Rouvoet kan geen knopen doorhakken in de jeugdzorg
Rouvoet kan geen knopen doorhakken in de jeugdzorg
Bron: Zorg en Welzijn; 2 maart, 2010
De Toekomstvisie jeugdzorg van minister Rouvoet is vertraagd door de val van het kabinet. Maar echte besluiten over de toekomst van de jeugdzorg zullen niet worden genomen. Het visiedocument komt er, de discussie over de jeugdzorg moet doorgaan.
Het debat over de toekomst van de jeugdzorg zal op een andere wijze en op een later tijdstip worden gevoerd. Aldus Ruben van Dorssen, woordvoerder van het ministerie voor Jeugd en Gezin. Het visiedocument over de toekomst van de jeugdzorg van minister Rouvoet was dichtbij de afronding toen het kabinet viel. Het standpunt waar wij aan werken komt er en wordt naar de Tweede Kamer gestuurd. Maar echte besluiten zullen er niet worden genomen.
Standpunt Al voor de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg in november vorig jaar, kondigde minister Rouvoet van Jeugd en Gezin aan in februari 2010 met een standpunt te komen over de toekomst van de jeugdzorg. Inmiddels is het document bijna klaar, maar heeft het een groot deel van zijn gewicht verloren nu een demissionair kabinet geen vergaande besluiten meer zal nemen.
Discussies In het veld en in de politiek zijn flinke discussies gevoerd over de richting die de jeugdzorg op moet. Steeds terugkerende wachtlijsten, de rol van de Centra voor Jeugd en Gezin en discussies over wie er nu beleidsverantwoordelijk is: gemeente of provincies, zetten de jeugdzorg voortdurend in de schijnwerpers. Minister Rouvoet was van plan zijn visiedocument rond april in de Tweede Kamer te bespreken om vóór de zomer besluiten te nemen over de toekomst van de jeugdzorg. Met de val van het kabinet is dat scenario van de baan.
Werkgroep Het risico van een nieuwe discussie over de toekomst van de jeugdzorg nadat een nieuw parlement wordt gekozen, acht Van Dorssen niet groot: De parlementaire werkgroep van de Tweede Kamer die de jeugdzorg onder de loep neemt, bestaat uit alle politieke partijen. De werkgroep zal in april met een verslag komen. Er zijn wel verschillende visies in detail tussen partijen, maar in grote lijnen is er wel overeenstemming over het pad dat de jeugdzorg in de toekomst moet volgen.
Een groot deel van de jongeren dat te maken heeft met de jeugdzorg vindt dat ze niet serieus genomen wordt. Dat blijkt uit een onderzoek van Defence for Children. Bijna driekwart van hen zegt dat de gezinsvoogd niet goed bereikbaar is, 60 procent geeft aan niet met een deskundige te hebben gesproken voor ze uit huis werden geplaatst.
Verslaggever Martijn van der Zande sprak met een ervaringsdeskundige.
Volgens Defence for Children voelen de jongeren zich vaak niet serieus genomen door medewerkers van jeugdzorg. Een van de jongeren schrijft: "Ik zou willen dat je wat meer inspraak hebt als jongere, soms kan het niet dat snap ik, maar het zou fijn zijn als er wel serieus naar je geluisterd wordt, of het in ieder geval in overweging genomen wordt".
De jongeren zeggen ook dat ze willen dat de gezinsvoogd vaker komt, hun naam kent en afspraken nakomt. Het onderzoek is vandaag aangeboden aan Tweede Kamerlid Pierre Heijnen van de werkgroep Toekomstverkenning jeugdzorg. Defence for Children heeft dit onderzoek gedaan omdat ze vindt dat jongeren te weinig zijn gehoord bij de evaluatie van de jeugdzorg.
Tweede Kamer wil meer weten over kritiek op uithuisplaatsingen
Tweede Kamer wil meer weten over kritiek op uithuisplaatsingen
door Anne Boer. maandag 08 februari 2010 | 19:36 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 19 februari 2010 | 10:43
Bron:De Stentor
Marion Greveling, links met het blonde haar, in actie tijdens een bijeenkomst van de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg. Foto: Anne Boer
DEN HAAG/ZWOLLE - Marion Greveling uit Zwolle heeft vandaag in het gebouw van de Tweede Kamer uitgebreid de gelegenheid gehad haar zegje te doen over jeugdzorg. Ze was naar aanleiding van een verhaal in deze krant uitgenodigd door de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg.
Deze werkgroep van acht Kamerleden onderzoekt problemen in de jeugdzorg om volgende maand goed beslagen ten ijs te komen als het kabinet zijn standpunt presenteert over de staat van de jeugdzorg en eventuele wijzigingen. De werkgroep praat met allerlei mensen die met jeugdzorg te maken hebben, zoals kinderen, ouders, gezinsvoogden en mensen als Marion Greveling die ouders op vrijwillige basis bijstaan in hun strijd over beslissingen van jeugdzorg.
