Een ijzig
koude Franse winterdag.
Februari,
heel lang geleden
De gure noordenwind
huilde om het huis heen en deed de luiken kreunen in hun scharnieren.
Atmosferische drukverschillen zorgden er voor dat de grote ramen van de
woonkamer af en toe zelfs wat bewogen. Het stormde en sneeuwde die middag. De sneeuw
viel overigens al ruim een uur lang in
een gestaag tempo naar beneden, maar werd thans opgejaagd door de verraderlijk
draaiende wind hetgeen tot resultaat had, dat er zich rap een laagje van enkele
centimeters op de grond had gevormd. Ik
had het geluk gehad om juist voor de neervallende sneeuw, de honden uit te
kunnen laten in het om onze woning heen liggende stuk weiland. De snijdende
koude noordenwind deed me buiten rillen terwijl mijn toch dikke lerenjas die me
toch goed tegen de kou diende te beschermen zelfs onvoldoende bescherming
bood. Het leek buiten wel een Siberisch
landschap. De temperatuur was in enkele dagen van plus tien graden naar min
negen graden gedaald. Weer dat je op deze breedte van Frankrijk eigenlijk niet
zou verwachten, maar met die gedachten had de natuur niets te maken, zo bleek
vandaag maar weer. De honden hadden
nergens last van, naar het scheen. Ze renden en blaften en roken belangstellend
aan elk hekpaaltje. Na enkele minuten
kou lijden vond ik het wel genoeg. Ik riep de dames naar me toe en daalde met de
hondendames de heuvel af naar ons gerieflijk warme woning.
Met een
glas cognac in mijn hand staarde ik enkele minuten later naar buiten en liet onwillekeurig
mijn gedachten wat afdwalen. Het was de eerste echte koude winter sinds vele
jaren die we hier, in ons zuidelijke deel van Frankrijk meemaakten. En dat,
terwijl de Franse meteo-dienst, toch op de televisie dit noodweer niet had voorspeld.
Wel dat het kouder zou worden, en af en toe zelfs een sneeuwvlokje zou kunnen
vallen, maar ze repten zich niet over dit stormachtige koude rotweer. Met een
zakdoek veegde ik de inmiddels wat beslagen onderste ruiten van de salon wat
droog. Enkele bewegende lichtflitsen in de verte deden me opkijken. De
lichtflitsen gaven aan dat er toch nog een auto probeerde de gladde besneeuwde
weg te berijden die op zon honderd vijftig meter voor ons huis liep. Een
gevaarlijke rit, dacht ik bij mijzelf.
Niet alleen om met al die sneeuw met de auto omhoog te komen, maar vooral ook
om straks weer af te dalen op die gladde weg. Ik zag in mijn gedachten die auto
al van de weg glijden in een van de vele haarspeldbochten en in een greppel of in een ravijn naast de weg terechtkomen.
Gelukkig waren het maar dromerige gedachten en gespeend van actuele realiteit, maar toch: zoiets zou uiteindelijk
zomaar kunnen gebeuren onder deze bare winterse omstandigheden.
Ik
wendde me van het raam af en nam plaats in een van de grote lederen fauteuils. Het
was lekker warm in de salon. De twee grote houtkachels verspreidden een
weldadig aanvoelende warmte op mijn lijf welk gevoel van heerlijke behaaglijke huiselijkheid
nog extra werd versterkt door het goudkleurige weldadige vocht in mijn glas.
Niet dat ik een echte drinker ben, dat in het geheel niet, maar op die koude middag in februari liet ik me dit verwarmende
godendrankje goed smaken. In de verte zag ik, vanuit mijn zetel, weer een auto
zich een weg banen door de sneeuw die op sommige plaatsen al tot grillige mini sneeuwduinen
was opgewaaid. Nu moet u als lezer weten
dat onze Franse woning op een flinke heuvel lag waardoor we vanuit onze salon
een groot deel van het omliggende heuvellandschap konden overzien. Maar dat lukte niet op die februari middag. Sneeuw
en grauwheid kenmerkten de omgeving waardoor er van een wijds uitzicht geen
sprake was. De op zon honderd vijftig
meter afstand voor onze tuin lopende doorgaande weg was net nog vaag zichtbaar.
Ik had
medelijden met de vele witte Charolais koeien die nog steeds in die koude en
sneeuw op het land waren. Ze konden er overigens best wel tegen zei een buurman
ooit tegen mij, maar ik kon mij echt niet goed voorstellen dat die beesten het
prettig vonden in die sneeuw. Ze stonden met zˈn allen bij het grote metalen toegangshek, met de koppen wat gebogen en de
billen in de wind, onbeweeglijk in de kou te staan. Zelfs de uitgeschudde baal
hooi die de boer bij het hek had neergegooid lieten ze gedurende het sneeuwen met
rust. Rotleven hebben die beesten, dacht
ik bij mijzelf. Het werd inmiddels snel
donker. Slechts met enige moeite lukte het mij om nog enkele meters voor me uit
te kijken. De weg was al niet meer te
onderscheiden in het donker. Uiteindelijk stond ik op uit mijn luie
comfortabele zetel, zette mijn lege glas op het bijzettafeltje en legde
mijn krant in de fauteuil neer. Een heerlijke geur van gebraad trof mijn
neus. De geur kwam vanuit de keuken de salon binnen en bracht mijn dromerige
gedachten weer rap terug naar het heden. De tafel moest nog worden gedekt, een
taak die ik op me had genomen. Hoever ben je met het tafeldekken? riep mijn
echtgenote even later vanuit de keuken.
Ben bijna klaar met tafeldekken, riep ik
terug. Moest ik me warempel nog haastten
ook. Buiten was het inmiddels volledig donker geworden. Ik kreeg de indruk dat
het sneeuwen was gestopt, doch de wind huilde nog steeds onverkort om het huis.
Ik liep de naar beneden wegdraaiende stenen trap af naar de kelder om een
passende fles rode wijn op te halen, waarna ik bij terugkomst in de kamer een
laatste blik in het donker naar buiten wierp, alvorens de fles wijn open te
trekken en deze te laten chambreren alvorens de wijn straks bij de maaltijd te
nuttigen.
Winter
in Frankrijk. Elk jaar weer anders en nooit volgens afspraak te plannen op de
tijd dat het jou het beste uitkomt. De bizarre,
grillige Franse natuur , doet gewoon wat ze zelf wil. Daar kun je niet anders
dan je eigen bij neerleggen, alhoewel ik toen wel hoopte op betere en
vooral warmere dagen.
©
Leonardo