De swingende
stratenmakers
De heer en mevrouw de Groot woonden in een rustige straat in
Zaandam Meneer de Groot was al dertig jaar lang
werkzaam als boekhouder bij een lokaal automobielbedrijf. De
kinderenwaren reeds de deur uit en de Groot en zijn echtgenote leefden een
sober en kalm leven. Ze luisterden graag naar klassieke muziek, keken getweeën
vaak naar een detective serie op de televisie en genoten in hun knusse huisje
elke nacht van een weldadige nachtrust. Een unicum in een stad die dag en nacht
geteisterd wordt door onverwachte herrie en verkeerslawaai. Maar op een dag was er duidelijk sprake van
een verandering in hun kalme rustige bestaan. Ze werden toen plotseling des
morgens gewekt door het geronk en gedreun van machines voor hun huisdeur. Het echtpaar draaide zich een paar maal om in
bed, probeerde de slaap opnieuw te vatten doch dat wilde niet meer lukken.
Toen de heer de
Groot zich voldoende had geërgerd aan de rot herrie voor zijn huis, met een
boos gezicht uit bed stapte en de gordijnen van de slaapkamer open rukte teneinde
zich van de oorzaak van het geluidoverlast op de hoogte te stellen, zag hij tot
zijn verbazing een grote gele shovel van een plaatselijke aannemer voor zijn
tuinhekje staan. De machinist van de machine was bezig voor hun huis de
straatklinkers uit het wegdek te halen.
Krijg nou wat,
zei hij terwijl hij een snelle blik op de klok wierp die op de spiegeltafel in
de slaapkamer stond en zeven uur aan gaf. Zijn echtgenote uitte meteen met een
geagiteerde kreet haar ongenoegen over de herrie buiten en het openen van de gordijnen.
Doe die rot
gordijnen dicht en hou als je belieft je kop, Koos. Laat mij nog effe slapen! Ze
trok een kussen over haar hoofd en probeerde vervolgens de slaap weer te
vatten.
Koos liep mokkend door de slaapkamer. Het was verdomme pas zeven uur en nog wat schemerig
buiten.
Verkwisting van
overheidsgeld is het, zeg ik je, orakelde Koos tegen zijn echtgenote Ans die
zich inmiddels weer had omgedraaid en nu ook de dekens over haar hoofd had
getrokken. Koos liep de slaapkamer uit en begaf zich naar beneden om een ketel
water op te warmen. Intussen waste hij zich even snel in de badkamer en rilde
bij de aanraking van het koude water. Toen de fluitketel aangaf dat het
theewater gereed was hoorde hij buiten opeens een geluid dat hij nog niet
eerder had waargenomen. Een soort gedreun dat herinneringen in hem opriep over
een documentaire over berggorillas in Kenia. Een documentaire die hij toen
samen met Ans voor de buis had zitten bekijken. Maar nu hoorde hij dat zelfde
soort apengeluid op straat, bij hem voor de deur, notabene
Koos trok de
gordijnen van de .woonkamer open en staarde naar buiten.
Precies voor zijn laag geknipte ligusterhaag die hun
voortuin markeerde van die van de buren stond een soort vierkante open kist op
het trottoir te trillen. De kast liet om zeven uur in de ochtend een dreunend harde
bonk, bonk, bonk, van een basedrum horen. Het werk van de stratenmakers kon
kennelijk alleen op het ritme van de, kennelijk van die berggorillas afgeleide
,,Hip Hop herrie,, plaatsvinden
Koos
!
schreeuwde Ans vanaf de bovenverdieping naar hem. Laat ze die rotherrie
zachter zetten. Ik word hier verdomme helemaal gek van. Het is nondesju, nog
maar zeven uur. Zijn die gasten nu helemaal van de pot gerukt!
Koos zette zijn
net ingeschonken kopje thee neer, trok zijn tot op de knieën afzakkende
pantalon op, trok de riem strakker aan en liep aldus in pantalon met daarover
zijn pyjamajasje naar buiten teneinde de heren stratenmakers te verzoeken wat minder
herrie te maken.
Toen hij de
voordeur open deed viel zijn mond gelijk van verbazing open. Een drietal langharige
jonge stratenmakers, gekleed in merkwaardige kleurrijke kleding, stond op het
ritme van de basedrums te shaken op het trottoir. Ze hadden alle drie een soort
rood/geel/groene muts op hun hoofd. Ze droegen een gekleurd hemd, een
jeanspantalon en zwarte hoge werkschoenen.
