is een natuurlijk proces en dit proces kan in principe zonder al te veel problemen doorgemaakt worden. Maar het kan ook anders verlopen: aanstaande moeders kunnen met verrassende ervaringen geconfronteerd worden. Zo kunnen er storende emoties de kop opsteken: onzekerheid, twijfels, verdriet, woede, verlatenheid. Een zwangerschap kan angst oproepen: om de gezondheid van het kind, om de oudertaak die te wachten staat, om de partnerrelatie. Ook onbestemde angsten kunnen naar boven komen.
De emoties van de moeder. Zwanger-zijn is een emotioneel gebeuren.Zowel uit vakliteratuur als uit ervaringen in onze praktijk blijkt, dat sterke emoties in de zwangerschap een onbewuste achtergrond hebben. Het zijn oude emoties die door de zwangerschap geactiveerd worden. Ze kunnen verband houden met de eigen kindertijd, met de relatie van de zwangere vrouw met haar eigen moeder, ja zelfs met de eigen geboorte- en prenatale ervaringen. Dit kan de zwangere vrouw kwetsbaar maken.
De band met de baby. Een foetus leeft niet alleen in het lichaam van zijn moeder; hij is ook sterk verbonden met haar psyché. Reeds vóór de geboorte zoekt de baby naar een hechte band met zijn moeder. Deze band is voor hem van levensbelang. Helaas kan de relatie met zijn moeder verstoord geraken, als er te veel (onbewuste) emoties of stress van zijn moeder in zijn wereld terecht komen. Een foetus is daar heel gevoelig voor. Zijn moeder kan een veilige bonding' geven door zichzelf te zuiveren' van haar onbewuste emoties, door stress te vermijden of te ontladen, en dicht bij haar eigen gevoelens te komen.
Waaraan wordt gewerkt? De zwangerschapsbegeleiding die wij aanbieden richt zich vooral op de emotionele en relationele aspecten van de zwangerschap. Zij omvat de volgende aandachtspunten: het verhelderen van de veranderingen in het psychische leven van de vrouw, het eventueel bewust maken van haar eigen onverwerkte ervaringen, de versterking van de relatie tussen de vrouw en haar prenatale kind, én het bespreekbaar maken van de veranderingen in de partnerrelatie.
In 2010 is er ook een Week van de JeugdZorg. Dit keer met het thema: Luister!
12 november 2010
Jeugdzorg is niet raar. Jeugdzorg is een voorziening waar je gewoon gebruik van kunt maken, net als bijvoorbeeld een huisarts. Als je in de jeugdzorg zit, ben je ook niet raar. Jongeren in de jeugdzorg leiden eigenlijk een gewoon leven, ze gaan naar school, sporten of spelen in een bandje. Ze hebben geen sticker op hun voorhoofd waarop staat: ik zit in de jeugdzorg. Medewerkers van de jeugdzorg zorgen er voor dat de kinderen een zo goed en gewoon mogelijk leven hebben. En toch is jeugdzorg ook weer niet gewoon, want jeugdzorg maakt het verschil voor de jongeren die er gebruik van maken..
Er wordt veel over jeugdzorg gepubliceerd. Bijna allemaal verhalen die gaan over beleid, wijzigingen, financiering, wachtlijsten en incidenten. Tijdens de Week van de Jeugdzorg kun je de verhalen van de jongeren en de medewerkers uit de jeugdzorg zelf horen. Zij kunnen als geen ander vertellen hoe het is om gebruik te maken van jeugdzorg en hoe dat kan helpen om weer normaal door het leven te gaan. Hun verhalen vertellen vaak meer dan alle rapporten bij elkaar. Luister!
Hechtingsstoornis is een psychologische koepelterm (niet te verwarren met de specifieke reactieve hechtingsstoornis). De theorie houdt onder andere in dat men het hechtend vermogen van een kind met therapie kan herstellen als dit niet of onvolledig tot ontwikkeling is gekomen. Hierbij brengt men verschillende ontwikkelingsstoornissen, gedragspatronen of persoonlijkheidsstoornissen onder één noemer:
Asociaal gedrag tijdens de kindertijd (inclusief baby- en peutertijd):
Intimidatie, gewelddadig en agressief gedrag, geringe bekwaamheid om te leren uit een ervaring (zoals straf, begrenzing).
Het kind kan een sadistische en sociaal vernietigende intentie vertonen en pijnigt andere kinderen of dieren, heeft geen echte schaamte, schuldgevoelens en spijt en legt bij een confrontatie de schuld bij de anderen.
Deze kinderen zullen vaker een anti-sociale persoonlijkheid(sstoornis) ontwikkelen
Oppervlakkig hechtingsgedrag
Is onbekwaam om het verschil te ervaren tussen vertrouwde personen en onbekenden, is dikwijls aanhankelijk (plakbandgevoel), vertoont onvolwassen hechtingsgedrag dat niet evolueert.
Korte en oppervlakkige relationele patronen.
Angstig hechtingsgedrag Te denken valt aan separatieangststoornis
Omvang Afhankelijk van de betreffende cultuur lijden 5% van alle kinderen aan een ernstige hechtingsstoornis en 15% had te maken met een vroegere verwaarlozing die minder ernstige symptomen veroorzaakte, een onzeker hechtingsproces dat zich veruiterlijkte in tekenen van afhankelijkheid, gebrek aan zelfwaardering en nieuwsgierigheid, twijfel en angst voor normale activiteiten voor kinderen zoals spelen, vechten en vrolijk, spontaan sociaal gedrag.