In Grevelings geval gaat het vaak om kinderen die in de ogen van hun ouders onterecht uit huis zijn geplaatst. De Zwolse gaf de werkgroep het advies te zorgen dat de ouders meer steun krijgen. "Als een kind uit huis is geplaatst staan ze er alleen voor en moeten ze het maar zien te redden. Dat is een ongelijke strijd."
Verder zei ze onder meer dat in haar ogen veel te veel kinderen onterecht en volgens haar soms zelfs zonder machtiging van een rechter uit huis worden gehaald. Ze gaf daar mondeling enkele voorbeelden van. De werkgroep vond dat schokkend verhalen, 'dat ons voorstellingsvermogen' te boven gaat en vroeg daarom om papieren bewijzen. Greveling heeft beloofd dat ze de werkgroep daarvan gaat voorzien.
Woensdag zit ze weer om tafel met parlementariërs om te praten over een gezin dat als gevolg van een persoonsverwisseling in grote problemen zou zijn gekomen. De vader in dit gezin werd volgens Marion op basis van politiegegevens aangemerkt als een pedofiel, terwijl dat een andere man bleek te betreffen met dezelfde naam.
Bron: Volkskrant AMSTERDAM - Bij de helft van de zaken van kindermishandeling of misbruik die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) worden onderzocht, klopt de diagnostiek niet.
Artsen, jeugdzorgmedewerkers of justitie hebben in deze zaken fouten gemaakt en op onjuiste gronden hun conclusies getrokken. Dat zegt forensisch arts Rob Bilo, een van de weinige medisch deskundigen in Nederland op dit gebied, zaterdag in het radioprogramma Argos.
Dubieuze diagnostiek
Als het gaat om de duiding van lichamelijk letsel, kun je bij één op de twee gevallen toch je twijfels hebben, aldus Bilo. Ook bij seksueel misbruik gaat het om dubieuze diagnostiek bij zon één op de twee zaken. Dit leidt ertoe dat kindermishandeling over het hoofd wordt gezien of in andere gevallen onterecht wordt vastgesteld.
Soms wordt bijvoorbeeld aangifte gedaan van seksueel misbruik op basis van roodheid die artsen zien in de schaamstreek, zegt hij. Maar achteraf blijkt soms dat deze kinderen een huidafwijking heben, waardoor ze op die plek gemakkelijker bloeden.
Verder worden soa-testen soms verkeerd uitgevoerd. Gonorroe moet je bij een kind anders testen doen dan bij een volwassene. Anders krijg je een vals-positieve uitslag. Dat zien we één of twee keer per jaar langskomen; ouders worden soms dagen verhoord. Dat heeft grote gevolgen. Ook zag hij ooit een dossier van een baby met zeer veel gebroken botten. De ouders waren onder meer weggekomen met de verklaring dat het kind zich had omgedraaid en tussen de bedspijlen was gekomen. Volgens hem gaat het om lichte tot zeer ernstige fouten. In een deel van de gevallen klopt de eindconclusie, maar is die wel op onjuiste gronden getrokken.
Fysiek mishandeld
Jaarlijks worden naar schatting 20 duizend kinderen fysiek mishandeld, en 5.000 seksueel misbruikt. Het NFI beoordeelt per jaar zon 50 strafzaken op dit gebied en doet ruim 100 consulten.Het probleem is dat onafhankelijke medische diagnostiek in Nederland zo goed als ontbreekt, zegt Bilo. De problemen worden wel gesignaleerd, en er wordt ook behandeld, maar daartussen zit een gat: de diagnostiek. Bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) werken wel vertrouwensartsen, maar die doen geen lichamelijk onderzoek. Ook bij de kinderbescherming werken geen artsen.
Het is van belang dat er geen directe relatie is tussen onderzoeker en gezin, zegt hij: Als een hulpverlener een gezin kent, gaat hij eerder mee in het verhaal. In Nederland zijn nu slechts vier onafhankelijke medisch specialisten op dit gebied. Hulpverleners overschrijden grenzen, stelt Bilo: Een hulpverlener die niet medisch geschoold is moet geen uitspraken doen over lichamelijke afwijkingen. Dat gebeurt wel en dat baart mij ernstige zorgen. Medische gegevens moeten door een medicus beoordeeld worden en niet door een maatschappelijk werker.
door Anne Boer anneboer@destentor.nl. vrijdag 08 januari 2010 | 08:31 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 19 februari 2010 | 10:41
Tekstgrootte
Archieffoto ANP Photo
APELDOORN/ZWOLLE/DEVENTER - Er wordt massaal gereageerd op onze oproep een mening te geven over ervaringen met Jeugdzorg. Ruim honderdvijftig mensen hebben tot dusver laten weten wat ze vinden, van wie er iets meer dan vijftig het vragenformulier (Jeugdzorg, juk of steun?) op onze website invulden.