De straat lag
reeds een paar meter open. Een oudere stratenmaker, een man van inde vijftig
jaar, was als enige druk aan het werk om straatstenen in het zand te leggen. De
andere drie waren duidelijk van Antilliaanse of Jamaicaanse afkomst. Donkere
koppen die een sigaret of, te ruiken aan de lucht om hen heen, al zo vroeg in
de morgen een jointje rookten. Hun lichamen bewogen zich ritmisch, op de plaats
staande, heen en weer terwijl ze hun ogen gesloten hielden.
Hé, stelletje eikels
,
krijg ik nu eindelijk nog wat zand of moet ik het verdomme zelf gaan halen, schreeuwde
de stratenmaker op het openliggende deel van de straat tegen het dansende
drietal.
Yes mon, riep
een van de drieling op het trottoir, terwijl hij zich moeizaam bukte om de
omgevallen kruiwagen te vatten. Hetgeen pas na enkele pogingen lukte. Hij liep
er waggelend mee weg naar de verder gelegen zandbult. Er kwamen wat meer
omwonenden op het geluid af. Sommige mensen raakten met de stratenmaker in het
zand in een felle discussie verwikkeld.
Sorry mensen, jullie
hebben gewoon gelijk. Ik stoor me ook aan die herrie maar ik kan er ook niets
aan doen dat de gemeente me deze drie eikels heeft meegegeven. Als u klachten
heeft moet u maar even naar openbare werken van de gemeente Zaandam bellen. Dan
wordt het misschien opgelost en krijg ik misschien ook echt personeel om me te
helpen in plaats van deze gestoorde 'rastafari' gasten.
Er was intussen
wat meer verkeersherrie bijgekomen. Mensen startten hun auto om naar hun werk
te vertrekken hetgeen voor de dansers aanleiding was het geluid van de radio
nog wat harder te zetten.
Het lijkt
verdomme wel of we hier in die rottige Paradiso jointtempel in Amsterdam zitten
in plaats van in Zaandam. Schreeuwde een buurman van Koos boven de tering herrie
uit. Terwijl de discussie tussen
bewoners, stratenmaker en de drie niet aanspreekbare hulpen van de stratenmaker
hoog opliep en de radio wisselend uit en aan was gezet doorbuurtbewoners en het
dansende trio, kwam de opzichter van de gemeente een kijkje nemen. De man kwam precies op het goed moment. Juist
op tijd om te zien dat een van de dansers met een halfvolle kruiwagen met zand
moeizaam aan kwam zwingen. Hij was inmiddels kennelijk niet meer instaat om
rechtuit te lopen en zijn kruiwagen slingerde van links naar rechts. Hij moest
het zand bij de stratenmaker neer kiepen maar dat was duidelijk teveel
gevraagd. De man had uiteindelijk al reeds tien stappen gelopen en was al zichtbaar
moe, leek het wel. Hij zette opeens met een plof de kruiwagen neer, graaide in
de jaszak van zijn jeansjack en haalde er een nieuwe joint uit. Die had hij
kennelijk reeds in zijn zak in voorraad. De man stak de joint in de mond, stak
hem aan en inhaleerde toen diep. Yea
, I like this mon, orakelde hij vervolgens in zijn Jamaicaans
dialect. Hij pakte kordaat de kruiwagen weer op en kieperde vervolgens de
voorraad zand gewoon op het trottoir, precies voor het tuinhekje en het tuinpad
van Koos.
Hé
, klootzak,
wat doe je nou, tierde Koos. Dat zand moet
je niet bij mij neer donderen maar daar verder op, bij je chef, daar in het
midden van de straat, stomme Rasta eikel, schreeuwde Koos boos uit. Zijn
gramschap was natuurlijk wel terecht net als de verontwaardiging van de stratenmaker
die zich in het zand van het openliggende wegdek op de knieën zat te ergeren. De gemeentelijke opzichter had inmiddels
genoeg gezien en gehoord. Hij liep terug
naar zijn auto waarna na enig heen en weer bellen de drie nietsnutten werden afgevoerd.
Ze bleken in het kader van een werkproject voor voormalige toegelaten asielzoekers
als hulpjes te zijn aangesteld door de gemeente. Werken wilden en konden ze
niet. Blowen echter des te meer.
Het is, zoals ik
steeds zeg, mensen. Verkwisting van overheidsgeld is het, zeg ik je, zei Koos,
nog altijd boos over de verstoring van zijn ochtendrust, tegen de nog aanwezige
belangstellenden die echter hun schouders ophaalden en vervolgens hun huizen
weer binnen traden.
© Leonardo