Het oude kerkhof bij het
kasteel.
Verscholen in ˈt lommer van het
voormalige oude kasteel.
Overwoekerd door kruiden,
planten en mossen.
Waar kinderen soms met bromfietsen
crossen.
Zerken van steen; in
grauwe grijze kleuren. Namen
van doden nog slechts met
moeite herkenbaar.
Gele wilde bloemen
kleuren en geuren; doch viltstiftletters
vormen tevens een ultiem
gebaar. Deze dodenplek interesseert
mensen niet zo veel meer.
De oude graven van vele
honderden jaren slechts
opgesierd door
brandnetels en grassen. Stel mannen
die op een zerk zitten te
klaverjassen. Twee dames
laten hier hun honden uit,
terwijl hun kinderen
gillen, schreeuwen en springen
van graf tot graf.
In hun onschuldige drang tot
spelen worden de graven
ongewild vaak ernstig
onteerd. Maar des avonds laat,
als de rust is wedergekeerd.
De geesten van de doden
zich hergroeperen. De mensen
zich van deze dodenplaats afkeren,
klinkt hoog in de bomen
het fraaie, felle gezang
van een nachtegaal over
deze dodengrond.
Waarna vervolgens, begeleid
door het ritme der blaren,
opeens al het leven weer snel
komt te bedaren.
© Leonardo