De tussenstand - op basis van de volledig ingevulde vragenformulieren - is dat Jeugdzorg een dikke onvoldoende krijgt.
Het gemiddelde cijfer ligt op een 2,2 met als voornaamste kritiek dat Jeugdzorg zich arrogant opstelt, niet luistert, slecht onderzoek doet naar feiten en omstandigheden, manipuleert met feiten, niet duidelijk genoeg is naar ouders en beloften niet nakomt.
Wat opvalt is dat tot dusver nauwelijks iemand reageert die positieve ervaringen wil melden. Een vrouw die na relatieproblemen met Jeugdzorg in aanraking kwam, is een grote uitzondering. Zij geeft het cijfer 9. Als er verder al hogere cijfers worden toegekend, zijn die van werkers in de jeugdzorg, maar ook zij komen niet verder dan een 7. Werkers in de jeugdzorg komen wel met veel voorstellen voor verbetering, zoals een andere taakomschrijving voor voogden, minder bureaucratie, beter toezicht, minder jeugdig personeel en betere voorlichting. Iemand zegt: Jeugdzorg bestaat helemaal niet. Het is een grote chaos van zeer verschillende instellingen die allemaal autonoom hun eigen ding doen. "Ik heb meegemaakt dat veertien mensen zich bezighielden met een gezin en van elkaar niet wisten wat ze deden." Meerdere mensen stellen een totale reorganisatie van de instelling voor. "Het systeem regeert en kwaliteitsbeoordeling slaat door in protocollen in plaats van kwaliteit van leven van kind en gezin.'' Een van de vragen in het formulier is: wat moet er beter? Meest gehoord tot dusver: mensen in dienst nemen die begrijpen hoe iemand zich voelt als kinderen onder toezicht komen of zelfs uit huis worden geplaatst en wat het betekent voor de kinderen zelf. Verder wordt breed gevraagd om meer vriendelijkheid, begrip en menselijkheid. ,,Kinderen zijn geen nummer en ouders die hulp vragen geen dader.''
Opvallend is dat uit veel reacties blijkt dat oudere werknemers van jeugdzorg beter overkomen dan jongere. Veelgehoorde opmerking: Ze zijn te jong om te oordelen en theorie is geen praktijk. De reacties komen van (groot)ouders, kinderen, hulpverleners, buren. De meesten zijn na een echtscheiding of na een eigen verzoek om hulp met jeugdzorg in aanraking gekomen.
door Anne Boer. dinsdag 09 februari 2010 | 20:48 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 19 februari 2010 | 10:43 Bron: De Stentor
DEN HAAG - Worden kinderen uit huis geplaatst op basis van onjuistheden en onvolledigheden in rapporten van kinderbescherming en bureaus Jeugdzorg? Die vraag wil de fractie van het CDA in de Tweede Kamer zo snel mogelijk beantwoord hebben van minister Rouvoet van Jeugd en Gezin.
De regeringspartij bepleit op voorhand serieus en onafhankelijk onderzoek naar individuele gevallen waarin de rapporten niet zouden deugen.
Volgens Kamerlid Ine Aasted-Madsenvan Stiphout regent het klachten over dit onderwerp. "Hierdoor voel ik me genoodzaakt vragen te stellen aan de minister en niet de evaluatie van de jeugdzorg af te wachten op dit punt."
De CDA'er reageert onder meer op beschuldigingen van Marion Greveling uit Zwolle in deze krant, die ze maandag heeft herhaald voor een parlementaire werkgroep die de jeugdzorg onderzoekt.
"Maar ik heb zelf ook veel gesprekken met ouders gehad die mij hetzelfde vertellen. Het is een onderwerp dat veel mensen bezig houdt. Dat merk ik ook aan reacties in mijn mailbox en op Hyves."
Ine Aasted-Madsenvan Stiphout wil van Rouvoet weten wie zorg draagt voor waarheidsvinding alvorens vergaande maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgesproken. "In de beantwoording van schriftelijke vragen over een escalatie tussen pleegouders en Bureau Jeugdzorg geeft Rouvoet aan dat hij niet ingaat op individuele casuïstiek. Datzelfde horen we van de Inspectie Jeugdzorg. Wie houdt zich in Nederland dan wel bezig met individuele casuïstiek binnen de jeugdzorg, als men het functioneren van de jeugdzorg aan de orde wil stellen", vraagt het CDA-Kamerlid zich af.
Andere vragen die het CDA stelt zijn bij welke onafhankelijke partij ouders terecht kunnen om een dossier tegen het licht te laten houden, eventueel aanvullende informatie te laten vergaren en opnieuw te laten beoordelen met een bindend advies; of de minister bereid is onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze individuele casuïstiek, waar ouders en kinderen mogelijk op basis van onjuistheden en onvolledigheden van elkaar gescheiden zijn en hoe de minister gaat voorkomen dat in de toekomst zaken als feit in rapportages worden opgenomen, zonder dat daarbij waarheidsvinding heeft plaatsgevonden?