Op woensdag 17 november spelen Lara Bellis en Mathieu Pater van Muziek & Therapie de voorstelling 'Altijd hetzelfde, daar houd ik van' in Theater De Kamers. Het is een voorstelling over hoe een autist communiceert met de wereld om hem heen. De voorstelling is geschikt voor alle mensen die werken of leven met kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS). Centraal staat de positieve invloed die muziek heeft op het welbevinden van mensen met autisme. De voorstelling begint om 20.15 uur.
De 16 jarige Sjoerd is autistisch. Hij houdt niet van onverwachte harde geluiden, maar wel van Knex, auto's, tante Juliëtte en zijn moeder. Sjoerd vindt het fijn als de dagelijkse dingen altijd hetzelfde gaan. Omdat dit niet altijd mogelijk is, loopt het contact met de mensen om hem heen moeizaam. Hoe moet Sjoerd met al die 'rare' mensen omgaan en hoe doen die mensen dat met hem?
Sjoerd houdt er ook niet van om nieuwe dingen te proberen, maar als er op een doordeweekse dag zomaar ineens een groot zwart ding in de woonkamer staat, wekt dat uiteindelijk toch zijn belangstelling. Wie had kunnen bedenken dat dat onbekende ding zoveel gevolgen zou hebben voor iedereen...
Datum: woensdag 17 november; Locatie: De Kamers, Wezeperberg 1, Amersfoort (Vathorst); Tijd: 20.15 uur; Toegang: 10 euro en 8 euro (jongeren).
Meer informatie en reserveren via www.dekamers.nl,
info@dekamers.nlDit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.
of 033-2012343.
'Altijd hetzelfde, daar hou ik van'
donderdag, 28 oktober 2010 06:42
Op woensdag 17 november spelen Lara Bellis en Mathieu Pater van Muziek & Therapie de voorstelling 'Altijd hetzelfde, daar houd ik van' in Theater De Kamers. Het is een voorstelling over hoe een autist communiceert met de wereld om hem heen. De voorstelling is geschikt voor alle mensen die werken of leven met kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS). Centraal staat de positieve invloed die muziek heeft op het welbevinden van mensen met autisme. De voorstelling begint om 20.15 uur.
De 16 jarige Sjoerd is autistisch. Hij houdt niet van onverwachte harde geluiden, maar wel van Knex, auto's, tante Juliëtte en zijn moeder. Sjoerd vindt het fijn als de dagelijkse dingen altijd hetzelfde gaan. Omdat dit niet altijd mogelijk is, loopt het contact met de mensen om hem heen moeizaam. Hoe moet Sjoerd met al die 'rare' mensen omgaan en hoe doen die mensen dat met hem?
Sjoerd houdt er ook niet van om nieuwe dingen te proberen, maar als er op een doordeweekse dag zomaar ineens een groot zwart ding in de woonkamer staat, wekt dat uiteindelijk toch zijn belangstelling. Wie had kunnen bedenken dat dat onbekende ding zoveel gevolgen zou hebben voor iedereen...
Datum: woensdag 17 november; Locatie: De Kamers, Wezeperberg 1, Amersfoort (Vathorst); Tijd: 20.15 uur; Toegang: 10 euro en 8 euro (jongeren).
Meer informatie en reserveren via www.dekamers.nl ,
info(A)dekamers.nl
Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.
of 033-2012343.
Jeugdpsychiatrie Sophia 'over hele linie uitstekend'
Jeugdpsychiatrie Sophia 'over hele linie uitstekend'
De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis levert 'over de hele linie uitstekende en goed georganiseerde zorg' en is een voorbeeld voor andere instellingen. Dat stelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Beste twee De meeste kinder- en jeugdpsychiatrische klinieken in Nederland leveren zorg van voldoende kwaliteit, stelt de IGZ. Twee instellingen springen eruit: Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam en de Reinier van Arkelgroep, locatie Vught. Deze zijn goede praktijkvoorbeelden voor andere klinieken.
Meest kwetsbaar De inspecteurs onderzochten de zorg voor de meest kwetsbare kinderen met ernstige psychische problematiek of psychiatrische stoornissen. Deze kinderen zijn voor hun behandeling meestal aangewezen op klinieken van kinder- en jeugdpsychiatrie.
Gezondheidsschade Gezondheidsschade tijdens de behandeling kan worden veroorzaakt door een onzorgvuldig insluitingsbeleid (separeren, afzonderen of op een andere wijze opsluiten) en slecht medicatiebeleid. Ook het ontbreken van een eenduidige visie op de bejegening, opvoeding en behandelingsmogelijkheden kan zulke schade veroorzaken. Daarom richtte het onderzoek van de inspectie zich op deze drie thema's.
Voortvarende aanpak Sinds 2001 is er veel verbeterd, constateren de inspecteurs. Medewerkers en bestuurders zetten zich voortvarend in om het aantal insluitingen en de duur ervan terug te dringen. Ook hebben ze oog voor het verantwoord verstrekken van geneesmiddelen. Doorgaans worden opgenomen kinderen en jongeren vanuit een eenduidige pedagogische visie bejegend en behandeld, blijkt uit het onderzoek.
Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis krijgt van de inspectie de hoogste beoordeling van zestien instellingen: 100%-goed. Ook de Reinier van Arkelgroep haalt deze maximale score.